De tijd waarin archief beperkt werd tot wat binnen de vier muren van de archiefinstelling past, is voorbij, als die ooit al bestaan heeft. Vandaag is archief werkelijk alomtegenwoordig. Het gaat niet meer over die fractie van informatie die vastgelegd wordt in officiële bewaarinstellingen. We hebben het ook over persoonlijke digitale archieven die geaggregeerd zijn in clouds (maar waar bevindt dat datacenter zich eigenlijk?), van sociale media-applicaties en zogenaamd geëncrypteerde informatie, over online community-archieven tot het menselijke brein zelf. Waar is er geen archief? Ondanks deze alomtegenwoordigheid erkennen we onvoldoende de implicaties hiervan. Nochtans noemen wij ons informatieprofessionals en dit onze sector. Welke informatie beheren wij dan? Welke informatie laten we links liggen, en wie beheer(s)t die informatie dan wel?
Dat is potentieel problematisch. Neem nu artificiële intelligentie (AI); het is duidelijk dat AI niet langer een kwestie is van ‘het komt eraan’. Het is er en heeft meer impact dan we ons soms realiseren. AI heeft al ongelooflijke resultaten opgeleverd, bijvoorbeeld in de medische wereld, zoals in het het geval van Gert-Jan Oskam, die dankzij AI, ondanks een dwarslaesie, opnieuw kan lopen. AI is echter niet alleen fascinerend, maar ook beangstigend en bedreigend, zoals Verne Harris ons liet zien tijdens zijn keynote op Informatie aan Zee. Dat AI een menselijk brein kan lezen, en zo kan leren wat iemand denkt, is indrukwekkend. Maar wat als AI iemands ideeën kan beïnvloeden, onbewust of zelfs onderbewust, ook in vitro? En wat als dat gebeurt door bedrijven met commerciële of zelfs ideologische belangen, in een maatschappij die nog geen passend kader uitgevonden heeft?