De grote nood

META Nummer 2023/4

De grote nood

Geschreven door Piet De Keyser
Gepubliceerd op 13.06.2023
IMPORTANT
Ger Schmook, thuis in de Volhardingstraat. Close-up. (1966) Bron: Letterenhuis, Antwerpen. © Roland Minnaert.

Niet voor niets noemde de VVBAD haar scriptieprijs naar Ger Schmook (1898-1985). Hij was een van de belangrijkste figuren uit de Vlaamse bibliotheekwereld. Dat maakt ons nieuwsgierig naar zijn ideeën over de openbare bibliotheek.

De grote nood

In 1969 publiceerde Ger Schmook het boekje De grote nood aan openbare bibliotheken in België. We zijn het ondertussen gewoon om de openbare bibliotheken te zien als een aangelegenheid van Vlaanderen – de Belgische overheid heeft er niet langer iets mee te maken – maar in 1969 werden ze nog gereglementeerd door de Belgische wet-Destrée van 1921. Als er iets zou veranderen, dan zou het tegen die achtergrond moeten gebeuren door een nieuwe wet. Daar ging Ger Schmook althans blijkbaar van uit, hoewel het merendeel van zijn voorbeelden eigenlijk over Vlaanderen gaat.

Context van de jaren zestig

De zestiger jaren van de twintigste eeuw vormden een decennium van economische opleving, met nagenoeg volledige tewerkstelling. Bedrijven hadden er belang bij dat hun personeel zich bleef bijscholen om alle technische evoluties te kunnen opvangen. Schmook ergert zich er in het bijzonder aan dat blijkbaar niemand vond dat de openbare bibliotheken daar een rol bij konden spelen. Het is begrijpelijk dat hij het wagentje van de bibliotheken aan de trein van de sociaal-economische realiteit wilde aanhaken, maar misschien was dat toch een illusie. Permanente vorming en levenslang leren was toen – en is nu nog – in de eerste plaats een zaak van opleidingen in bedrijven en in de volwassenenvorming, niet van persoonlijke studie aan de hand van bibliotheekboeken. De jaren zestig zien we ook duidelijk in wat Schmook als de voornaamste concurrenten van de bibliotheken beschouwt: massamedia als radio en tv en het goedkope pocketboek.

De Wet-Destrée

De voor- en nadelen van de wet-Destrée zijn bekend (zie META 2021/6): iedere gemeente moest een bibliotheek hebben, maar ze kon ook een bestaande (ideologisch gekleurde) private bibliotheek erkennen. Op die manier bleef de deur voor de verzuiling in het bibliotheeklandschap openstaan. Schmook merkt op dat de ‘vrijheid’ die hier aan de gemeenten geboden werd, eigenlijk hun onmacht betekende.

IMPORTANT

Er was geen sprake van een hiërarchisch geordend bibliotheeklandschap waarin de grotere steden diensten verleenden aan de omringende gemeenten. Als er al samenwerkingen waren, ging het vaak om bibliotheken met dezelfde ideologische achtergrond. Bovendien waren de eisen die gesteld werden aan het bibliotheekpersoneel te licht: te veel personeel kon gebruikmaken van de vrijstelling van de verplichte bibliotheekopleiding. Schmook hekelt de praktijk van de “nevenambtelijke bibliotheekactiviteit als overuren van een full time [sic] betrekking van niet-bibliothecaire aard, en meer bepaald van het onderwijs!” (p. 44).

Wat wilde Schmook eigenlijk?

Voor Schmook moesten de bibliotheken door de overheid, in casu de gemeenten, georganiseerd worden en moesten ze pluralistisch zijn. Het personeel moest opgeleid zijn in een degelijk uitgebouwde bibliotheekopleiding. De overheid moest voldoende financiële middelen ter beschikking stellen, maar een volwaardige bibliotheekservice kon volgens hem alleen geboden worden door gemeenschappen van 40.000 tot 50.000 inwoners; de kleinere gemeenschappen konden dan op die grotere bibliotheken een beroep doen om hen bij te staan, waarvoor die op hun beurt dan ook weer de nodige subsidies zouden moeten ontvangen. Hij liet nog wel de deur op een kier voor de vrije bibliotheken, hoewel die in principe slechts aan een deel van de gemeenschap diensten verleenden. Ze konden ‘aanleunen’ bij de openbare bibliotheek, maar uiteindelijk konden ze maar beter de rol van filiaal van de openbare bibliotheek op zich nemen. Het zijn allemaal elementen die we terugvinden in het decreet van 1978, waarmee gemeenten gedwongen werden een openbare bibliotheek op te richten en fatsoenlijk uit te rusten. Dat ze daardoor nog lang niet onmiddellijk aan de slag gingen, weet ik maar al te goed als inwoner van de gemeente die de bedenkelijke reputatie geniet om als allerlaatste in Vlaanderen een openbare bibliotheek op te richten, en wel in 2006. Bijna drie decennia na het decreet dus.

Kronkelende stijl

Als conservator van het Museum van de Vlaamse Letterkunde (nu het Letterenhuis) publiceerde Schmook een groot aantal studies over vooral negentiende-eeuwse Vlaamse letterkunde. Hij bezat ook een enorme belezenheid in internationale literatuur en cultuur. Dat alles steekt her en der de kop op in zijn tekst, met verwijzingen naar auteurs die ons nu niet zoveel meer zeggen, vrees ik. Zijn stijl kan ik alleen maar omschrijven als kronkelend en een beetje schreeuwerig: lange zinnen, met vele bijzinnen waarin een of andere nevenkwestie er ook nog eventjes bijgenomen wordt, tussenwerpsels met uitroeptekens en stukken zin in hoofdletters, rare woorden, enzovoort. Het draagt allemaal niet bij tot de leesbaarheid. Spijtig, want je zou het boekje anders verplichte literatuur kunnen noemen voor studenten in de bibliotheekopleidingen.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be