Horatius wist wat zijn gedichten waard waren: “Ik heb een monument opgericht, harder dan brons, belangrijker dan de piramiden, onverwoestbaar.” In onze tijd zou een schrijver niet zo gemakkelijk zijn eigen werk op die manier ophemelen. Dat wordt aan het nageslacht overgelaten. Er zijn diverse mogelijkheden. Een standbeeld voor een schrijver: Conscience op het gelijknamige plein, eigenlijk niet zo flatterend. Een genootschap kan ook, zoals bij Willem Elsschot. Dat houdt het werk van een schrijver levend tot lang na zijn dood. Een literaire wandeling behoort eveneens tot de mogelijkheden: langs de ijkpunten van de auteur in bijvoorbeeld een stad. Toch enkel weggelegd voor echt geliefde schrijvers. Men kan een bibliotheek naar een schrijver noemen. Het meest democratische eerbetoon lijkt toch het schrijversmuseum, naar het voorbeeld van de schilders. Toch zijn literaire musea niet helemaal evident.
Tentoonstellingen
Een eerste vraag is: wat is het belang van literaire musea? Moeten we schrijnen van literatuur in stand houden? Het antwoord is niet zo gemakkelijk te geven. Dat soort musea kost handenvol geld en het rendement ervan is onduidelijk.
Literair erfgoed bewaren en ontsluiten heeft zeker zin. Het leert ons hoe schrijvers een proces doorlopen voor ze tot een boek komen. De literaire biograaf op zijn beurt doet een beroep op die bronnen om zijn werk over een auteur te stofferen en op die manier een bijdrage te leveren aan de literatuurgeschiedenis. Een schrijversbiografie is, op een specifieke manier, ook een monument.