Deze ene zin resulteert in een ambitieus onderzoeksprogramma met tal van uitdagingen, waarbij de medewerkers vele hinderpalen moeten weten te omzeilen. Naast de technische uitdagingen van het opzetten van een instrument om de complexe en heterogene gegevens te verwerken, is het lokaliseren van relevante bronnen, die zeer verschillend zijn qua aard en toegankelijkheid, echter ook geen sinecure.
Daarnaast behandelt het projectteam vragen van metissen en hun nakomelingen die op zoek zijn naar informatie over hun afkomst. Dat aspect van het onderzoek verplicht het team om zowel ethische als juridische argumenten mee te nemen in hun overwegingen rond de mededeling van soms zeer gevoelige gegevens (bv. de identiteit van de biologische ouders, broers en zussen). Na anderhalf jaar geeft het projectteam hier geen exhaustieve presentatie van alle uitdagingen die zich voorgedaan hebben, maar maakt het een eerste balans op van de reflecties en oplossingen die tot dusver toegepast zijn.
Een heuristisch titanenwerk
Allereerst dragen een reeks historische, juridische en politieke factoren bij tot de complexiteit van het verzamelen en lokaliseren van archiefdocumenten over de metissen van de Belgische kolonisatie. Het ‘mulattenprobleem’, zo genoemd door de Belgische koloniale autoriteiten, werd zowel in België als in Centraal-Afrika aangepakt door diverse administratieve, religieuze en private actoren.
Dat betekent dat de relevante documenten zich verspreid hebben over talrijke bestanden en bewaarplaatsen. Zelfs op het niveau van de koloniale autoriteiten is de identificatie van de betrokken actoren allerminst eenvoudig. Sommige administraties, zoals de Directie Inheemse Zaken (Affaires Indigènes), waren rechtstreeks bevoegd. Het blijkt echter dat het ‘mulattenprobleem’ door een groot aantal administraties op een transversale manier aangepakt en behandeld werd.
De tussenkomst van een spectrum aan (niet louter administratieve) actoren in de uitvoering van segregatiepraktijken gericht tegen metissen kan onder meer verklaard worden door de juridische ambiguïteit rond deze kwestie. De wetgeving rond de registratie, de burgerlijke stand, de voogdij, de plaatsing, de verplaatsing, enzovoort, van kinderen die uit interraciale relaties geboren waren in Congo en het toenmalige Ruanda-Urundi, was niet enkel vaag en veranderlijk, maar werd ook zeer ongelijk toegepast.
In deze context van rechtsonzekerheid blijkt dat de betrokken actoren de bestaande wettelijke kaders en instructies soms zeer vrij interpreteerden en dat de verplaatsingen van de kinderen dikwijls met een zekere mate van improvisatie gepaard gingen. Door deze wettelijke willekeur en inefficiëntie van het koloniale administratieve apparaat, is het bijzonder moeilijk om zicht te krijgen op seriële gegevens of om een volledig beeld te krijgen van de metisbevolking op een bepaald moment.