Sinds 2016 werd slechts 3 van de in totaal 9,5 km archief overgebracht. Volgens de FOD zouden in 2017 alle archieven ouder dan veertig jaar, waarvan zij rechtsopvolger waren, gedeclassificeerd zijn.
Dat dit niet voldoende was, blijkt uit het feit dat een jaar later op federaal niveau een wetsvoorstel ingediend werd om tot declassificatie van het geclassificeerde archief te kunnen overgaan.
Zonder veel resultaat, want in januari van dit jaar werd alweer een poging ondernomen om de eeuwige classificatie van cruciale passages uit onze geschiedenis een halt toe te roepen.
Je zou kunnen stellen dat het bemoeilijken van de toegang tot archieven ervoor gezorgd heeft dat deze geschiedenis tot voor kort niet ten volle geschreven kon worden. Door classificatie blijven archieven verkommeren en wordt ons deze geschiedenis vandaag nog steeds ontzegd. Waar blijft de verontwaardiging?
Over het wissen van de geschiedenis
In het maatschappelijk debat over de inname van de openbare ruimte door standbeelden van personen die een zeer kwalijke rol gespeeld hebben in het Congolese koloniale verleden, werd vaak geopperd dat deze standbeelden bijdragen aan de kennis over deze geschiedenis.
In een milde vorm werd gepleit om de standbeelden te laten staan, maar dan wel in bewerkte vorm (met rode verf of zonder handen) of met een duiding erbij.
Maar nog meer werd gesteld dat deze standbeelden zonder meer moeten blijven staan, omdat ze deel uitmaken van onze geschiedenis. In die redenering wordt het wegnemen van de standbeelden gelijkgesteld aan het wegnemen van een stuk geschiedenis.
Er is heel wat fout met deze populistische en ongenuanceerde redenering. Ik wil me focussen op één aspect ervan: dat onze geschiedenis, en daarmee dus het geschiedenisonderwijs, en onze geschiedschrijving vereenzelvigd worden.
Geschiedschrijving is geënt op de studie van bronnen, zoals archieven, en niet op standbeelden. De manier waarop met de koloniale archieven omgesprongen werd en wordt, is exemplarisch voor de wijze waarop we in België en Vlaanderen op alle niveaus met dat cultureel erfgoed omgaan.
Nochtans vervullen archieven een belangrijke rol in onze maatschappij. Hoe zouden het Museum aan de Stroom (MAS), het Stadsmuseum Gent (STAM), het Red Star Line Museum of de Kazerne Dossin eruitzien zonder archiefstukken?
Hoe komt het dat we deze magnifieke historische getuigen in onze musea op een pedestal zetten onder een glazen stolp, maar achter de schermen de erbarmelijke bewaaromstandigheden gedogen en faciliteren, zoals deze die de koloniale archieven te beurt vielen?
Naast een bijzondere culturele waarde hebben archieven ook een belangrijke democratische functie. Ze zijn, zoals historicus Koen Aerts het zo mooi zegt, “het historisch geweten van de rechtsstaat”.
Ze laten burgers toe het bestuur van hun verkozenen te toetsen en kritisch te onderzoeken. Dat hoort zo in een democratie. Ik kan u verzekeren dat er niet veel meer te toetsen valt, nadat je een nat document onder de rode en zwarte schimmel aantreft.
Wateroverlast, schimmel en ongedierte
De gebouwen waarin archieven doorgaans ondergebracht worden, zijn daar zelden geschikt voor. Wateroverlast, schimmel en ongedierte zijn geen uitzonderingen. De voorbeelden die ik aanhaal zijn deze die de pers halen. Voor archivarissen is dit jammer genoeg dagelijkse kost.