In die tijd overheerste de overtuiging dat we het meest gebaat zijn bij het vinden van oplossingen voor de dagelijkse praktijk. De Archiefwet 1995 zelf bleef grotendeels onveranderd. De motie markeert en legitimeert echter een keerpunt. Maar of we nu wind in de rug hebben of niet, waar beginnen we?
Impactanalyse eerder overbrengen
In de jaren na de motie volgden twee onderzoeken. Eerst lieten we als ministerie een impactanalyse uitvoeren naar de effecten van een verkorting van de overbrengingstermijn. De Archiefwet 1995 bracht deze termijn ten opzichte van de Archiefwet 1962 terug van vijftig naar twintig jaar: een flinke stap.
Voor het effectonderzoek kozen we een hypothetische termijn van circa tien jaar. Een halvering leek substantieel genoeg en tien is een mooi rond getal. Dat onderzoek werd zo de eerste droogoefening met een nieuwe termijn van overbrengen.
Het onderzoek bracht bij benadering de effecten vanuit het oogpunt van zowel de archiefvormers als de archiefdiensten in kaart. Wat de eerste groep betreft, leek er winst te boeken, omdat eerder overbrengen het aantal te behandelen verzoeken om informatie op grond van de Wob kan doen afnemen.
Tegelijkertijd is dat een verschuiving van de last, omdat deze verzoeken nu in de vorm van een verzoek om inzage bij de archiefdienst zullen binnenkomen.
De behandeling van de verzoeken is bovendien verschillend, want onder de Wob kan informatie op verschillende manieren verstrekt worden, bijvoorbeeld als een kopie waarin delen van de informatie onleesbaar gemaakt of weggelakt zijn.
Inzage bij de archiefdienst richt zich daarentegen op het authentieke, originele document.
Plussen en minnen
Financieel is dat lastig te vertalen. We moeten uitgaan van een gemiddeld aantal Wob-verzoeken per jaar, deze van een kostprijs voorzien en daar de behandel- en advieskosten van de archiefdienst tegenover zetten. Maar welke kosten kun je allemaal aanrekenen? En verschillen die niet sterk per organisatie of dienst?
Het grootste deel van Wob-verzoeken richt zich bovendien op informatie van recentere datum dan tien jaar geleden. In een tweede onderzoek naar openbaarheid en kosten werd voorlopig geconcludeerd dat de totale meerkosten van een kortere overbrengingstermijn relatief gering zijn.
Voor een belangrijk deel lijkt het te gaan om budgettaire verschuivingen tussen archiefvormers en archiefdiensten. Per organisatieonderdeel of archiefdienst kan er dus wel degelijk sprake zijn van een toe- of afname van de kosten. Zo zullen er meer kosten zijn voor het Nationaal Archief.
Er is ook een mogelijke openbaarheidsparadox. Informatie van recentere datum is potentieel gevoeliger voor de openbaarheid. Dat archiefvormers bij het overbrengen dan meer beperkingen aan de openbaarheid willen opleggen, is allesbehalve denkbeeldig.
Denk aan overwegingen op het vlak van privacy, bedrijfsvoering of veiligheid. Zo kan eerder overbrengen juist leiden tot minder openbaarheid. Tot de plussen en minnen behoort echter ook een (voordelig) saldo van een andere aard.
De archiefdienst is met zijn digitale bewaaromgeving bij uitstek geschikt om informatie toegankelijk te maken. Niet in de laatste plaats kan een kortere termijn van overbrengen als een katalysator fungeren voor beter informatiebeheer.
Het ontwerp van het wetsvoorstel in tien punten
Uiteindelijk bieden we in december 2019 het concept van een gemoderniseerde Archiefwet aan voor brede internetconsultatie. Een beleidsbrief en een jaar van Hollands polderen door het projectteam gaan daaraan vooraf, waarbij zowel gemeenten, provincies en waterschappen als de sector hun inbreng kunnen aanleveren.