De zoektocht naar wie kan vertellen over hoe het bibliotheekdecreet tot stand kwam, bracht ons bij Guido Verhaegen. Deze politicus was in de jaren ’70 volksvertegenwoordiger en lid van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de voorloper van het Vlaams Parlement. In die hoedanigheid was hij nauw betrokken bij het hele decreetvormingsproces. Natuurlijk, veertig jaar is een lange tijd. Aan de telefoon laat hij al blijken: “Dat is lang geleden, maar we zullen proberen.” Ik ontmoet hem een week later bij hem thuis, in een rustige woonwijk. Zijn voorbereiding met aantekeningen ligt al klaar en hij zet zich in zijn sofa, vlak naast zijn boekenkast. Opgetogen steekt hij van wal over wat hij zich nog kan herinneren, en dat blijkt nog heel wat. Wil je meer te weten komen over het werk achter de schermen? Raadpleeg dan zijn persoonlijk archief bij KADOC.
Guido, vanwaar de aandacht voor iets als een bibliotheekdecreet?
Dat was iets wat onder politici leefde. We hadden op dat moment een zeer bezielde minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse zaken, Rika De Backer. Zij vond dat er een bibliotheekdecreet moest komen en kwam met een zeer degelijke aanvangstekst, waar ook kabinetschef Johan Fleerackers hard aan werkte. Op dat moment vond je een waaier aan kleine bibliotheken: socialistische, liberale, katholieke, enz. De veelheid eraan maakte ze oncontroleerbaar. Over het algemeen beschikten ze over te weinig geld om een belangrijke collectie uit te bouwen. Ze vroegen om extra financiële middelen, maar daar zou iets tegenover moeten staan. Een decreet zou ervoor zorgen dat ze in ruil voor subsidies bepaalde verwachtingen inlosten. Hiervoor zou er een nieuwe structuur komen. Maar Rika had veel tegenkanting. Vrijwilligers in bibliotheken voelden het decreet als een aanval op henzelf. Het ging om mensen die zeer enthousiast en vol idealisme voor hun werk instonden. Het was zeker niet onze bedoeling om hen minachtend te behandelen. Integendeel, we hadden hun expertise nodig. Velen van hen konden later aan de slag als bibliothecaris in de gemeentelijke bibliotheek, een betaalde job.
Dus niet iedereen was hier meteen voor te vinden?
Zeker niet, ook in mijn eigen partij was er veel weerwerk. Mevrouw de Backer zocht daarom een parlementslid die mee aan de kar zou trekken, en haar eigen partij kon overtuigen. Ik zette me daar toen voor in en bezocht vele arrondissementen om het idee te lanceren en goedkeuring te krijgen. Ik herinner me een zondagvoormiddag waarop we de katholieke bibliothecarissen van West-Vlaanderen samenriepen om het idee voor dit decreet voor te stellen. Dat was een turbulente voormiddag, met vragen en discussies, vooral omdat West-Vlaanderen op dat moment al over grote bibliotheken beschikte. Toen besefte ik dat het met dat decreet wel goed zat, maar dat we enkele amendementen moesten voorzien. We konden het niet maken om aan die gewestbibliotheken, met een grote collectie, de boodschap te geven dat hun rol uitgespeeld was en dat ze plaats moesten maken voor een nieuwe structuur. Geïnspireerd door wat ik die dag had gehoord, trok ik naar mijn collega’s van andere partijen om over de invulling van het decreet te discussiëren. We kregen veel input vanuit het werkveld. Limburg bijvoorbeeld had op dat moment een provinciale bibliotheek die model stond voor de invulling van het decreet. De bibliothecaris daar hielp ons met raadgevingen en suggesties. We haalden ook inspiratie uit voorbeelden in Denemarken. Daar was men ons ver vooruit op vlak van cultuurhuizen, waar de bibliotheek deel van uitmaakt.
In jouw archief kunnen we het Dossier inzake het ontwerp van decreet betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk terugvinden. De documenten in dit dossier dateren van 1975 tot 1978, je hebt daar dus drie jaar aan gewerkt?
Ja, ongetwijfeld, het heeft van verschillende parlementsleden veel tijd gevergd om de collega’s in onze eigen partij te overtuigen. Ik heb hier persoonlijk veel inspanningen voor geleverd, ook in het overtuigen van de gemeenten. Dit decreet kwam er niet zomaar. We zaten uiteindelijk een paar avonden en nachten samen om dat decreet helemaal op punt te stellen volgens de verlangens die we ervaren hadden tijdens gesprekken. Wat niet veel mensen weten is dat er een resolutie nodig was om dit decreet gestemd te krijgen. Op het moment dat de Cultuurraad dit decreet ging stemmen, kregen we van de Raad van State te horen dat we daartoe niet bevoegd waren. Al ons werk leek weggegooid, dat was een grote teleurstelling. Toen stelde ik een resolutie op, waardoor de Kamer van Volksvertegenwoordigers met tweederdemeerderheid verklaarde dat de Cultuurraad wel bevoegd was om dat decreet te stemmen. Aanvankelijk hadden we die meerderheid niet, maar ik wist een Waalse socialistische collega te overtuigen. Hij ging hiermee naar zijn fractie en zo konden we met hulp van de oppositie een meerderheid behalen. Dit decreet is er dus niet zonder slag of stoot gekomen en is vooral te danken aan de goede verstandhouding tussen de parlementsleden.
Wat waren voor u de belangrijkste elementen in het bibliotheekdecreet?
Het decreet bevat twee belangrijke punten. Vooreerst moest elke gemeente voortaan beschikken over een goed uitgeruste bibliotheek, dat werd een verplichting. Dat was niet evident, de overheid die de gemeenten verplicht om aan cultuurvoorziening te doen. Daarnaast had mevrouw De Backer belangrijke middelen ter beschikking gesteld om in elke gemeente een goede bibliotheek in te richten. Als aan alle criteria voldaan werd, konden ze blijvend op financiële steun rekenen. Een ander belangrijk element was de verschillende beheersvormen die we voorzagen. Om de schok op te vangen voor de gemeenten, dat ze er niet alleen voor zouden staan. Dat was een belangrijk element om tot een overeenkomst te komen.
In 1978 ging het bibliotheekdecreet van kracht. Was er een stappenplan voorzien voor de uitbouw van een gemeentelijke bibliotheek? En merkte u al snel verandering?
Er was geen stappenplan of leidraad. Vanaf dat moment was er een verplichting en de gemeenten moesten hier zelf aan zien te voldoen. Op vele plaatsen was dat een werk van lange adem. Ik stel wel vast dat de vier parlementsleden van verschillende partijen die zich ingezet hadden om het decreet erdoor te krijgen, na de goedkeuring van het decreet een steun vormden voor de gemeenten. Medewerking krijgen van alle vrije bibliotheken bij het opzetten van een gemeentelijke bib, dat was geen evidentie. In het Heuvelland kwamen vragen over wat te doen in zeer kleine gemeenten. Daarvoor stelden we bibliotheekbussen voor, zoals die op dat moment in de Waalse provincie Luxemburg al gebruikelijk waren. Ondanks mijn vele wetsvoorstellen die wet geworden zijn, heb ik het meeste genoegen beleefd aan het bibliotheekdecreet en de hervorming van het vennootschapsrecht waaraan ik zes jaar werkte. Zonder het bibliotheekdecreet was er op vele plaatsen nooit een degelijke bibliotheek gekomen. Het effect ervan is opmerkelijk. De mooie bibliotheken die je nu tegenkomt wanneer je Vlaanderen doorkruist, dat was toen ondenkbaar. En ook in deze digitale tijden heeft de bib veel te bieden.