Digitale kennis Over bibliotheken, Open Access en wetenschappelijk publiceren

META Nummer 2016/9

Digitale kennis Over bibliotheken, Open Access en wetenschappelijk publiceren

Geschreven door Tom Willaert
Gepubliceerd op 01.12.2016

Omdat de technologieën en media waarmee kennis wordt gedeeld voortdurend evolueren, zijn onderzoeksbibliotheken onderhevig aan steeds veranderende eisen en standaarden. Vooral wanneer het gaat over de ontsluiting van online journals is de opgelegde druk duidelijk voelbaar. Van moderne wetenschapsbibliotheken wordt immers verwacht dat ze positie kiezen in een grillig publicatiedebat dat wordt gevoerd tussen commerciële uitgevers aan de ene kant, en de Open Accessbeweging aan de andere.

De commerciële uitgeverijen beschouwen het internet als een platform om academische tijdschriften en artikels op grote schaal en met ruime winstmarges aan te bieden, terwijl de Open Accesbeweging het web eerder ziet als een forum om wetenschappelijke kennis vrij en kosteloos te laten circuleren. Bibliotheken moeten met andere woorden de afweging maken of ze zich ook in onze digitale kennismaatschappij blijven scharen achter gevestigde publicatiemodellen, of de digitalisering net willen aangrijpen als een kans om de werking van academische publicatiesysteem — en mogelijk ook de functies van de universiteitsbibliotheek — te herzien. Tijd dus om beide posities op een historisch geïnformeerde manier aan elkaar af te toetsen.

De blauwdruk voor ons huidige model van wetenschappelijk publiceren, ofwel het systematisch archiveren, ontsluiten en verspreiden van wetenschappelijke onderzoeksresultaten in toegewijde tijdschriften, dateert uit de tweede helft van de zeventiende eeuw en daarmee ook uit een media-ecologie waarin een centrale rol was weggelegd voor inkt, papier, boekhandels en, niet onbelangrijk, bibliotheken.¹ Twee Europese bladen uit 1665 markeerden het begin van de moderne academische publicatiecultuur: het relatief kortlevende Journal des sçavans [sic], opgericht door Denis de Sallo, en de tot op vandaag toonaangevende Philosophical Transactions of the Royal Society, met als stichter Henry (Heinrich) Oldenburg, die eveneens de bezieler was van het systeem van peerreview of collegiale toetsing.² In deze tijdschriften verschenen nieuwsberichten over uiteenlopende kennisdomeinen, werden originele bevindingen voor het eerst wereldkundig gemaakt en was er een belangrijke plaats gereserveerd voor reviews van internationale wetenschappelijke publicaties. Dit model lag ook aan de basis van twee andere nog steeds invloedrijke tijdschriften die in de 19e eeuw werden opgericht. Zo verscheen in 1869 het eerste nummer van Nature, gevolgd door Science in 1880.³ Als plaats waar deze gedrukte tijdschriften werden gebundeld, bewaard en gelezen, waren universiteitsbibliotheken en -archieven lange tijd een essentieel onderdeel in het proces van kennisproductie.

Digitalisering

In de 20e eeuw kwam het systeem van door wetenschappers en societies gerunde papieren tijdschriften echter onder druk te staan, en zo ook de status van de onderzoeksbibliotheek als kenniscentrum. In de eerste plaats door de toenemende inmenging van grote uitgeverijen en de voortschrijdende commercialisering van de wetenschapscommunicatie. In 1947 lanceerde Elsevier bijvoorbeeld haar eerste internationale tijdschrift: Biochimica et Biophysica Acta, waarna het bedrijf gestaag uitgroeide tot de publicatiegigant van vandaag.⁴ Een tweede belangrijke verandering kwam er met de opkomst van het internet, een nieuw publicatieplatform dat ervoor zorgde dat papier niet langer het enige communicatiemedium was in de wetenschap.⁵ In 1990 verscheen onder de titel Postmodern Culture bijvoorbeeld al het eerste volledig online tijdschrift zonder papieren tegenhanger.⁶ Beide ontwikkelingen waren een logische voortzetting van het oorspronkelijke model, maar vandaag komen ze overduidelijk met elkaar in conflict. De commerciële denkwijze van de uitgeverijen (die ook digitaal zijn gegaan) valt immers niet meer te verzoenen met de belofte van een open kenniscultuur en vrij verkeer van informatie die uitgaat van de digitalisering. Het debat hierover spitst zich met name toe op het fenomeen van de paywall, een mechanisme waarmee uitgevers bepaalde academische e-tijdschriften en online publicaties uitsluitend tegen betaling beschikbaar maken. Vaak gaat het daarbij om internationaal gereputeerde tijdschriften die hoog staan aangeschreven bij wetenschappelijke fondsen, zodat ze eigenlijk niet kunnen ontbreken in het aanbod van de bibliotheek. Vandaar dat er nog geregeld berichten circuleren over zogenaamde big deals of langetermijncontracten die worden afgesloten tussen onderzoeksbibliotheken en uitgevers.

Niettemin brengen paywalls het werk van onderzoekers in het gedrang. Ze verstoren de productie van nieuwe kennis doordat ze geïnteresseerden of onderzoekers die even niet verbonden zijn met een bepaalde universiteit enkel na betaling toegang te geven tot de informatie die ze nodig hebben. Bovendien zijn de gekochte publicaties vaak onderhevig aan de fair dealings provisions van copyright, zodat wetenschappers niet volledig vrij zijn om ermee te doen wat ze willen.⁷ Bibliotheken ondervinden eveneens grote hinder van dit commerciële model. Zij zien immers grote delen van hun budget opgaan aan abonnementen voor databanken en tijdschriften, terwijl ze door de inflatie en het toenemende aantal publicaties dat ze voor hun gebruikers moeten aankopen vaak al met ernstige budgettaire problemen te kampen hebben.⁸ Dit is vooral problematisch binnen de menswetenschappen of humanities, waar duurdere boeken de voornaamste vorm van wetenschapscommunicatie zijn. In elk geval bestaat er ook een principieel bezwaar tegen paywalls: ze dwingen de gemeenschap om twee keer te betalen voor onderzoeksresultaten (een eerste keer als de belastingbetaler die het onderzoek sponsort, een tweede keer om de eigenlijke resultaten te kunnen raadplegen). Daarenboven maken uitgeverijen zo winst op onderzoek waar ze zelf weinig of geen tijd of moeite in hebben geïnvesteerd.

Een alternatief dat in recente jaren tegenover het commerciële paradigma wordt geplaatst, is dat van open access, het vrij online beschikbaar maken van academische onderzoeksresultaten door het verwijderen van prijs- en toestemmingsbarrières zoals campuslicenties.⁹ Dit zou er o.a. voor zorgen dat een grotere groep mensen, inclusief de bevolking van ontwikkelingslanden, toegang krijgt tot onderzoek en onderwijs, dat onderzoeksresultaten een grotere impact krijgen en sneller worden opgepikt door andere onderzoekers en dat het proces van kennisproductie transparanter wordt.¹⁰

IMPORTANT

Twee routes

De Open Accesbeweging heeft meer bepaald twee ‘routes’ uitgestippeld om tot open access te komen, waarbij telkens een andere rol is weggelegd voor de bibliotheek.¹¹ De eerste route, ook de ‘gouden’ route genoemd, is de meest radicale, namelijk het volledig gratis beschikbaar stellen van peer reviewed tijdschriften en artikels aan de gebruiker, eventueel via de tussenstap van hybride modellen waarbij in een betalend abonnement ook een deel van de artikels gratis wordt aangeboden.¹² Om dit model te doen slagen moeten dus alternatieve financieringsmiddelen worden gezocht. Een mogelijke oplossing zijn de zogenaamde Article Processing Charges (APC) of Book Processing Charges (BPC), waarbij de auteurs zelf een fee betalen aan de uitgever. In tijden van onzekerheid over funding en inkomen in de academische wereld blijkt dit echter moeilijk realiseerbaar.¹³

Bovendien blijven uitgeverijen zo nog altijd winsten opstrijken. Een andere manier om tot open access te komen is door zelf een ‘gouden’ tijdschrift op te richten. Dankzij software zoals OJS (Open Journal Systems) kunnen onderzoekers zelf een peer reviewed tijdschrift opstarten en runnen.¹⁴ Het probleem hierbij is dat het vaak lang duurt voor een dergelijk tijdschrift voldoende reputatie heeft opgebouwd (tenzij de volledige redactie van een voormalig betalend tijdschrift besluit de overstap te maken naar open access, zoals onlangs het geval was voor het tijdschrift Lingua¹⁵). Vooral jonge onderzoekers zijn afhankelijk van publicaties in gereputeerde tijdschriften voor benoemingen en de toekenning van onderzoeksbeurzen. De bibliotheek kan hier echter van belang zijn door deze onderzoekers door te verwijzen naar Open Accessjournals met een hoge impactfactor.¹⁶ Ook kan de bibliotheek mee helpen investeren in de toekomst door onderzoekers op de hoogte te houden van openaccessalternatieven die op termijn beloven uit te groeien tot gereputeerde bladen.

In de tweede route naar open access, de ‘groene’ route, spelen universiteitsbibliotheken een nog belangrijkere rol. Bij green open access staan de universiteiten, c.q. hun bibliotheken, immers zelf in voor het beheer van de publicaties van hun onderzoekers door die op te nemen in gratis consulteerbare repositoria.¹⁷ Het voordeel hiervan is dat gereviewd onderzoek zo vrij beschikbaar wordt en dat er als het ware een back-up van het onderzoek wordt bewaard. De onderzoeksbibliotheek vervult zo een van haar oudste functies, het archiveren en bewaren van kennis, op een nieuwe, meer efficiënte manier. In vele gevallen zijn digitale kopieën immers duurzamer dan fysieke materialen die afzien van temperatuurschommelingen en andere omgevingsfactoren. Het nadeel van deze benadering is evenwel dat de lokale hosting van bestanden duur kan zijn, en dat tijdschriften ook vaak restricties opleggen op welke versie de universiteit mag opladen (in vele gevallen is dat niet de finale pdf, maar enkel de laatste auteursversie).¹⁸ Bepaalde artikels mogen van uitgevers pas vrij beschikbaar gesteld worden na verloop van een embargo.¹⁹ 

Elk van de hier aangehaalde initiatieven komt dus met zijn eigen voor- en nadelen voor bibliotheken. Een bijkomende reden waarom het voor bibliotheken moeilijk is om te kiezen voor een bepaalde publicatiestrategie, is dat de debatten over de waarde van Open Access tegelijk worden gevoerd op verschillende niveaus en fora, en binnen verschillende disciplines. Rond de eeuwwisseling profileerde de OA-beweging zich vrij eenduidig aan de hand van drie centrale documenten (Budapest Open Acces Initiative (2002), Bethesda Statement on Open Access Publishing (2003), Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and the Humanities (2003)²⁰), maar sinds de jaren 1990 lopen al talrijke initiatieven, denkgroepen en tijdschriften die eveneens een eigenzinnige visie op open kennis promoten.²¹ Martin Paul Eve noemt de praktische implementatie van Open Access dan ook “messy and contentious”, “slordig en netelig”.²² Ook Peter Suber, een van de grondleggers van de beweging, waarschuwt in zijn boek Open Access (2012) voor een zekere uitholling van de discussie. De onderzoekers, die richtinggevend zouden moeten zijn voor het debat, hebben volgens Suber amper tijd om zich met de problematiek bezig te houden, in die mate zelfs dat paywalls door velen worden beschouwd als een integraal (en onvermijdbaar) onderdeel van hun job.²³ Bovendien komen de meest eenduidige, radicale en intensief gemediatiseerde antwoorden op het Open Accessvraagstuk van mensen die zich al dan niet moedwillig buiten het gevestigde (academische en juridische) systeem hebben geplaatst. Een recent voorbeeld daarvan is de veelbesproken piraatbibliotheek Sci-Hub van de Russische onderzoekster Alexandra Elbakyan, die gebruikers toelaat om paywalls op illegale wijze te omzeilen.²⁴ 

Het is dus veelal aan bibliotheken om zowel zichzelf als de betrokken partijen goed te informeren en zo in onderling overleg tot een gunstig beleid voor wetenschapscommunicatie te komen. Zoals al deels mocht blijken, moeten ze daarbij ideologische of principiële afwegingen maken, bijvoorbeeld door na te gaan of ze wel achter de publicatie-ethiek van een bepaalde uitgever staan of niet. Ook epistemologische vraagstukken eisen steeds meer aandacht op. Vrije en grootschalige beschikbaarheid van data maakt het steeds moeilijker te onderscheiden wat waardevol is en wat niet. Economische factoren zijn eveneens doorslaggevend. Een van de vragen die vandaag rijzen, is hoeveel we eigenlijk bereid zijn te betalen voor degelijke informatie en publicaties — allicht zal het commerciële model niet verdwijnen, maar wat beschouwen we dan als een eerlijke prijs voor onderzoeksresultaten?

Conclusie

Met dit alles in het achterhoofd, kunnen we argumenteren dat de belangrijkste inzet van het publicatiedebat voor onderzoeksbibliotheken van institutionele aard is. Ongeacht de keuzes die wetenschapsbibliotheken vandaag maken — of ze er nu voor kiezen om een Open Accessstrategie aan te moedigen of om eender welke reden besluiten bij de commerciële uitgevers te blijven — heeft de digitalisering de perceptie van de rol die de bibliotheek speelt in onze kennismaatschappij grondig veranderd. Waar bibliotheken zich vroeger van elkaar onderscheidden door de collecties die ze in hun bezit hadden, moeten ze dat nu doen aan de hand van de services die ze aanbieden. Of, zoals Martin Paul Eve het kernachtig samenvat, collection moet plaatsmaken voor connection; ruim vertaald het actief samenbrengen van gebruikers, en van gebruikers en de juiste informatie.²⁵ De digitalisering biedt wetenschapsbibliotheken in dat opzicht alle kansen. Het geleidelijke verdwijnen van papieren tijdschriften zorgt voor vrijgekomen ruimte in de bibliotheek die op een alternatieve, sociale manier kan worden ingevuld, denk bijvoorbeeld aan tentoonstellingsruimtes, ontmoetingsplaatsen, fablabs, studieruimtes en leslokalen. Op die manier krijgt de bibliotheek als fysieke, ‘analoge’ ruimte terug een centrale plaats in het onderzoek en onderwijs.²⁶ De automatisering van processen zorgt er eveneens voor dat het personeel op andere manieren kan worden ingezet en nauwer kan worden betrokken bij het onderzoek aan de universiteit. Ondanks strubbelingen over hoe de digitale publicatiecultuur het best praktisch wordt gerealiseerd, ligt dus een herwaardering van de onderzoeksbibliotheek in het verschiet.²⁷

¹ Zie voor de schimmige oorsprong van het academisch publiceren Bonnie Swoger, ‘The Mostly True Origins of the Scientific Journal’, Scientific American https://blogs. scientificamerican.com/information-culture/the-mostlytrue-origins-of-the-scientific-journal/ (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

² E.N. da C. Andrade, ‘The Birth and Early Days of the Philosophical Transactions’, Notes and Records of the Royal Society of London Vol. 20 No. 1 (1965) 9-27.

³ 3 Zie voor een chronologie van mijlpalen in de geschiedenis van het academisch publiceren Ben Mudrak, ‘Scholarly Publishing. A Brief History’, American Journal Experts http://www.aje.com/en/arc/scholarly-publishing-briefhistory/ (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

⁴ Mudrak, ‘Scholarly Publishing’, z.p.

⁵ Astrid van Wesenbeeck, ‘Open Access’, in: Handboek voor bibliotheek- en archief. Wet en regelgeving, III (Deventer, Kluwer 2011) 140 1-24, aldaar 140-5.

⁶ Mudrak, ‘Scholarly Publishing’, z.p.; Postmodern Cultures http://pmc.iath.virginia.edu/ (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

⁷ Martin Paul Eve, Open Access and the Humanities. Contexts, Controversies and the Future (Cambridge University Press 2014) 2.

⁸ Eve, Open Access, 13

⁹ Idem, 1.

¹⁰ Eve, Open Access, 3; Van Wesenbeeck, ‘Open Access’, 140-3 - 140-4.

¹¹ ‘Open Access’ met hoofdletters wordt gebruikt als aanduiding van de beweging, ‘open access’ met kleine letters geeft de toestand aan (Eve, Open Access, 8)

¹² Idem.

¹³ Idem, 9.

¹⁴ Idem, 24.

¹⁵ Zie voor deze omschakeling Eric Baković en Kai von Fintel, ‘Lingua is dead. Long live Glossa!’, Language Log http:// languagelog.ldc.upenn.edu/nll/?p=22162 (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

¹⁶ Van Wesenbeeck, ‘Open Access’, 140-17.

¹⁷ Eve, Open Access, 9.

¹⁸ Idem, 10.

¹⁹ Van Wesenbeeck, ‘Open Access’, 140-11.

²⁰ Eve, Open Access, 21; Vgl. Van Wesenbeeck, ‘Open Access’, 140-5 – 140-6.

²¹ Zie voor een tijdslijn Peter Suber, ‘Timeline of the Open Access Movement’, http://legacy.earlham.edu/~peters/ fos/timeline.htm (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

²² Eve, Open Access, 3.

²³ Peter Suber, Open Access (Cambridge MA, 2012) ix-x https://mitpress.mit.edu/sites/default/ files/9780262517638_Open_Access_PDF_Version.pdf (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

²⁴ Ryan Merkley, ‘You Pay to Read Research You Fund. That’s Ludicrous’ Wired 18/04/2016 https://www.wired. com/2016/04/stealing-publicly-funded-research-isnt-stealing/ (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

²⁵ Eve, Open Access, 41.

²⁶ Vgl. Tobias Schwartz, ‘Libraries Invent Themselves New as a Working Place’, http://isarmatrose.com/?p=4755 (geraadpleegd op 21 oktober 2016).

²⁷ Zie voor deze ontwikkelingen ook Tom Willaert en Demmy Verbeke, ‘Voorbij Gutenberg: Digital Humanities en/in bibliotheken en documentatiecentra’, Wegwijzer voor bibliotheken en documentatiecentra (2016).

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be