Lolita brengt literair erfgoed in kaart

META Nummer 2011 / 2

Lolita brengt literair erfgoed in kaart

Geschreven door Julie Hendrickx
Gepubliceerd op 01.03.2011

Het Letterenhuis in Antwerpen is de centrale archiefinstelling voor het literaire erfgoed in Vlaanderen. Het verzamelt, bewaart en ontsluit literaire archieven en attendeert schrijvers en hun erven en ook literaire organisaties op de culturele waarde en het belang van hun archief. Sinds januari 2004 is het Letterenhuis binnen het Archiefdecreet erkend als Vlaams cultureel thema-archief voor het literaire erfgoed. Die erkenning bracht een aantal opdrachten met zich mee, waaronder het in kaart brengen van het in Vlaanderen verspreide literaire erfgoed. Lolita gaf daarbij richting aan. META sprak met Lies Galle, Isabelle van Ongeval, Jan Robert en Jan Stuyck.

Wat is Lolita?

Lolita is de roepnaam van het pilootproject in het Letterenhuis dat we hebben opgezet om de problematiek in het literairerfgoedveld helderder te krijgen en om daar oplossingen voor te kunnen voorstellen. Het project liep van medio 2008 tot begin 2010. De naam Lolita is een lettergreepwoord voor Lokalisatie van literair archief.

Lolita is natuurlijk ook de titel van een van de grootste romans uit de 20e eeuw. Het lijkt misschien een beetje oneerbiedig dat wij die naam gebruiken – maar je kunt het ook zien als een eerbetoon aan de literatuur; en zo is het ook bedoeld. Ook roept Lolita voor ons de figuur van Vladimir Nabokov zelf op, als entomoloog op vlinderjacht. Het Letterenhuis moet als het ware gewapend met een fijnmazig vlindernet op zoek gaan naar het her en der rondfladderende literair archief.

We hebben ons in dit project gericht op ‘archief’ en niet op ‘erfgoed’ omdat dat laatste een veel te breed en niet af te bakenen onderzoeksgebied zou opleveren. Onder de noemer ‘literair archief’ rekenen we alle digitale en papieren documenten die een schrijver of een dichter, een essayist, een literaire uitgever, een recensent, vertaler of literair agent tijdens zijn leven maakt, verzamelt en bewaart, en alle documenten die door literaire tijdschriften en literaire organisaties, door literatuurprogramma’s op radio en tv of door organisatoren van literaire bijeenkomsten worden gecreëerd. Dat gaat van manuscripten, typoscripten en drukproeven tot persoonlijke en zakelijke correspondentie, van bedrijfstechnische en bestuurlijke documenten van uitgeverijen tot redactionele notities van tijdschriftsecretarissen, van familiekiekjes en ander fotomateriaal tot agenda’s en dagboeken.

Waarin kadert dit initiatief? Wat is jullie doelstelling?

Een van de taken van het Letterenhuis binnen het Archiefdecreet bestaat erin het Vlaamse literaire erfgoed in kaart te brengen en beter zichtbaar te maken. Het gaat daarbij om in beeld te brengen wat er van dat erfgoed bewaard is gebleven, waar het zich bevindt, hoe ermee wordt omgegaan en of het is ontsloten voor onderzoekers en het geïnteresseerde publiek. Om die omvangrijke opdracht zo goed mogelijk aan te kunnen pakken, hebben we als onderzoeksproject dus Lolita opgezet, met als doel de problematiek van het in kaart brengen van het literaire erfgoed transparanter te maken en een adequate methodiek te ontwikkelen voor het daadwerkelijke lokaliseren. De volgende concrete doelstellingen zouden daartoe moeten leiden: vergroten van de terreinkennis en de expertise, leggen van een basis voor een swot-analyse van het literair-erfgoedveld, ontwikkelen van een methode voor een meer systematische, brede aanpak van het in kaart brengen, uitbouwen van het netwerk van het Letterenhuis, onderbouwen van aanbevelingen en het bieden van toekomstperspectieven, het sensibiliseren van archiefvormers en het delen en overdragen van onze expertise in verband met archiefbeheer.

Hoe zijn jullie te werk gegaan?

Om een afspiegeling te krijgen van het literair-archiefveld hebben we een selectie gemaakt van 23 archiefvormers. Van deze personen en instellingen hebben we archiefmateriaal in kaart gebracht. Die archiefvormers zijn auteurs, uitgeverijen, tijdschriften, een tv-programma en zelfs een literaire prijs. De schrijvers vormden het grootste deel van de cases, met een ruime groep overleden schrijvers maar ook met nu actieve auteurs. Het begrip ‘literatuur’ hebben we daarbij bewust ruim gehouden. Het zijn schrijvers van uiteenlopende genres, van poëzie en zwaar ‘literaire’ romans tot jeugd- en stripauteurs; ze zijn afkomstig uit heel Vlaanderen en zijn van diverse ideologische strekkingen. Naast romancier Minus van Looi stond ‘duimpjesreeksschrijver’ Abraham Hans op de lijst, naast dichter René de Clercq hadden we Louis Paul Boon, naast Willy Vandersteen hadden we David van Reybrouck en Walter van den Broeck.

We hebben in openbare instellingen (inclusief het Letterenhuis), bij erven of nazaten, bij verenigingen of particuliere verzamelaars gezocht naar (resten van) archiefbestanden van de uitgekozen archiefvormers. Bij de contemporaine auteurs lag dit iets makkelijker, aangezien zij meestal zelf over hun archief waken – hetgeen uiteraard wel weer andere problemen met zich meebrengt, maar dit ter zijde. De archiefbeheerders hebben we bezocht en geïnterviewd aan de hand van een uitgebreide vragenlijst. Dit bracht ons van Deerlijk tot Hasselt, van Brussel tot Horebeke en van Turnhout tot Beersel. Vaak ging het om instellingen zoals archieven en kleine (huis)musea, maar meer dan eens werden we ontvangen in de keuken, de huis- of de werkkamer van schrijvers of hun erfgenamen. Via onze enquête verkregen we informatie over de bewaaromstandigheden, de omvang, de datering, de aard en de inhoud, de context (archiefgeschiedenis), structuur (ordening), eventuele raadpleging en gebruik en over bestaande toegangen op de deelbestanden, losse archiefstukken of eventuele reeksen in hun bezit. Deze gegevens worden gestructureerd vastgelegd volgens de internationale archiefstandaard isad(g) en zullen worden opgenomen in het nieuwe archiefbeheersysteem van het Letterenhuis en op termijn ook in Archiefbank Vlaanderen. 

Tegelijkertijd werden de grenzen afgetast in het lokaliseren van verwant archief, archiefbestanden die betrekking hebben op de archiefvormer (in een familiearchief bijvoorbeeld, in archieven van bevriende schrijvers of in processtukken). De problematiek van versnipperd literair-archiefmateriaal en de behoeftes van sommige beheerders van literair-archiefmateriaal hebben we tijdens het interview eveneens geïnventariseerd en in kaart gebracht. Het gaat hierbij ook om problemen voor de onderzoeker, zoals vragen over hoe je privécollecties kunt opsporen en hoe ver je moet gaan in het lokaliseren van verwant archief.

Welke tendensen en behoeftes hebben jullie geconstateerd?

Aan de hand van de diverse gegevens hebben we een omgevings- en swot-analyse van het literair-archiefveld gemaakt, van waaruit we een aantal aanbevelingen kunnen doen in verband met de definiëring van de term ‘literair archief’, het beheer en de versnippering van literair archief.

Terwijl wij een enigszins vanzelfsprekend idee hebben over wat een archiefbestand van bijvoorbeeld een schrijver kan bevatten, is dat vaak niet het geval voor de archiefvormers zelf. Voor ons gaat het om het volledige archiefbestand van een archiefvormer, met betrekking tot al zijn werkzaamheden of functies. Veel schrijvers rekenen echter alleen zogenaamde ‘literaire’ of ‘creatieve’ documenten zoals manuscripten tot hun archief. De overige archiefbestanddelen of reeksen zoals zakelijke en privécorrespondentie, dagboeken, boekhouding enzovoort, worden door hen tot ‘privéarchief’ gerekend – en dus van minder of van een heel ander belang. Meer nog: vaak wordt ook of zelfs alleen het eindproduct van de literaire werkprocessen, namelijk het gedrukte boek, als literair archief beschouwd.

Archiefvormers zoals uitgeverijen of literaire organisaties realiseren zich vaak niet dat de documenten die zij creëren of ontvangen belangrijk kunnen zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast is het ook voor hen vaak niet duidelijk wat zij het beste kunnen bewaren en hoe dat beschreven, bedrukte of fotografische papier idealiter wordt bewaard en behandeld. Daarnaast ondervinden particuliere beheerders ook veel problemen bij het onder de juiste omstandigheden bewaren van archiefmateriaal. Dat wil zeggen dat archiefstukken of reeksen in privébezit, ook digitaal archief, van de beheerders zelden de optimale materiële zorg krijgen of zelfs maar de zorg die ze minimaal behoeven.

Archief in digitale vorm levert nog meer problemen op: het voorkomen dat computerbestanden (met tekst, beeld, geluid) onleesbaar worden als gevolg van de snelle technologische ontwikkelingen, dat de bits en bytes (letterlijk) omvallen, is zeer problematisch. Het bewaren van e-mails, digitale beelden en dito klankopnames levert vergelijkbare problemen op. Nochtans verlopen de werkprocessen bij auteurs en andere archiefvormers meer en meer digitaal. 

Tot slot stellen we in het Lolita-project ook vast dat de versnippering of verspreiding van archiefstukken kenmerkend is voor het literair-archiefveld. Het is genoegzaam bekend: de versnippering van een archiefbestand is vaak het gevolg van de handel in literaire archivalia. Commercialisering vormt voor de eenheid en de samenhang van een archiefbestand een grote bedreiging. Bewaarplaatsen zijn soms niet meer bekend of archief raakt verspreid over diverse actoren waarbij stukken worden vervreemd van hun oorspronkelijke context. Commercialisering is niet de enige reden waardoor literair archiefmateriaal maar al te vaak verspreid over verschillende beheerders is terug te vinden, maar wel de meest opvallende. Deze bevindingen, of tendensen, legden meteen een aantal behoeftes bij archiefvormers- en beheerders bloot: wat en hoe dient bewaard te worden? Om aan deze verzuchting tegemoet te komen hebben we in 2010 een brochure gemaakt over archiveren, met praktische tips voor schrijvers en verzamelaars.

Lopen er in het buitenland gelijkaardige projecten of zijn jullie gangmakers?

Voor zover we weten, is een dergelijk onderzoek nog nergens op deze manier gedaan. Wel zijn – of waren – er in enkele buurlanden projecten met ongeveer gelijkaardige doelstellingen, namelijk het verkrijgen van inzicht in het literair-archiefveld en het vinden van oplossingen voor de problemen en de uitdagingen die zich daar voordoen. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld werd in 2005 de UK Heritage Working Group opgericht, om de problematiek omtrent de verkoop en de verspreiding van literaire manuscripten naar (vooral) de Verenigde Staten aan te kaarten en deze handel tegen te gaan. Commercialisering, verspreiding, digitalisering of de onderschatte (of overschatte) culturele en financiële waarde van literaire privéarchieven leidden in naburige landen ook tot meer interessante initiatieven. De samenwerkingsverbanden Group for Literary Archives and Manuscripts (glam) in Groot-Brittanië met een pendant in de Verenigde Staten (glamna) en de Arbeitsgemeinschaft Literarischer Gesellschaften und Gedenkstätten (alg) in Duitsland bijvoorbeeld. Zij hebben min of meer vergelijkbare projecten lopen als Lolita: zo onderzocht de glam in 2006-2007 via een schriftelijke enquête de kwaliteit, omvang en betekenis van literair archief in Groot-Brittannië.

Verder merken we dat bibliotheken en universiteiten diverse projecten hebben uitgevoerd om literair erfgoed in kaart te brengen: in Engeland beschikken ze over een Location Register, in Frankrijk over een Répertoire des manuscrits littéraires français en in Nederland bestaat een databank Catalogus Epistularum Neerlandicarum (cen).

Opmerkelijk is dat al deze projecten focussen op individuele archiefstukken. Het gaat om het lokaliseren van brieven (Location Register, cen) en handschriften (Location Register, Répertoire des manuscrits littéraires français) in openbare instellingen. De online zoekmachine Malvine (Manuscripts and Letters via Integrated Networks in Europe) wilde ooit al deze initiatieven bundelen en overkoepelen om onderzoek te vergemakkelijken en om een uitgebreid Europees netwerk te creëren. De gegevens zouden allemaal door Malvine uit de databanken van de aangesloten Europese instellingen worden opgehaald – op stukniveau. 

Het zijn dus gelijkaardige doelstellingen, maar de invulling en uitvoering van Lolita was heel anders. Binnen het pilootproject hebben we eerst de buitenlandse initiatieven bestudeerd. Daarbij vielen meteen al een paar zaken op: Hoe komt het dat zoveel prachtige projecten in binnen- en buitenland op sterven na dood zijn – of zelfs al een stille dood gestorven zijn? Waarom lijken enquêtes in vele gevallen niet te werken – of slechts een zeer vaag beeld te scheppen? Bovendien kan een archief als het Letterenhuis het zich niet permitteren om slechts op brieven en handschriften te focussen bij het in kaart brengen. Het moest dus anders. En dat hebben we ook gedaan.

Is het hele proces gelopen zoals jullie gehoopt hadden, heeft Lolita jullie stoutste dromen overtroffen?

We hebben het Lolita-project opgezet omdat er grote vragen waren bij de haalbaarheid van de opdracht om een systematisch overzicht te geven van het literaire erfgoed in Vlaanderen. Het is natuurlijk wel zo dat het netwerk van het Letterenhuis zeer uitgebreid is, waardoor we al wel een vrij goed beeld hadden van dat specifieke erfgoedveld. Op sommige punten echter werd er door Lolita meer duidelijk – zoals de behoefte van veel archiefvormers en archiefbeheerders.

Aanvankelijk hadden we voor Lolita een veel langere lijst met archiefvormers, maar gezien de beperkte looptijd van het project moesten we de doelstellingen ietwat bijstellen. We hebben de lijst herleid tot de al genoemde shortlist met 23 namen. Ook het traceren van verspreide archiefbestanddelen vergde, zoals verwacht, bijzonder veel tijd: eerst bibliografisch onderzoek, bestanddelen opzoeken in openbare instellingen, bij verenigingen of particuliere verzamelaars, erven contacteren, noem maar op. Het opsporen van al het mogelijk bestaande verwante archief bleek niet doenbaar binnen de gestelde tijd. De afronding en de eindconclusies bevestigden wel veelal onze werkhypotheses: bijvoorbeeld over de vage grenzen van verwant archiefmateriaal, de invulling van het begrip literair erfgoed, de groeiende ‘verdigitalisering’ van de werkprocessen van archiefvormers in het literaire veld. De problematiek van versnippering door commercialisering en om andere redenen is ook duidelijk naar voren gekomen. Een oplossing daarvoor is er natuurlijk niet direct, maar het is zaak dat kennis van het veld en vooral van de individuele deelnemers daarin voor een archiefinstelling als het Letterenhuis (en ook voor literair-historici bijvoorbeeld) van groot belang is. Je moet de auteurs en hun erven kennen, natuurlijk, maar ook veilinghuizen en particuliere verzamelaars. Zij moeten ons ook kennen, en moeten ook weet hebben van de culturele waarde van (zo weinig mogelijk versnipperd) literair archief, en van het feit dat literair archief meer inhoudt dan bijvoorbeeld alleen de manuscripten – een vergissing die nogal eens wordt gemaakt. 

Om iets te doen aan deze en andere problematieken hebben we in 2010 een brochure uitgegeven voor archiefvormers en andere vaak individuele beheerders met informatie over wat literair archief inhoudt, of kan inhouden, en over hoe je archief – inclusief digitaal archief – het beste kunt bewaren en beheren. Voor die individuele archiefvormers en beheerders is dat een minder vanzelfsprekende zaak dan voor institutionele bewaarders. De brochure draagt de titel Zonder jurk niets om te doen opwaaien, die afkomstig is uit een toepasselijk citaat van literatuurwetenschapper Dirk van Hulle: “Die extra stimulans uit een ver verleden is een prachtig voorbeeld van wat Proust ‘les vrais paradis’ noemde: het paradijs kon pas prikkelend beginnen te worden toen het net verloren was. Zo is het ook pas dankzij de rokken die de ‘Heere God’ voor Adam en Eva maakte, dat het principe van de erotiek kon ontstaan. Het is als de jurk van Marilyn Monroe: zonder jurk niets om te doen opwaaien. Hetzelfde principe geldt voor manuscriptenonderzoek, de genesis van boeken en de erotiek van kladwerk, dat uitnodigend ligt te wachten om ontdekt te worden onder een dun laagje postparadijselijk stof – stof dat er is om het te doen opwaaien.” De brochure heeft veel succes en is nog steeds – gratis – bij het Letterenhuis te verkrijgen.

Wie heeft belang bij dit project?

Onderzoekers hebben direct baat bij zulke initiatieven. Het gaat tenslotte over het beter toegankelijk maken van literair erfgoed c.q. literair archief. Dat krijgt op termijn ook een veel grotere zichtbaarheid via ons eigen archiefbeheersysteem en vervolgens via Archiefbank Vlaanderen. Archiefvormers en -beheerders kunnen hun voordeel doen met de informatieverstrekking en de kennisdeling die uit het project zijn voortgekomen in de vorm van de al verschenen en nog te verschijnen brochures. Ook voor beleidsmakers kan Lolita relevant zijn; de analyse van het literair-archiefveld geeft immers goed aan waar de sterktes en zwaktes, de uitdagingen en de kansen liggen. Dat kan van belang zijn bij bijvoorbeeld het stimuleren van samenwerkingsverbanden voor het lokaliseren en toegankelijk maken van literair erfgoed, of als het gaat om de commerciële overwaardering van literair archief. Het eindrapport over de hele periode ronden we af in 2012.

Literair archief houdt meer in dan bijvoorbeeld alleen de manuscripten — een vergissing die nogal eens wordt gemaakt

Ten slotte was het project voor het Letterenhuis zelf zinvol. Niet alleen hebben we ons netwerk kunnen uitbreiden en onze expertise kunnen verdiepen, ook hebben we een beter zicht gekregen op de behoeftes van particuliere archiefbeheerders en archiefvormers, zodat we ons daar meer op kunnen richten. Daarnaast heeft Lolita heel duidelijk gemaakt dat in kaart brengen van literair archief het beste thematisch kan gebeuren (uitgeverijarchieven bijvoorbeeld, of archief van tijdschriften of andere literaire organisaties), waarbij we dan archief in het Letterenhuis als basis en uitgangspunt kunnen nemen. Je bent op die manier ook veel minder in het luchtledige bezig. De thematische ‘groepen’ kunnen we dan vanuit het Letterenhuis afzonderlijk en specifiek benaderen.

Lolita is een vooronderzoek, wat is de volgende stap?

Zoals we al hebben gezegd, is uit het pilootproject een thematisch vervolg voortgevloeid. We hebben zo telkens te maken met een relatief beperkt en overzichtelijk gebied, waarover (en waarvoor) we dan ook een specifieke informatiebrochure kunnen uitgeven. Onze tweede brochure zal gericht zijn op literaire organisaties zoals uitgeverijen en literaire verenigingen, boeken schrijversorganisaties.

De toekenning aan het Letterenhuis door de Vlaamse overheid van het kwaliteitslabel ‘Erkend cultureel archief’ maakt het voor ons mogelijk om te streven naar een erkenning als volwaardige collectiebeherende archiefinstelling voor het Vlaamse literaire erfgoed. Hierdoor kan onze eigen collectie nog meer en zinvoller fungeren als uitgangspunt voor onderzoek en literaire cartografie, zodat we de archiefbeheerders binnen de verschillende thema’s heel gericht onze kennis en expertise kunnen aanbieden. Nabokovs vlindernet wordt op die manier steeds effectiever: groter én met fijnere mazen. Het nieuwe archiefbeheersysteem van het Letterenhuis en Archiefbank Vlaanderen zijn dan de ideale plekken om literair archief voor iedereen bereikbaar te maken.

> letterenhuis.be

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be