RDA als opvolger van AACR2
Eind negentiger jaren groeide het besef dat AACR2, een product uit de jaren zestig, aan een serieuze update toe was. Oorspronkelijk sprak men nog van AACR3, maar gaandeweg bleek dat het verschil tussen de nieuwe standaard en AACR2 zodanig groot werd dat er ook een nieuwe naam nodig was. Dat kwam vooral door de invloed van een andere standaard, namelijk de Functional Requirements for Bibliographic Records (FRBR), die de International Federation of Library Associations and Institutions (IFLA) in 1998 publiceerde. FRBR maakte een onderscheid tussen word, expression, manifestation en item (het zogenaamde WEMI-model) bij de beschrijving van een document. Later voegde IFLA daar nog eens twee extra standaarden aan toe, namelijk de Functional Requirements for Authority Data (FRAD) en de Functional Requirements for Subject Authority Data (FRSAD). Al deze standaarden brachten een nieuwe kijk op de manier waarop bibliografische beschrijvingen opgemaakt zouden moeten worden.
De ontwikkelaars van RDA namen deze standaarden als uitgangspunt en introduceerden bovendien een heel nieuwe terminologie. Zo werd author vervangen door creator, heading door authorized access point, document of book door resource, enzovoort. Waar AACR2 nog bedoeld was voor de lineaire weergave van de metadata op papier (steekkaarten), is RDA als relationeel model bedoeld voor een nieuwe situatie waarin metadata in de digitale wereld verspreid worden via linked data. De hele zaak was (betalend) toegankelijk op een elektronisch platform, de zogenaamde RDA Toolkit, hoewel er aanvankelijk ook een papieren versie verkrijgbaar was.
Reacties gingen van wild enthousiast tot zeer afkeurend. Berucht in dat verband is de uitval van Michael Gorman – voormalig voorzitter van de American Library Association (ALA) en een gezaghebbend figuur in de Amerikaanse bibliotheekwereld – dat RDA de nieuwe ‘code van de keizer’ en een duur antwoord op een onbestaande vraag zou zijn. Vooral het WEMI-model, dat ook de ruggengraat van de Toolkit vormt, en de ongewone terminologie vielen niet altijd in de smaak van wie vertrouwd was met de traditionele catalografie. Het verschil tussen AACR2 en RDA was ook zeer groot. FRBR is een vrij theoretische kijk op bibliografische documenten, gebaseerd op een abstract denkmodel, het entity-relationship model. RDA volgde deze denkwijze en bekommerde zich niet langer om hoe je nu concreet de verschillende stukjes van een titelbeschrijving noteert, in welke volgorde, met welke leestekens ertussen enzovoort. Bovendien worden er veel meer beslissingen overgelaten aan de catalograaf, of tenminste aan de catalographic agency, met andere woorden: het biedt een stuk minder houvast dan AACR2.
De Library of Congress en haar volgelingen
Hoewel de eerste versie van RDA al in 2010 gepubliceerd werd, wordt het moment waarop de Library of Congress naar RDA overschakelde algemeen gezien als hét startpunt. Dat gebeurde na een ruime testperiode en samen met de LC ging ook een aantal grote bibliotheken, zoals de British Library, over op het integreren van de nieuwe standaard in hun catalografie. Het gebruik van AACR2 – de term zegt het zelf – was in principe beperkt tot Angelsaksische landen. Het officiële AACR2-handboek was zelfs in continentaal Europa niet of moeilijk verkrijgbaar. Met RDA deed zich het merkwaardige feit voor dat ook bibliotheken uit landen die voorheen nooit AACR2 gebruikten, RDA als de nieuwe standaard aanvaardden.
In continentaal Europa baseerden we normaal onze catalografie op de regels van de International Standard Bibliographic Description (ISBD), aangevuld met eigen richtlijnen voor het bepalen van de hoofdingang. De standaard AACR2, die gelijklopend met ISBD ontwikkeld was, onderscheidde zich, behalve wat enkele details betreft, vooral van ISBD doordat hij ook richtlijnen gaf voor het bepalen van die hoofdingang. De reden voor het succes van RDA moeten we vooral zoeken in het feit dat veel bibliotheken in hoge mate een beroep doen op copy cataloging van data uit de LC en andere grote catalogi, zoals die van OCLC of de British Library. Bibliotheken die dergelijke data opladen, worden geconfronteerd met een catalografie die in veel details verschilt van de traditionele manier van werken: geen (Latijnse) afkortingen meer, namen van uitgevers worden genomen zoals ze op het boek staan, alle auteurs worden vermeld en dergelijke meer. Wie de ‘oude’ regels hanteert, moet de overgenomen data dus manueel of via een complexe conversieslag omzetten.
In Frankrijk en Zuid-Europa, waar minder een beroep gedaan wordt op copy cataloging uit Engelstalige bronnen, is de weerstand tegen RDA iets groter. Deze landen gebruiken in hun catalografie bovendien vaak ook niet het Amerikaanse MARC21-formaat (Machine Readable Cataloging), maar eigen MARC-versies, zoals Intermarc of Unimarc. Ondertussen is er ook een European RDA Interest Group (EURIG) actief, die er samen met vertegenwoordigers uit andere werelddelen naar streeft om RDA als wereldstandaard uit te bouwen, met andere woorden: minder Angelsaksisch te maken. Op de website van het RDA Steering Committee lezen we immers het volgende: “Despite ongoing revisions to remove the Anglo-American focus present in the original RDA Toolkit, the Board acknowledges that this perspective remains in some elements and instructions.”
BIBFRAME, het nieuwe MARC21?
Als recordformaat is MARC21 toch wel wat problematisch wanneer men echt goed RDA en het WEMI-model wil volgen. Een record in MARC21 is in de eerste plaats een beschrijving van een fysiek document en situeert zich derhalve op het niveau van de manifestatie, daar waar men het werk als uitgangspunt zou moeten nemen om pas na de bepaling van de expressie over te gaan tot verdere detailbeschrijving van de manifestatie. Weliswaar zijn er mappings van MARC21 naar FRBR en naar RDA gepubliceerd. Daarin staat dan waar je in een MARC21-record elementen van de verschillende niveaus uit WEMI kunt ontdekken, maar je kunt je hierbij niet echt van de indruk ontdoen dat je toch wel veel goede wil aan de dag moet leggen om er dat allemaal in terug te vinden.