Prinsjesdag was afgelopen september een extra bijzondere dag voor de bibliotheeksector in Nederland. In de begroting, die traditiegetrouw op Prinsjesdag gepresenteerd wordt, werd voor het eerst sinds 35 jaar aangekondigd dat er opnieuw structureel in bibliotheken geïnvesteerd zal worden.
Vanaf 1989 werd de landelijke verantwoordelijkheid voor bibliotheken verschoven naar lokale overheden en werd het volledige bibliotheeklandschap ‘geherstructureerd’. Daarna kregen bibliotheken jarenlang te maken met de ene na de andere bezuiniging. Uiteindelijk zorgden al deze ontwikkelingen voor een enorme afname van het aantal bibliotheekorganisaties: van ruim 542 basisbibliotheken in 2000 tot circa 140 in 2021 (het gaat hier om het aantal basisbibliotheken, daaronder kunnen meerdere bibliotheekvestigingen vallen).
Met het nieuwe voornemen van het Nederlandse kabinet om vanaf 2025 een gemeentelijke zorgplicht in te voeren, wordt het tij eindelijk gekeerd. In elke gemeente moet een ‘toekomstbestendige bibliotheekvoorziening’ gerealiseerd worden. Daarvoor komt er 35,7 miljoen euro beschikbaar in 2023, 56,7 miljoen euro in 2024 en vanaf 2025 structureel 62,7 miljoen euro.
Hoe hebben de Nederlandse bibliotheken dat voor elkaar gekregen? Om die vraag te beantwoorden, kijken we naar de recente geschiedenis van openbare bibliotheken in Nederland. Daarnaast lichten Astrid Kraal – netwerkmanager bibliotheekstelsel bij de Koninklijke Bibliotheek (KB), nationale bibliotheek – en Klaas Gravesteijn, directeur van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB), de omwenteling in het Nederlandse regeringsbeleid toe.
Instandhoudingsplicht
De kentering in het Nederlandse regeringsbeleid geldt overigens niet alleen voor bibliotheken. Voor de hele cultuursector wordt opnieuw geld vrijgemaakt, zo stond op 4 november te lezen in de Volkskrant: “De verhoging van het budget voor bibliotheken komt uit het extra geld voor cultuur dat in het regeerakkoord is afgesproken. Dit jaar is dat 135 miljoen euro. Vanaf 2023 wordt dat 170 miljoen extra per jaar.” Staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur en Media) is begonnen aan een herstelslag van de culturele sector. Het belang van cultuur en de bibliotheken lijkt opeens weer te worden ingezien.
Klaas Gravesteijn, directeur van de VOB, licht de invoering van de zorgplicht voor bibliotheken toe: “Gemeenten hebben op dit moment meer een bevorderingstaak dan een instandhoudingsplicht. In het verleden werd er vaak door externe factoren bezuinigd op de bibliotheken. Als gemeenten moesten bezuinigen, waren bibliotheken vaak als eerste aan de beurt. Dat heeft ertoe geleid dat er een verschraling is qua locaties en inhoud. Een zorgplicht moet zorgen voor een kwalitatief goed aanbod en een bibliotheek dicht in de buurt. Een andere reden voor de zorgplicht is dat het van de politieke kleur van gemeenten afhangt of en hoe ze een bibliotheek financieren. Het kabinet is van mening dat de bibliotheek een essentiële voorziening is die bijdraagt aan de lokale maatschappelijke opgaven en dat het daarom belangrijk is om die te waarborgen.”
De zorgplicht moet er ook voor zorgen dat de lokale afstand tot een kwalitatieve bibliotheek in de toekomst verkleind wordt, aldus Klaas Gravesteijn: “We zijn in gesprek om invulling te geven aan de term ‘volwaardige bibliotheekvoorziening’ – alleen een boekenkast zal niet voldoende zijn. Daar zal ook in meespelen welke afstand minimaal is, en welke functies noodzakelijk zijn.”
Maatschappelijke opgave
De Nederlandse bibliotheken werkten ondanks alle bezuinigingen jarenlang hard aan een betere landelijke ondersteuning van het bibliotheekwerk en een transformatie van het bibliotheekaanbod. In 2015 trad de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in werking. De KB kreeg een regierol binnen het netwerk van openbare bibliotheekvoorzieningen dat bestaat uit alle openbare bibliotheken (OB’s) in Nederland, de provinciale ondersteuningsinstellingen (POI’s), de branchevereniging (VOB) en de KB.
Dankzij deze samenwerking werd er een Bibliotheekconvenant gesloten, waaruit vervolgens een netwerkagenda ontstaan is. In dat convenant ligt de focus op drie maatschappelijke opgaven waarin de bibliotheek een rol van betekenis zou moeten spelen en waaraan partners in gezamenlijkheid werken: leesbevordering, participatie van burgers in de informatiesamenleving en een leven lang leren en ontwikkelen.