Geschiedenisonderwijs en archieven: bevoorrechte partners?

META Nummer 2022/8

Geschiedenisonderwijs en archieven: bevoorrechte partners?

Geschreven door Liese Vandoninck, Joris Van Doorsselaere
Gepubliceerd op 13.12.2022
IMPORTANT
© Dijk92.

Tijdens het schooljaar 2021-2022 werkten intergemeentelijk archivaris Liese Vandoninck (Dijk92) en geschiedenisleerkracht Joris Van Doorselaere (Olvi-PiusX Zele) samen aan een kunst- en cultuurproject met daarin een historische onderzoekscomponent. Het leverde de klas uit het zesde jaar humane wetenschappen in maart 2022 de Geschiedenisprijs op, uitgereikt door de Universiteit Gent (UGent). In dit artikel reflecteren Liese en Joris samen over hun ervaringen en samenwerking tijdens dat project. Ze doen dat in het licht van de actuele hervormingen in het geschiedenisonderwijs. De focus ligt daarbij op het gebruik van bronnen en de rol van de archivaris en de archiefdienst daarin.

De modernisering van het secundair onderwijs in Vlaanderen is volop aan de gang. Deze vernieuwingsoperatie krijgt vorm rond zestien decretale sleutelcompetenties. Ook het geschiedenisonderwijs ondergaat met de sleutelcompetentie ‘historisch bewustzijn’ een grondige verandering. Maar, hoewel geschiedenisonderwijs en archieven op het eerste gezicht bevoorrechte partners lijken te zijn, blijken ze elkaar maar moeizaam te vinden. Wat betekent de onderwijsvernieuwing voor archieven? En kan dat voor een kentering zorgen in de moeizame afstemming met de scholen?

Vernieuwingen in het geschiedenisonderwijs

Een samenwerking tussen de archiefsector en het onderwijs kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. De meest logische werkwijze is een bezoek aan een archiefdienst of -instelling. De klas komt dan ter plaatse, krijgt een rondleiding van de archivaris en maakt via een aantal archiefstukken kennis met de interne werking van een archiefdienst. Een andere en minder voor de hand liggende optie is om de bronnen, dankzij digitalisering, naar de klas te brengen. De uitdaging hier bestaat erin om een interessant en gevarieerd bronnenpakket aan te bieden dat de leerlingen voldoende prikkelt om actief aan de slag te gaan. In dit artikel zullen beide opties bekeken worden. Kennismaken met relevante bronnen of de plaats waar ze bewaard worden, kan aan bod komen in verschillende thema’s en tijdens verschillende vakken, zowel in het basis- als secundair onderwijs. Deze samenwerking en kennismaking blijft echter vaak te oppervlakkig, waardoor er heel wat gemiste kansen zijn. Zo kunnen de leerlingen aan de hand van een archiefbezoek of een analyse van archiefbronnen leren om primaire bronnen op een correcte en grondige wijze te hanteren. In dit artikel zal dan ook voornamelijk ingezoomd worden op en gereflecteerd worden over de wisselwerking tussen de archiefsector en het geschiedenisonderwijs.

De Vlaamse overheid stelde in 2018 een ontwikkelcommissie samen, bestaande uit vakexperten, leerkrachten, pedagogen en vertegenwoordigers van de onderwijskoepels, om een sleutelcompetentie historisch bewustzijn voor leerlingen tussen de 12 en 18 jaar te ontwikkelen. Dat gebeurde in twee fases. In een eerste fase kwamen de leerlingen van de eerste graad aan bod, later volgden ook de tweede en derde graad. De commissie ontwierp een sleutelcompetentie die bestaat uit vier bouwstenen die elk op hun beurt door de drie graden van het secundair onderwijs lopen. In elke bouwsteen zijn een aantal eindtermen ondergebracht: de doelen die leerlingen dienen te behalen. In juni 2022 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat de Vlaamse eindtermen voor de tweede en derde graad een inbreuk zijn op de vrijheid van het onderwijs, zoals die verankerd is in de Belgische Grondwet. Het arrest richt zich enkel op het aantal eindtermen, maar spreekt zich niet uit over de achterliggende concepten en bouwstenen die aan de grondslag liggen van de sleutelcompetenties. Daarom beperkt deze bijdrage zich tot de bouwstenen historisch bewustzijn zonder dieper in te gaan op het niveau van de eindtermen.

De bouwstenen historisch bewustzijn:

  • historische fenomenen situeren in een historisch referentiekader;
  • kritisch reflecteren met en over bronnen;
  • tot beargumenteerde historische beeldvorming komen vanuit verschillende perspectieven;
  • over de complexe relatie tussen verleden, heden en toekomst reflecteren en deze duiden.

De sleutelcompetentie is erop gericht om leerlingen te leren denken als historici en om hen vertrouwd te maken met die werkwijze. Concreet betekent dat dat in de klas vertrokken wordt van een historische vraag die de leerlingen in een volgende stap leren contextualiseren en beargumenteerd beantwoorden via een aantal bronnen. Net dat bleek een knelpunt te zijn van de vorige generatie eindtermen: hoe zo’n kritische bronnenstudie diende te gebeuren in de klas werd in het verleden namelijk nooit verduidelijkt. Dat zorgde ervoor dat bronnen vaak eerder ter illustratie bij bijvoorbeeld een lesinhoud gebruikt werden.

Kansen voor archieven

In de nieuwe sleutelcompetentie historisch bewustzijn wordt meer nadruk gelegd op het gebruik van bronnen. De leerlingen worden namelijk niet alleen aangezet om doordacht met de bronnen om te springen, maar ook om er kritisch over te reflecteren. Leerkrachten dienen daarbij actief op zoek te gaan naar bronnen en deze vervolgens te selecteren. Hier is echter vaak te weinig tijd voor, waardoor het probleem opduikt dat de bronnen die aan leerlingen aangeboden worden vaak uit dezelfde vijver gevist worden. Leerkrachten vertrouwen bijvoorbeeld vaak op de selectie die hand- en methodeboeken voor hen gemaakt hebben, maar hierin schuilt het nadeel dat het gaat om heel bekende of generieke voorbeelden.

Een lokale archiefdienst kan hier nochtans gemakkelijk op inspelen: zij beschikken namelijk over een uitgebreid gamma aan bronnenmateriaal met betrekking tot de lokale of regionale geschiedenis. Zulke bronnen kunnen leerlingen prikkelen en zorgen tegelijkertijd voor een zekere connectie met de lessen en het didactisch materiaal. De lessen zijn niet langer een ver-van-hunbedshow, maar vormen een link met het lokale of regionale verleden en maken de lesinhoud relevanter.

Aanleveren van bruikbare bronnen

Niet elke bron is even bruikbaar en passend om meteen mee aan de slag te gaan. Daarom is het belangrijk om aan de hand van de gekozen thematiek samen, zowel leerkracht als archivaris, op zoek te gaan naar de geschiktste bronnen. Daarbij moet uiteraard ook rekening gehouden worden met de wijze waarop de archiefstukken het best aangeleverd kunnen worden. Idealiter zijn de bronnen niet te uitgebreid en digitaal in goede resolutie beschikbaar, zodat ze in de klas gemakkelijk en vrij snel door de leerlingen geanalyseerd kunnen worden. Verder is het belangrijk om, in geval van historisch bronnenmateriaal, ook steeds voor een transcriptie van oude geschriften te zorgen.

Aan de hand van twee specifieke voorbeelden uit het gemeentearchief van Zele, zal verduidelijkt worden hoe bronnen aangeleverd en voor analyse ingezet kunnen worden tijdens de les. Voor het project van de klas van leerkracht Joris, ging Liese samen met Joris in het archief op zoek naar interessant bronnenmateriaal betreffende de vroegere sporthal van de gemeente Zele. Ze keken daarbij naar de invulling en het gebruik van het gebouw in het verleden. Zo was het gebouw in oorsprong een textielfabriek van de gebroeders Goossens, maar fungeerde het later onder meer als sporthal, winkelcentrum en evenementenlocatie. Vanwege deze lange voorgeschiedenis, werd er voornamelijk gekeken naar specifieke archiefreeksen, zoals de bouwdossiers en de hinderlijke inrichtingen, binnen het historisch archief

IMPORTANT
© Gemeentearchief Zele.

Deze zoektocht resulteerde in een aantal interessante stukken, waaronder een werkhuisreglement (15 december 1897) van de vroegere fabriek van de gebroeders Goossens. Dat reglement is een ideale bron om tijdens de les te bespreken en te analyseren: het is namelijk beknopt in omvang, duidelijk leesbaar en in het Nederlands geschreven. Tegelijkertijd illustreert het reglement ook de arbeidsomstandigheden in de negentiende eeuw en de werking van een fabriek in die periode. Op die manier kan het gemakkelijk gelinkt worden aan de bestaande lesinhoud en vormt het zo een verduidelijking die de materie voor de leerlingen toegankelijker maakt. Specifiek voor de case van Zele en het onderzoek van de leerlingen van leerkracht Joris, toont het de lange voorgeschiedenis van het gebouw waar de voormalige sporthal gevestigd was. Hierdoor bevestigt het reglement onrechtstreeks dat een onderzoek naar deze locatie zeker de moeite waard is.

Een voorbeeld van een andere bruikbare bron voor een toegankelijk klasonderzoek zijn de plakbrieven, in de volksmond ook wel gekend als affiches. Doorgaans beschikt elke archiefdienst over een reeks affiches van lokale (jaar)- markten, foren en kermissen. Ook het Zeelse gemeentearchief is eigenaar van een uitgebreide collectie plakbrieven. In het geval van Zele zitten er zelfs een aantal luisterrijke exemplaren tussen die tot de verbeelding spreken. De affiche met een kermisprogramma van 1902 is hier een mooi voorbeeld van. Deze bron beeldt namelijk een aantal stereotypen uit, wat een aanzet kan zijn om de meest voorkomende stereotypen te bespreken en de evolutie daarvan te bekijken. Hoewel het ontwerp van zulke plakbrieven veelal aangekocht werd bij grotere drukkerijen en dus meestal niet door de gemeente zelf uitgewerkt werd, vormen deze bronnen wel een duidelijke weerspiegeling van de toenmalige tijdsgeest en gedachtegang. Verder kan er aan de hand van de tekst op zo’n affiche ook veel afgeleid worden over de boodschap, het volksvermaak in die periode en het doelpubliek.

Plaatsbezoek

Bovenstaande bronnen gaan uit van een beknopte opdracht in de klas in functie van het oefenen van de werkwijze van het kritisch denken met en over bronnen. Hier kent de leerkracht vooraf min of meer de uitkomst van de opdracht. Wanneer de bronnen echter deel uitmaken van een groter geheel, bijvoorbeeld bij een specifiek project in het kader van enkele onderzoekscompetenties, weet de leerkracht niet wat het resultaat zal zijn. Het onderzoeksproces in het archief kan dan bestaan uit het opsporen en systematisch doornemen van bronnen, het selecteren van relevante fragmenten en het interpreteren, evalueren en verwerken van de inhoud. Door de complexiteit van zo’n uitgebreid onderzoeksproces, is het doorlopen ervan in de praktijk pas echt haalbaar in de derde graad van het secundair onderwijs. In dat geval kan een plaatsbezoek aan een archief met relevante bronnen vastgelegd worden. Zo’n bezoek biedt bovendien het voordeel dat de leerlingen ook fysiek in aanraking komen met de primaire bronnen: het verleden wordt zo tastbaar(der) voor hen.

Het publieksgericht resultaat

In het geval van leerkracht Joris gingen de leerlingen aan de slag in vijf verschillende groepen met elk een eigen onderzoeksvraag, waarvan drie vragen over het verleden handelden. Om hun onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, steunden de leerlingen op secundaire literatuur (van onder andere de plaatselijke heemkring) en een aantal archiefstukken uit het gemeentearchief. In een volgende stap vulden zij hun bronnenonderzoek aan met gedigitaliseerde documenten uit de databank van de Erfgoedcel van Dijk92. De overige twee groepen kozen ervoor om geen historische vraag te stellen. Eén groep onderzocht de hedendaagse betekenisgeving van de lokale gemeenschap aan het gebouwencomplex dat op het punt stond te worden afgebroken.

Een laatste groep stelde zichzelf de vraag hoe de toekomst van de site er zou uitzien en welke authentieke elementen of verwijzingen naar het verleden het gemeentebestuur al dan niet zou behouden. Vanzelfsprekend was voor deze groepen het historisch archiefmateriaal van ondergeschikt belang. Zij namen interviews en mondelinge getuigenissen af en vertrouwden enkel op recente beleidsdocumenten, zoals verslagen van de gemeenteraad.

Het resultaat van het onderzoeksproces schreven de leerlingen neer in een beknopte tekst, die er vooral op gericht was om hun onderzoeksvraag te beantwoorden. Vaak blijven deze teksten binnen de schoolmuren. Ze belanden op het einde van het schooljaar in het schoolarchief, waar ze een tweetal jaar bewaard worden, wachtend op mogelijke visitaties van de onderwijsinspectie. Daarom had de klas van bij het begin ook het doel voor ogen om de resultaten creatief te verwerken en kenbaar te maken aan een breder publiek. Het gevonden materiaal, zoals het werkhuisreglement uit 1897, bleek heel waardevol en was tot voor het project onbekend, zelfs voor vrijwilligers van de heemkundige kring. In samenwerking met het lokale jeugdhuis werd zo een bescheiden tentoonstelling op poten gezet. In zekere zin droeg dat publieksgericht initiatief ook bij aan het ontsluiten van archiefmateriaal. Anekdotisch bewijs hiervan, tot slot, valt te vinden bij de bezoekers.

Een van de ongeveer 150 mensen die de tentoonstelling bezochten, bleek een nakomeling van de eigenaars van de negentiende-eeuwse textielfabriek. Hij hield al jarenlang een familiearchief bij met relevante stukken. Enkele foto’s en prentkaarten, en vooral het werkhuisreglement, waren voor hem onbekend en wekten zijn oprechte interesse. Gegevens werden uitgewisseld en achteraf kon hij eenvoudig toegeleid worden naar archivaris Liese. Daarnaast werd het bestaan en de vindplaats van enkele andere documenten ook aan de lokale heemkundige kring overgemaakt. Het voorgaande lijkt aan te tonen dat een samenwerking tussen archieven en het (geschiedenis)onderwijs, hoe bescheiden het resultaat ook, heel waardevol en relevant kan zijn.

IMPORTANT
© Gemeentearchief Zele.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be