The Power to Name

META Nummer 2022/7

The Power to Name

Geschreven door Piet De Keyser
Gepubliceerd op 15.11.2022
IMPORTANT

Hope A. Olson bouwde een internationale reputatie op met haar vele publicaties over inhoudelijke ontsluiting, met name trefwoordsystemen en classificaties. Speciaal onderzocht ze daarin vooroordelen, in de eerste plaats vanuit haar feministische insteek. Haar hoofdwerk, The Power to Name : locating the Limits of Subject Representation in Libraries, publiceerde ze precies twintig jaar geleden.

De erfenis van

1876 In 1876 verscheen de eerste versie van zowel de Dewey Decimal Classification (DDC) als van Charles A. Cutters Rules for a Printed Dictionary Catalogue, de theoretische basis voor de Library of Congress Subject Headings (LCSH), met andere woorden van de twee instrumenten bij uitstek voor inhoudelijke ontsluiting, niet alleen in Noord-Amerika, maar ook in vele andere landen. Uiteraard zijn dat dan de doelen waarop Olson haar pijlen richt. Volgens haar zijn beide instrumenten gekenmerkt door de tijdsgeest van hun ontstaan, samen te vatten als “a white, male, eurocentric, christocentric, heterosexual, able-bodied, bourgeois mainstream”. Het probleem is nu dat diegenen die een beroep doen op de bibliotheekcatalogus om informatie op te sporen, deze niet zomaar vinden omdat tal van onderwerpen er niet of slecht in vindbaar zijn. Je zou misschien zeggen dat ze het dan maar moeten vragen aan het bibliotheekpersoneel, dat meer op de hoogte is van wat in de collectie zit, maar dat doen ze liever niet omdat het bijvoorbeeld jongeren zijn die worstelen met hun seksuele geaardheid.

Universaliteit versus diversiteit

Beide peetvaders van de bibliotheekontsluiting hebben hun gezichtspunt nooit gewijzigd: Cutter niet tot in zijn laatste versie van 1904 en Dewey evenmin in de verschillende inleidingen bij de DDC die hij zelf schreef tot in 1932. Allebei streefden ze naar een universele hiërarchische informatietaal. Ze deden dat wel vanuit een verschillende motivatie: Cutter was ervan overtuigd dat dat in het belang van het publiek was, Dewey argumenteerde dat het uiteindelijk economischer uitviel. Volgens Olson getuigt dat van het paternalistische geloof uit die periode in controle als wapen tegen anarchie en chaos. Het gevolg is dat diversiteit uitgesloten wordt en dat alles wat afwijkt van de genoemde “bourgeois mainstream” letterlijk geen plaats heeft.

Deconstructie

Het is één ding om dat allemaal te beweren, een ander om het ook nog te bewijzen. Om dat te doen, grijpt Olson naar de methode van deconstructie, die ze toepast op de teksten van Cutter en Dewey. Die methode, die niet ongebruikelijk is in feministische studies, leerde ze uiteraard van de Franse filosoof Jacques Derrida. In citaten uit de teksten zet ze bepaalde woorden vet, die ze dan confronteert met definities uit de Oxford English Dictionary. Op die manier komen verrassende alternatieve betekenissen en associaties tevoorschijn die tonen wat er allemaal verborgen zit in die teksten. Het leidt misschien niet tot een vlotte lectuur, maar haar analyse is wel fascinerend.

Elf willekeurig gekozen boeken

Om haar theorie te toetsen, bekijkt Olson hoe elf (volgens haar) willekeurig gekozen boeken met betrekking tot feminisme of minderheden ontsloten worden in de catalogus van de Library of Congress, waar de beschrijvingen trefwoorden uit de LCSH en classificatienummers uit de DDC meekrijgen. Telkens stelt ze vast dat die beide vormen van ontsluiting de complexiteit van de inhoud van de boeken onvoldoende weergeven. Ook blijkt in een aantal gevallen dat de traditionele instrumenten het moeilijk hebben met fictie als informatiebron: ze leggen de nadruk op de vorm, niet op de inhoud. Bij gemengde bundels met fictie en non-fictie samen, is het al helemaal om te wanhopen.

Alternatief

Maar wat is dan het alternatief? Wie hier had verwacht dat Olson een revolutionair ander instrument zou voorstellen, zal een beetje ontgoocheld zijn. Ze beseft dat zowel de DDC als de LCSH niet zomaar uit de bibliotheken verdwijnen. Ze stelt een aantal “excentrische technieken” voor om ze aan te vullen. Een eerste bestaat erin om bij een zoekopdracht in de catalogus allerlei alternatieve zoekwoorden via een soort token rings mee te nemen. Op die manier hoef je niet meer te wachten tot de LCSH er eindelijk toe besluit om een trefwoord als ‘female writers of color’ goed te keuren. Een andere zou kunnen zijn dat we gebruikers zoeksets aan de catalogus laten toevoegen, een beetje zoals Amazons frequently bought together. Andere gebruikers kunnen dan profiteren van de creativiteit die nodig was om die resultaten te bereiken. Ten slotte pleit ze voor meer ruimte voor lokale varianten, zeker in kleinere bibliotheken.

Eentje maar

Voor zover we UniCat mogen vertrouwen, zou er in onze wetenschappelijke bibliotheken geen enkel exemplaar van dit werk aanwezig zijn – hoewel er bijvoorbeeld via het platform SpringerLink wel een digitale versie beschikbaar is. Van onze openbare bibliotheken bezit alleen De Krook in Gent een exemplaar. Je zou nochtans verwachten dat elke goed uitgeruste bibliotheek met interesse in bibliotheekwetenschap, feminisme of filosofische methodes er een exemplaar van had …

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be