“Als je de hele dag met je neus tussen de boeken zit, dan koop je wellicht zelf nooit nog een boek?” Deze stelling hoor ik af en toe van bibliotheekbezoekers. Ik vind het een vreemde stelling. Een garagehouder mag toch ook een auto voor zichzelf kopen? Een kapper zal toch zelf ook weleens naar de kapper willen? Zo liep ik enkele jaren geleden rond op de boekenbeurs, toen die nog bestond, en kwam ik een van onze vaste bezoekers tegen. Die schrok zich een hoedje. “Wat doe jij hier!”, riep hij verschrikt uit. Alsof het voor een bibliotheekmedewerker volstrekt illegaal is om de aankoop van een boek zelfs maar te overwegen. Ik snap het ergens wel. Waarom boeken kopen als je bij een oneindige bron gratis literatuur zit? Nu is het zeker niet zo dat ik elk boek dat me interesseert ook aankoop. Maar af en toe ervaar ik een vreemde bezitsdrang bij een bepaald boek. Om de een of andere reden moet ik dat boek dan hebben. Lenen is niet voldoende. Ik voel dan dat er iets gaat gebeuren als ik het boek heb. Meestal leidt het boek in kwestie tot een memorabel gesprek met iemand die het op mijn boekenplank ziet staan. En een goed gesprek kan ik zeer waarderen.
Zo liep ik al jaren met het voornemen om 3 mensen tussen muren van Louis Paul Boon eens ergens op de tweedehandsmarkt op de kop te tikken. Ik had dat werkje ooit eens gelezen en het behoort niet tot het beste werk van Boon. Toch ervaar ik bij dat werk ook weer die bezitsdrang. Ergens in de eerste lockdown vond ik een exemplaar op een tweedehandssite voor slechts dertien euro. Ik kocht het boekje van een vrouw die zelf nooit iets van Boon gelezen had. Het boek was van haar man die enkele jaren geleden overleden was. Bij mij kwam het boekje in de woonkamer op de boekenplank te staan. Een klein, dun boekje in een onopvallende, zwarte kaft. Iets meer dan anderhalf jaar stond het daar stof te vergaren zonder dat het ooit door iemand opgemerkt werd.