Vooraleer ik een antwoord geef op de vraag, zal ik eerst even wat achtergrondinformatie geven. Vlaanderen kent momenteel twee graduaten in het Informatiebeheer: Bibliotheek en Archief: een in Gent (Arteveldehogeschool) en een in Leuven (Erasmushogeschool Brussel). Beide opleidingen zijn gebaseerd op de beroepskwalificaties opgesteld door de VVBAD en leiden op tot bibliotheek- of archiefdeskundige. Een graduaat vormt de eerste stap van het hoger onderwijs en omvat twee jaar voltijds studeren. Uitgedrukt in studiepunten is dat 120 studiepunten. Ter vergelijking: een bacheloropleiding kent 180 studiepunten of drie jaar voltijds studeren.
Graduaatsopleidingen zijn praktijkgericht en hebben als doelstelling om beginnende beroepsbeoefenaars af te leveren. De praktijkgerichte component vullen de opleidingen in door docenten uit het werkveld in te schakelen en door gebruik te maken van werkplekleren, zoals stages, bezoeken of projecten in het werkveld. Minimaal een derde van een graduaatsopleiding bestaat uit werkplekleren. Een graduaatsstudent is dus goed voorbereid op de praktijk.
Wat leren de studenten Informatiebeheer nu tijdens hun opleiding? Beide graduaten volgen de domeinspecifieke leerresultaten opgesteld door de Vlaamse Hogescholenraad. Dat zijn een soort eindtermen voor het hoger onderwijs. Hoe ze deze leerresultaten behalen, kunnen de instellingen zelf vastleggen. Vandaar dat het programma van de Arteveldehogeschool verschilt van dat van de Erasmushogeschool Brussel. Ze kunnen andere klemtonen leggen naargelang de noden in de regio of het onderwijsproject van de hogeschool.
Grosso modo focussen de opleidingen uiteraard op dezelfde competenties. In beide programma’s vind je sterke componenten terug die focussen op digitale vaardigheden binnen de sector, metadatering en soft skills (o.a. communicatie, samenwerken, projectmatig werken, netwerken, didactiek en leidinggeven). Deze drie aspecten vormen de lijm in een opleiding informatiebeheer. Dat vullen de opleidingen aan met oriëntatie in de sector en een sterke pijler werkplekleren. Studenten kiezen daarnaast tussen twee afstudeerrichtingen – Bibliotheek of Archief – en volgen hierin specifieke opleidingsonderdelen rond bijvoorbeeld collectieontwikkeling of archiefbeheer.
Als archief- of bibliotheekdeskundigen kunnen afgestudeerde studenten aan de slag binnen de brede informatiesector. Studenten kunnen aan de hand van de stages gedeeltelijk zelf hun traject vormgeven. Zo stromen studenten uit naar functies in openbare bibliotheken, hogeschoolbibliotheken of wetenschappelijke bibliotheken.
Met hun technische bagage kunnen ze hier functies opnemen als bijvoorbeeld catalograaf, maar zijn ze evengoed voorbereid om aan de slag te gaan als adviseur of jeugddeskundige. Studenten kunnen ook een leidinggevende positie uitoefenen als bibliothecaris, wanneer deze ingeschaald is op niveau B.
In de archiefsector kunnen ze ook aan de slag gaan in verschillende deelsectoren op het niveau van deskundige, zowel binnen de privaatrechtelijke als publiekrechtelijke archieven. De opleidingen focussen vooral op hedendaags documentbeheer en de uitdagingen met betrekking tot digitale documenten en metadatastandaarden. Buiten de archiefsector kunnen studenten hun vaardigheden gebruiken als informatie- of documentbeheerders in functies zoals SharePointbeheerder of functioneel beheerder.
De graduaatsopleiding Informatiebeheer levert dus breed gevormde informatieprofessionals af die zich vlot inpassen in je organisatie. Hierbij hebben ze oog voor digitale ontwikkelingen, metadatering en de menselijke component bij contact met informatie en informatiesystemen. Kortom, een meerwaarde in je organisatie.