De reden dat de vaart er in het begin in zat, is volgens Marc Storms te danken aan een samenloop van omstandigheden, vertelt hij aan de telefoon: “Sinds het decreet van 1978 was er een klein luik van financiële middelen voor de werkingskosten van de bibliotheek, er werd weleens meesmuilend over gezegd dat die subsidie diende om het toiletpapier te bekostigen. Over die subsidie moest vernieuwend gedacht worden.
Tegelijkertijd was er dankzij de technologiebeurs Flanders Technology International veel aandacht voor technologische ontwikkelingen. Die twee dingen samen leidden tot het idee om het luik van werkingskosten in te gaan zetten voor internet in elke bibliotheek. Tijdens het IFLA-congres van 1994 in Cuba sprak ik erover met Geert Roelandts van de stuurgroep COI. Roelandts pikte het idee op, zorgde voor politieke acceptatie ervan en zo werden er uiteindelijk vanuit de stuurgroep COI in elke bibliotheek computers geplaatst met internetverbinding.”
Hoe vooruitstrevend internet in de bibliotheek was, blijkt wel uit de intro van het artikel dat Marc Storms in 1997 schreef: “Wat is het toch dat Internet zo boeiend maakt, of beter nog: wat is Internet eigenlijk?” Veel bibliotheekmedewerkers wisten in 1997 niet wat internet was, laat staan dat ze ooit gesurft hadden. Het waren vooral jongeren die het internet ontdekt hadden, en zelfs zij hadden nog hun reserves. In De Tijd van 18 april 1996 stelde Studio Brussel-presentatrice Chantal Pattyn: “Enkele maanden geleden heb ik overwogen of ik Internet ook in mijn huiskamer zou toelaten. Het werd: néén. Technisch gezien zou het perfect mogelijk zijn om vanuit mijn badkamer elke dag mijn programma te laten uitzenden. Dat thuiswerken lijkt me maar niks.”
Ommezwaai
Ook Theo Gielen herinnert zich hoe argwanend er soms nog naar internet gekeken werd. Op het moment dat de bibliotheken hun eerste internetaansluiting kregen, was dat voor veel bibliotheken “een sprong naar de 21ste eeuw”, vertelt Theo Gielen. Als lid van de stuurgroep van het COI maakte hij de eerste internetaansluitingen van dichtbij mee. Internet in alle openbare bibliotheken betekende toen dat elke bibliotheek één computer kreeg met internetaansluiting, die computer werd zowel door de bibliothecaris gebruikt, als door de bibliotheekbezoekers.
“De meeste bibliotheken zaten nog in de beginfase van automatisering, ze werkten nog met het steekkaartensysteem Brown”, vertelt Theo Gielen. “Als je het geluk had dat je over een elektronische typemachine beschikte, kon je drie steekkaarten tegelijkertijd typen. Ik herinner me nog dat ik een houten fichekast wilde vervangen door een computer. Dat was ongeveer even duur, maar dat mocht niet. Men was er bang van.”