25 jaar internet in de openbare bibliotheek

META Nummer 2021/9

25 jaar internet in de openbare bibliotheek

Geschreven door Elselien Dijkstra
Gepubliceerd op 07.12.2021
IMPORTANT

In 1996 kregen alle Vlaamse openbare bibliotheken hun eigen ‘internetwerkstation’. Een wereldprimeur. Ondanks die vliegende start duurde het nog 25 jaar voordat het internet zich ontwikkelde van een gadget voor studenten en techniekliefhebbers tot de ruggengraat van alle Vlaamse bibliotheekdiensten. Waarom duurde het eigenlijk zo lang?

De meeste mensen in 1996 konden onmogelijk vermoeden dat we 25 jaar later met één zoekopdracht (‘jaar 1996’) de belangrijkste gebeurtenissen van dat jaar terug zouden kunnen vinden op een website vol door het publiek samengestelde kennis. Wikipedia werd pas in 2001 geboren. 1996 was het jaar waarin de schaakcomputer Deep Blue schaakmeester Garri Kasparov versloeg, waarin het voormalige postkantoor van Brussel geopend werd als Vlaams Parlementsgebouw, waarin België als laatste Europese land de doodstraf afschafte, en het jaar van de eerste witte mars. Microsoft bracht de release uit van Internet Explorer 3 en bundelde de browser met zijn besturingssysteem Windows.

Early adopters zoals Marc Storms (destijds stafmedewerker van de VVBAD) en Theo Gielen (in die tijd lid van de stuurgroep Internet van het Centrum voor Overheidsinformatie, COI) droomden van een Vlaams eengemaakt bibliotheeksysteem met een centrale catalogus die iedereen vanuit huis zou kunnen raadplegen.

In een artikel dat Marc Storms schreef voor de Bibliotheek- & Archiefgids in 1997 schetste hij het volgende, achteraf gezien visionaire, toekomstbeeld: “Internet maakt het perfect mogelijk dat elke aangeslotene afhankelijk van zijn behoefte dagelijks, om de twee of drie dagen of wekelijks inlogt en de nieuwste titelbeschrijvingen downloadt. De gebruikershandleiding en catalogus-afspraken staan eveneens op het netwerk. Foutjes in de beschrijvingen kunnen per e-mail gesignaleerd worden.” En, even verderop in hetzelfde artikel: “Waarom zouden de bibliotheken geen virtuele literaire praatgroep huisvesten?”

Vlaanderen was de eerste regio ter wereld waar alle openbare bibliotheken aangesloten werden op het internet

Technisch gezien hadden een systeem als Wise en de online community’s zoals Leuven/Gent/Brugge/Antwerpen Leest er misschien al veel eerder kunnen zijn, maar toch heeft het nog 25 jaar geduurd voordat het ideaal dat Marc Storms schetste werkelijkheid werd. Dat het zo lang zou duren voordat de mogelijkheden van internet optimaal benut werden, hadden ze in de begindagen van het internet waarschijnlijk niet voor ogen. De invoering van internet in de Vlaamse bibliotheken ging in eerste instantie namelijk heel snel. Vlaanderen was de eerste regio ter wereld waar alle openbare bibliotheken aangesloten werden op het internet.

Niet in mijn huiskamer

In september 1995 kondigde Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, tijdens de opening van de Bibliotheekweek in Liederkerke zijn plan aan om alle plaatselijke openbare bibliotheken op internet aan te sluiten met de woorden: “De vraag is niet of wij dit moeten doen, de vraag is hoe wij dit zo snel mogelijk kunnen uitvoeren.” In die week werden al de eerste Vlaamse bibliotheken aangesloten: De Pinte, Eeklo, Liedekerke en Oudenaarde.

Iets langer dan een jaar later, op 29 maart 1996 maakte Luc Martens zijn plan officieel bekend. De basiskosten zouden door de Vlaamse Gemeenschap betaald worden, de verbruikskosten kwamen voor de rekening van de openbare bibliotheken. En nog geen jaar later, op 25 september 1997 waren 327 Vlaamse bibliotheken aangesloten op de website van de openbare bibliotheken, het Bibnet, niet te verwarren met de organisatie Bibnet die pas in 2009 opgericht werd.

IMPORTANT
IFLA-congres in Amsterdam, 1998

De reden dat de vaart er in het begin in zat, is volgens Marc Storms te danken aan een samenloop van omstandigheden, vertelt hij aan de telefoon: “Sinds het decreet van 1978 was er een klein luik van financiële middelen voor de werkingskosten van de bibliotheek, er werd weleens meesmuilend over gezegd dat die subsidie diende om het toiletpapier te bekostigen. Over die subsidie moest vernieuwend gedacht worden.

Tegelijkertijd was er dankzij de technologiebeurs Flanders Technology International veel aandacht voor technologische ontwikkelingen. Die twee dingen samen leidden tot het idee om het luik van werkingskosten in te gaan zetten voor internet in elke bibliotheek. Tijdens het IFLA-congres van 1994 in Cuba sprak ik erover met Geert Roelandts van de stuurgroep COI. Roelandts pikte het idee op, zorgde voor politieke acceptatie ervan en zo werden er uiteindelijk vanuit de stuurgroep COI in elke bibliotheek computers geplaatst met internetverbinding.”

Hoe vooruitstrevend internet in de bibliotheek was, blijkt wel uit de intro van het artikel dat Marc Storms in 1997 schreef: “Wat is het toch dat Internet zo boeiend maakt, of beter nog: wat is Internet eigenlijk?” Veel bibliotheekmedewerkers wisten in 1997 niet wat internet was, laat staan dat ze ooit gesurft hadden. Het waren vooral jongeren die het internet ontdekt hadden, en zelfs zij hadden nog hun reserves. In De Tijd van 18 april 1996 stelde Studio Brussel-presentatrice Chantal Pattyn: “Enkele maanden geleden heb ik overwogen of ik Internet ook in mijn huiskamer zou toelaten. Het werd: néén. Technisch gezien zou het perfect mogelijk zijn om vanuit mijn badkamer elke dag mijn programma te laten uitzenden. Dat thuiswerken lijkt me maar niks.”

Ommezwaai

Ook Theo Gielen herinnert zich hoe argwanend er soms nog naar internet gekeken werd. Op het moment dat de bibliotheken hun eerste internetaansluiting kregen, was dat voor veel bibliotheken “een sprong naar de 21ste eeuw”, vertelt Theo Gielen. Als lid van de stuurgroep van het COI maakte hij de eerste internetaansluitingen van dichtbij mee. Internet in alle openbare bibliotheken betekende toen dat elke bibliotheek één computer kreeg met internetaansluiting, die computer werd zowel door de bibliothecaris gebruikt, als door de bibliotheekbezoekers.

“De meeste bibliotheken zaten nog in de beginfase van automatisering, ze werkten nog met het steekkaartensysteem Brown”, vertelt Theo Gielen. “Als je het geluk had dat je over een elektronische typemachine beschikte, kon je drie steekkaarten tegelijkertijd typen. Ik herinner me nog dat ik een houten fichekast wilde vervangen door een computer. Dat was ongeveer even duur, maar dat mocht niet. Men was er bang van.”

IMPORTANT
Een artikel over internet in de bibliotheek in de Bibliotheek- & Archiefgids (1998/5)

Marc Storms herinnert zich dat niet alle bibliotheken voorstander van het internet waren. “Als VVBAD hebben we veel moeten bepleiten dat dit een goede stap was. In het begin was dat best moeilijk. Op lokaal niveau speelden er wel discussies. Veel gemeentebesturen hadden nog geen ervaring met automatisering, laat staan dat er sprake van was dat er een computer in de openbare bibliotheek zou komen. Die nationale regeling gaf bibliotheken wel een duwtje.”

En een duwtje was wel nodig, niet alleen richting de gemeentebesturen. Vanuit de VVBAD probeerde Marc Storms de geesten binnen de openbare bibliotheken rijp te maken, zo blijkt uit zijn artikel in 1997: “Er is werk aan de winkel. Internet in de openbare bibliotheken kan maar ten volle slagen als de bibliotheken op een andere wijze met elkaar omgaan – weg met de eilandjes-mentaliteit – en ten volle kiezen voor een samenwerkend netwerk. (…) Want de voornaamste barrières zijn niet de technologische, er moet veeleer een ommezwaai in ons denken plaatshebben.”

Verboden te e-mailen

Het internet werd in het begin met grote voorzichtigheid aangeboden. Er heerste vooral bezorgdheid over de vraag of het publiek wel met de grote hoeveelheden informatie om kon gaan, en of er niet te veel naar erotica gezocht zou worden. Die voorzichtigheid blijkt bijvoorbeeld ook uit het artikel ‘Hoe publieke toegang aanbieden tot Internetinformatie?’ van Paul Nieuwenhuysen (Bibliotheek- & Archiefgids 1997/3). Daarin biedt hij antwoord op vragen van bibliotheken over de ‘Internetwerkstations’. Vragen die hij behandelt, waren onder meer: ‘De dienst alleen aanbieden aan volwassenen?’, ‘Ontwikkelen en opleggen van een internetgedragscode?’, ‘Hoe streng superviseren?’ Of, een vraag waar we tegenwoordig onze wenkbrauwen bij zouden optrekken: ‘Alle informatie op internet (of in world wide web) aanbieden of slechts een gefilterde selectie?’

In de openbare bibliotheek van Gent werd het surfgedrag van gebruikers nauwlettend in de gaten gehouden: zeven dagen lang werden alle caches van de openbare computers dagelijks geanalyseerd, om te ontdekken dat de meeste internetgebruikers mannelijke studenten waren die bij voorkeur zochten naar muzieksites, illegale software om muziek te downloaden en online vacatures. De bibliotheek van Gent was (vanwege de kostbaarheid van de verbinding en het beperkte aantal publieksterminals) erg streng: “De Gentse bibliotheek wil enkel informatie ter beschikking stellen: spelletjes, e-mail, meewerken aan discussielijsten of nieuwsgroepen, chatten en erotica zijn niet toegelaten.”

IMPORTANT
Informaticamarkt 1990

De terughoudendheid van bibliotheken betrof niet alleen zorgen over het gedrag van het publiek, er heerste ook bezorgdheid over de rol van bibliotheken. Richard Philips verwoordt dat in zijn artikel ‘De openbare bibliotheek: de virtuele bibliotheek concreet’ (Bibliotheek- & Archiefgids 1997/6) als volgt: “Zou de bibliotheek virtueel worden, dan betekent dat op zijn minst dat de bibliotheken grondig zullen veranderen of erger nog, dat andere organisaties hun taken zullen overnemen.” En even verder: “Het is merkwaardig te zien dat terwijl het management van onze bibliotheken moeite heeft om het instrumentarium van het informatietijdperk aan te schaffen en in te zetten in een gecontroleerde omgeving, de eindgebruiker daar doorgaans heel wat minder last van heeft.”

Vrijheid

Achteraf verklaart Geert Roelandts (voormalig afdelingshoofd Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk) de terughoudendheid van bibliotheken tegenover het internet mede door de poging van de Vlaamse overheid om bibliotheken over hun eigen rol te laten nadenken. “Een groot aantal bibliotheekmedewerkers zag het wel zitten,” vertelt hij, “maar de oproep om anders naar de bibliotheek te gaan kijken en daar een eigen visie over te ontwikkelen, stuitte ook op weerstand.”

Die weerstand was mogelijk niet alleen weerstand tegen het internet, maar ook een uiting van andere onzekerheden waar bibliotheken mee te maken hadden. De bibliotheken maakten niet alleen een digitale transformatie door, maar ook de transitie van een strenge reglementering en bijbehorende subsidie vanuit de Vlaamse overheid, naar eigen verantwoordelijkheid en minder subsidie.

De wet van 1978 was een streng keurslijf waar bibliotheken mee te maken hadden, maar de wet garandeerde ook voldoende ruimte, personeel en budget voor collecties. Met het decreet Lokaal Cultuurbeleid van 2001 werden de teugels ineens compleet losgelaten. Bibliotheken kregen plotseling de vrijheid om zelf na te denken over hun eigen rol.

IMPORTANT

Naar die rol was het nog even zoeken. Een opvallend project uit de beginperiode van internet in de bibliotheek was Webwijzer. De bibliotheken hadden een uitvoerige procedure uitgedacht waarbij ze in feite het internet probeerden te catalogiseren. Webwijzer bood links naar Nederlandstalige sites op alle domeinen op basis van ‘kwaliteitsnormen’. Na verloop van tijd werd de ongelijke strijd met andere zoekmachines zoals Yahoo opgegeven.

Mediawijs

Inmiddels is het besef ingedaald dat het internet net zo moeilijk in toom gehouden kan worden als de wereld zelf, en is de insteek van bibliotheken veranderd naar het mediawijs maken van bibliotheekbezoekers. Wat Rita Van de Wiele al in 1997 in de Bibliotheek- & Archiefgids verwoordde, geldt nu nog steeds: “De kwaliteit van een samenleving staat of valt met het kritisch en creatief denkvermogen van haar leden en de mate waarin zij informatie kunnen en willen analyseren, interpreteren en evalueren.”

Uiteindelijk heeft het 25 jaar geduurd voordat het toekomstbeeld van Marc Storms werkelijkheid werd, en inmiddels is internet de ruggengraat van alle diensten die bibliotheken aanbieden. Of het niet sneller gekund had dan in 25 jaar, dat betwijfelt Marc Storms. “Al die tussenstappen waren nodig, en helaas was er ook terreinstrijd tussen het Vlaamse en provinciale niveau.” 

Geert Roelandts vertelt over de lange transitie naar de digitale bibliotheek: “De start was heel duidelijk, maar in het begin was het niet gemakkelijk om de volledige sector mee te krijgen. En er was niet veel geld beschikbaar. Uiteindelijk was de oprichting van organisaties als het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB), Bibnet en Cultuurconnect, denk ik, essentieel om te komen waar we nu staan. Als ik kijk naar hoe Turnhout vernieuwd is, en Mechelen, Aalst … dan vind ik dat de bibliotheken er nu behoorlijk voorstaan. We hebben de sector op de kaart gezet, nu is het aan de sector zelf.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be