Een honderdste verjaardag vieren, is niet zo evident. Het is Rita Van de Wiele die in de loop van het gesprek mooi verwoordt waarom de VVBAD het al zo lang volhoudt:
Rita: Net zoals honderd jaar geleden zijn de sterktes van de VVBAD: het enthousiasme, de inzet en het vrijwillige engagement van haar leden, en sinds 1980 de ondersteuning van een inhoudelijk en organisatorisch sterk secretariaat (nu: coördinatieteam).
We begonnen het gesprek met een kleine rondvraag:
Wat vinden jullie het grootste succes en de grootste tegenslag voor de vereniging de voorbije 25 jaar?
Patrick Vanouplines: De mooiste periode was toen de VVBAD subsidies ontving. We waren toen erg krachtig en werkten heel wat projecten uit. Een minder mooi moment was de dag dat ik bericht kreeg – op de luchthaven van Firenze – van Bruno Vermeeren dat de subsidies stopgezet werden. Ik kon toen niet genieten van mijn vakantie. (lacht) Dat was een donkere periode voor de vereniging, maar we zijn fier dat we nu kunnen spreken over een VVBAD 2.0. Ons doel is om te evolueren naar een VVBAD 2.1.
Rita: Een belangrijk moment van erkenning was het tweede decreet van 2001 (het decreet op het kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid). Dat decreet gaf de vereniging een duidelijke opdracht: het stimuleren van de samenwerking tussen de verschillende sectoren. Het schrappen van de subsidies was zonder meer de grootste tegenslag. Vooral de visie achter die beslissing deed pijn.
Veerle Kerstens: Toen ik begon bij de VVBAD, merkte ik dat het veel zoeken was. We vroegen ons af wat de rol was van de vereniging – en de bibliotheken, archieven en documentatiecentra –, zeker toen Google alomtegenwoordig werd en er ook andere spelers op de markt kwamen zoals het steunpunt Vlaams Centrum voor Openbare bibliotheken (VCOB) en Locus. De VVBAD heeft toen de communicatie onder de loep genomen. Daarbij hebben we ook de visie en de missie zuiver in beeld gebracht. Dankzij het scherper stellen van die ambities zijn Informatie aan Zee en META succesverhalen geworden. Een minpuntje dat bij mij tot frustratie leidt, is dat de opleidingen niet zijn wat ze moeten zijn. Ondanks onze inspanningen slagen we er niet in om momenteel te bieden wat het werkveld nodig heeft. Zo vind ik het spijtig dat er geen master Informatie- en Bibliotheekwetenschap meer is en dat het bijscholingsaanbod beperkt is.
Hilde Sels: Toen ik bij de VVBAD begon, was de sectie HSB relatief nieuw. De vereniging heeft een belangrijke rol gespeeld in de professionalisering van de medewerkers van hogeschoolbibliotheken. Toen ik in 1989 begon als bibliotheekmedewerker bij het Hoger Instituut der Kempen in Geel, was een van mijn eerste opdrachten een studie in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Uit mijn conclusie bleek dat hogescholen die met andere hogescholen samenwerkten over een hogere kwaliteit beschikten dan hogescholen die niet in een netwerk zaten. Dat was voor mij echt de raison d’être van de VVBAD: wie samenwerkt, komt daar sterker uit. De VVBAD biedt een platform aan om kennis en expertise te delen, ook buiten de kring van de hogescholen. Wat dat laatste betreft, bleef ik – zeker tijdens die jaren – wel wat op mijn honger. De verbinding met andere secties bleef beperkt. Ik zie daar nu wel verandering in komen.
Johan Vannieuwenhuyse: Bij de sectie AHD bracht de VVBAD mensen bijeen. In een archief werk je redelijk geïsoleerd, wat een groot verschil is met de werking in bibliotheken. In de werkgroep WLOA waren mensen heel actief en kwamen we regelmatig samen om elkaar te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. Via de vereniging konden we ook heel wat zaken afdwingen, zoals het archiefdecreet. Alleen hadden wij dat nooit gekund. De grootste teleurstelling is dat we toen niet echt tot een goede verstandhouding gekomen zijn met het Rijksarchief. Door realistischer samen te werken rond het archiefdecreet en zaken anders aan te pakken, zou dat volgens mij meer opgeleverd hebben voor het archiefwezen. Nu is de relatie tussen de sectie AHD en het Rijksarchief gelukkig helemaal anders.
De VVBAD bestaat uit verschillende deelsectoren, elk met een eigen sectie. Hoe blikken jullie terug op de onderlinge samenwerking?
Rita: Er was misschien wel sprake van weinig verbinding, maar er werd zeker geen muur opgetrokken. De secties waren in eerste instantie gefocust op hun eigen domein.
Veerle: Ik heb goede herinneringen aan de onderlinge samenwerking rond verschillende thema’s. Maar het lukte niet altijd even goed om intersectoraal te werken. Vaak was er minder kennis over de andere secties. Op Informatie aan Zee zat je weleens met een agendaprobleem omdat er veel parallelle sessies waren, zoals bij de sectie WDI en HSB. Je moest dus een keuze maken, maar er was wel altijd plaats om te netwerken.
Patrick: Er was misschien inderdaad een snuifje wantrouwen, maar ook een snuifje respect aanwezig. Misschien waren sommige secties bang om opgeslokt te raken?
Johan: Je kunt moeilijk met archieven alleen een vereniging organiseren, want met archief alleen kom je er niet. Je hebt meer slagkracht door met bibliotheken en documentatiecentra samen te werken in eenzelfde vereniging. Studiedagen en andere bijeenkomsten waren belangrijk om je eigen werkplek te confronteren met wat een ander tegenkomt op zijn of haar werkplek.
Hilde: Het helpt om elkaar via de VVBAD als platform te ontmoeten. Alle realisaties hebben ervoor gezorgd dat bibliotheken, archieven en documentatiecentra er sterker op geworden zijn.