Henry E. Bliss: The organization of knowledge in libraries and the subject-approach to books

META Nummer 2021/6

Henry E. Bliss: The organization of knowledge in libraries and the subject-approach to books

Geschreven door Piet De Keyser
Gepubliceerd op 31.08.2021
IMPORTANT

Eugene Garfield, bekend van de Science Citation Index, omschreef Bliss ooit als “the last of the library Mohicans”. Henry Evelyn Bliss (1870-1955) is inderdaad een van de grote pioniers op het gebied van bibliotheekclassificaties, hoewel hij overschaduwd wordt door figuren als Charles Cutter, Melvil Dewey, S.R. Ranganathan of Paul Otlet. Meestal wordt hij genoemd als ontwerper van de Bliss Classification, maar hij is ook een invloedrijke theoreticus.

Duty librarian en criticaster

Op professioneel vlak schopte Bliss het niet verder dan deputy librarian van een relatief kleine bibliotheek in het City College of New York. Zijn reputatie van onhandelbare criticaster en zijn toenemende doofheid stonden de verdere uitbouw van zijn carrière in de weg. Vakgenoten namen zijn voortdurende kritiek op andere classificatiebouwers niet in dank af en Bliss voelde zich dan ook door hen niet begrepen.

Trilogie

Het boek dat we hier onder de aandacht willen brengen, maakt deel uit van een trilogie. In een eerste boek uit 1929 plaatst Bliss zijn theorie over classificatie in het licht van een algemene kennistheorie. Het is een minder toegankelijke publicatie, onder andere wegens de ellenlange en nu gedateerde opsomming van allerlei organisaties die zich volgens hem met het verspreiden van kennis bezighielden. Het tweede deel uit 1933, herwerkt in 1939, waar we het verder over hebben, handelt volledig over de theorie achter bibliotheekclassificaties, en het derde boek is een eerste versie van zijn eigen classificatie.

Volgens Bliss moet een classificatie gesteund zijn op een degelijke kennistheorie, maar de zijne is nogal naïef: kennis is in overeenstemming met de structuur van de natuur, wordt weergegeven in woorden, die op hun beurt vastgelegd worden in boeken, die dan weer opgeslagen zijn in bibliotheken. Bibliotheken kunnen hun doel alleen bereiken als ze ingedeeld worden volgens een systeem dat in overeenstemming is met de structuur van de wetenschap en dus ook van de natuur: “consistency should be threefold”.

De 'Subject-index illusion'

Bliss heeft altijd strijd gevoerd tegen de grote classificaties van zijn tijd, zoals de Dewey Decimal Classification (DDC) en de Library of Congress Classification (LCC). Ze zijn ontstaan vanuit een concrete nood in een bepaalde bibliotheek; ze missen elke grondige fundering en ze danken hun succes alleen aan de gemakzucht van bibliothecarissen die genoegen nemen met een bestaand, maar gebrekkig instrument. De onvolkomenheden zouden dan wel opgelost worden via een alfabetische index, die onvindbare onderwerpen vindbaar moet maken. Bliss bleef zich verzetten tegen wat hij deze “subject-index illusion” noemde: “It is a poor substitute for a good classification, and not much better for a poor one.”

Notatie gebaseerd op letters

Bliss heeft ook geen goed woord over voor notaties die op cijfers gebaseerd zijn, zoals bij de DDC. Letters en woorden vindt hij veel natuurlijker en het argument dat cijfers mnemotechnisch zouden zijn, veegt hij van tafel. Alleen bibliothecarissen kennen notaties zoals die van de DDC uit het hoofd: ze handelen daarmee “against nature and against linguistic tendencies”. Notaties in letters worden beter onthouden: ze blijven ‘beter plakken’. Het is ook economischer om het alfabet te gebruiken: er zijn gewoon meer letters dan cijfers en bijgevolg kunnen de combinaties korter zijn. Maar al bij al is notatie ondergeschikt aan de indeling van een classificatie. De traditionele classificaties hechten hier te veel belang aan het verkeerde: “the tail was wagging the dog” noemt hij dat in het eerste boek.

Principes, geen wetten

Bliss formuleert 32 principes voor bibliotheekclassificaties. Hij weigert het ‘wetten’ te noemen: het zijn algemene uitspraken over classificaties. Ze zijn dan ook vrij abstract en soms nogal moeilijk geformuleerd, zonder concrete voorbeelden.

Een aantal ervan zijn sindsdien wel doorgedrongen tot leerboeken en opleidingen over classificatie, zoals subordinatie (indeling van klassen in ondergeschikte klassen), coördinatie (klassen met gelijke waarde staan op dezelfde hoogte), collocatie (verwante klassen moeten bij elkaar staan) en de eis om klassen gradueel in te delen, bijvoorbeeld van algemeen naar specifiek. Nieuw voor zijn tijd was zeker het principe van alternatieve locaties: een bibliotheek kan een onderwerp op een andere plaats zetten als daar redenen voor zijn. Ook nieuw was het begrip cross-classificatie: klassen kunnen op het snijpunt liggen van meerdere criteria. Daarmee loopt hij vooruit op wat de facetclassificatie zal worden. Uitdagend voor de bibliotheekwereld moet het allerlaatste principe geweest zijn, namelijk dat het nodig kan zijn om een bibliotheek geheel of gedeeltelijk te herklasseren: als de wetenschap evolueert, moet de bibliotheekclassificatie immers volgen. Elders in het boek geeft Bliss tal van praktische raadgevingen over hoe je dan de signatuur op de boeken kunt verwijderen en hoe je die het gemakkelijkst van steekkaartjes uitgomt. Dergelijke passages zijn nu natuurlijk niet meer relevant en hooguit grappig.

Een classificatie moet voor elke bibliotheek aanpasbaar zijn, maar kan evolueren naar een standaard. Bliss streefde ernaar om zijn eigen classificatie dat statuut mee te geven: hij ondernam vruchteloze pogingen om de Library of Congress ertoe te bewegen ook zijn signaturen aan te brengen op de steekkaarten die ze leverden aan allerlei bibliotheken. Zijn scherpe kritiek op de LCC zal daarbij niet behulpzaam geweest zijn.

Hier doet hij zijn reputatie van onhebbelijke criticaster ten volle eer aan

Kritiek op andere classificaties

De laatste honderd bladzijden van het boek bevatten een kritisch overzicht van wat Bliss “historische bibliotheekclassificaties” noemt. Hier doet hij zijn reputatie van onhebbelijke criticaster ten volle eer aan. Telkens worden ze gewogen tegen zijn inzichten en uiteraard te licht bevonden. Alleen als ze hun indeling en notatie zodanig wijzigen dat ze eigenlijk als twee druppels water op zijn eigen classificatie gelijken, zijn ze misschien nog te redden.

In tientallen bladzijden kleinere druk somt hij telkens alle mogelijke fouten op: verkeerde indelingen, te lange notaties, foute terminologie enzovoort, doorspekt met sarcastische opmerkingen. Hij beëindigt zijn slooptocht doorheen de DDC met de bewering dat hij ondanks alles aanzienlijke constructieve suggesties geleverd heeft. De LCC krijgt van hetzelfde laken een broek, en alhoewel hij eerst nog schrijft dat ze niet hopeloos is en “less unsatisfactory than others” komt hij tot de conclusie dat “as a standard it is disqualified”. Volgens zijn eigen zeggen, heeft hij daarbij niet op een onfaire manier naar fouten gezocht. Aan de Universal Decimal Classification (UDC) maakt hij niet veel woorden vuil: het is geen classificatie voor bibliotheken, maar voor het bibliografisch project van Otlet en omdat het gebaseerd is op de DDC heeft het ook alle fouten ervan geërfd. Bovendien is de notatie nog langer dan die van de DDC en dus nog slechter. De notaties die de Colon Classification (CC) gebruikt, zouden mnemotechnisch bedoeld zijn, wat Bliss gretig aangrijpt om er de spot mee te drijven. Misschien, zegt hij, zouden er in India of elders wel mensen te vinden zijn die dergelijke gecompliceerde notaties kunnen onthouden en misschien kunnen die lieden daar ook een professionele cultus rond bouwen, zoals bij de DDC het geval is, maar aan hem is het dus niet besteed. Het is ook niet uitgesloten dat iemand zich de theorie uit de inleiding bij de CC eigen maakt, maar Bliss wil er zelfs niet aan beginnen: “But the writer doubts he could do so. He would rather not try.” Ook andere, nu niet meer gebruikte classificaties worden op dezelfde manier op de korrel genomen.

Het boek had grote invloed op andere theoretici, zoals Ranganathan, het blijft leesbaar omdat het goed geschreven is en het is best vermakelijk voor wie een goed stukje scheldproza kan appreciëren. Bovendien is zijn kritiek op andere classificaties vaak gewoon ook juist.

IMPORTANT

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be