De Bibliotheekgids

META Nummer 2021/6

De Bibliotheekgids

Geschreven door Hedwig Van den Bossche
Gepubliceerd op 31.08.2021

Een kloeke hefboom voor de ontwikkeling van ons volk, 1922 - 1931

IMPORTANT
© De Bibliotheekgids. B 62471, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.

In 1921 werd in Gent het Verbond der Boekbewaarders van het Vlaamsche land opgericht, de voorloper van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie (VVBAD), die dus dit jaar haar honderdjarig bestaan viert.

Reeds tijdens de eerste bijeenkomst van de nieuwe vereniging wees voorzitter Lode Baekelmans op de nood aan een beroepsopleiding voor het bibliotheekpersoneel. Hij meende dat het uitgeven van een tijdschrift over leeszalen en boekerijen hierbij een belangrijke rol kon spelen. Het eerste nummer van De Bibliotheekgids verscheen in januari 1922 met op de omslag een tekening van een bibliothecaris aan zijn werktafel achter een stapel boeken; zijn attributen zijn een leesbril, een inktpot, een kat en een muis.

De ambities van de opstelraad (= redactie) met als redactiesecretaris Lode Baekelmans waren hoog, zoals blijkt uit het editoriaal van het eerste nummer. Het tijdschrift wilde bibliothecarissen en boekenliefhebbers informeren over de nieuwste ontwikkelingen en de belangrijkste publicaties in hun vakgebied, en bovendien fungeren als “kloeke hefboom voor de ontwikkeling van ons volk”. In dit artikel grasduinen we in de eerste tien jaargangen van De Bibliotheekgids en gaan we na of het tijdschrift in deze beginjaren de verwachtingen ingelost heeft.

Hoe inkomsten werven? Over abonnementen en advertenties

Een tijdschrift kan natuurlijk maar blijven bestaan als er voldoende abonnees en voldoende inkomsten uit advertenties zijn, en hierin is de redactie bijzonder creatief. De leden van de vereniging worden jaarlijks aangemaand om tijdig hun lidgeld te betalen en nieuwe leden worden hartelijk verwelkomd. Er zijn regelmatig campagnes om nieuwe abonnees te werven, bijvoorbeeld waarbij iemand die een abonnee aanbrengt voor 50 frank boeken mag kiezen uit een lijst met onder andere Verzen van Wies Moens, Vakantiekrabbels van Lode Baekelmans en Arme menschen van Reimond Stijns.

In de beginjaren is er zeker geen gebrek aan advertenties: naast aankondigingen van boekhandels en handelaars in papierwaren verschijnt er zelfs reclame voor een winkel van pelsen en damesconfecties en voor een fabriek van massieve meubelen. Na 1926 verminderen de advertenties en verschijnt het tijdschrift minder frequent.

Over bibliothecarissen en boekbinders van de oude tijd, over de eigenaardigheden van schrijvers en over het ontsmetten van boeken 

De inhoud van De Bibliotheekgids 1922-1931 is zeer divers, de meest uiteenlopende thema’s komen aan bod. De lezer krijgt informatie over de bibliotheekwetgeving in binnen- en buitenland, verslagen van congressen en studiebezoeken in België en Nederland, vaktechnische bijdragen, statistieken en statuten, een vraagbaak-rubriek met tips, recensies van vakliteratuur en uitvoerige besprekingen van fictie en non-fictie, aankondigingen van nieuwe uitgaven en literaire prijzen, enzovoort. Maar daarnaast worden er onderwerpen uit de dagelijkse bibliotheekpraktijk behandeld en zijn er steeds interessante weetjes in de rubriek Aantekeningen, zoals blijkt uit volgende sprekende voorbeelden.

Wie graag wil weten hoe bibliothecarissen in binnen- en buitenland werkten, van de oudheid tot de negentiende eeuw, vindt veel informatie in een reeks artikels genaamd Bibliothekarissen van de oude tijd (o.a. BG 1924, p. 1-3).

Over boekbinders die niet mochten kunnen lezen! Op de ruggen van oude, ingebonden boeken staan dikwijls spellingsfouten in de titels. Dat komt omdat – voor de Franse Revolutie – boekbinders enkel aan het Rekenhof mochten komen werken indien ze niet konden lezen, dit om te vermijden dat ze geheime informatie zouden doorgeven (BG 1923, p. 285).

Over de eigenaardigheden van schrijvers, van Byron wordt bijvoorbeeld vermeld dat hij de zetters knapper vond dan zichzelf, daar zij zijn schrift konden lezen (BG 1922, p. 334-335).

Merkwaardig is een artikel over het ontsmetten van boeken: ontsmetten dient te gebeuren in een afgesloten ontsmettingskamer met een Eskulaap-ontsmettingslamp, een toestel van Duitse makelij dat werkt op basis van brandalcohol en dat formoldampen afgeeft. Na afloop moet de kamer steeds goed verlucht worden (BG 1922, p. 311-313).

Discussies tussen boekhandelaars, auteurs, uitgevers en bibliothecarissen waren honderd jaar geleden ook reeds aan de orde, zoals blijkt uit artikels als: Kan een auteur de uitleening van zijn boek verbieden? (BG 1930, p. 14) en Wordt door de openbare boekerijen de boekenverkoop bevoordeeld of benadeeld? (BG 1922, p. 208-211).

IMPORTANT
Lord Byron. © De Bibliotheekgids.

Hoe de uitlening organiseren? Heel het bedrijf moet erop bereken zijn om den bibliothecaris toe te laten bijna al zijn te te wijden aan den omgang met de lezer

Niet enkel volksverheffing, ook gebruiksvriendelijkheid was belangrijk in het bibliotheekvak. In een uitgebreid artikel over De uitleening en wat er rond staat (BG 1923, p. 141-152) komen zelfs afhaalpunten, boekendienst-aan-huis en reizende bibliotheken met wisselcollecties aan bod. De auteur pleit voor extra openingsuren in de wintermaanden en is gewonnen voor de zondagsopening, omdat de lezers dan meer tijd hebben. Hij is enthousiast over het open acces-systeem of free acces-systeem dat reeds in Engeland en Amerika gebruikt wordt (hiermee bedoelt hij de huidige openkastopstelling). Hij meent dat de bibliothecaris een belangrijke opvoedende functie heeft, maar dat hij zich zeker niet mag gedragen als een bibliothecaris-dictator en zijn boekenkeuze niet mag opdringen aan zijn lezers.

Eveneens interessant zijn de Vluchtige Beschouwingen betreffende den Uitleeningsdienst (BG 1923, p. 87-89), over de belangrijke rol van de winketbediende (= loketbediende) in de bibliotheek: “Hij zal het volk leren leezen, – d. w. z. dezes smaak ontwikkelen in zake de keus der lektuur, (...) Hij zal onder de aandacht van het publiek brengen, dat er, buiten de vijf of zes schrijvers, bij wier werken de meerderheid der lezers zich bepaalt, nog andere schrijvers vertegenwoordigd zijn in de boekerij. (...) de schrijversnamen die de vrouwen in den mond bestorven zijn, luiden doorgaans als volgt : Burnett, Corelli, Heimburg, Marlitt (...). Het jeugdige volkje verkneutert zich bij de avonturen der helden van Karel May, Cooper (...), terwijl een heele kategorie van mannen het houdt met Dumas, Zola, Sue. (...) (De bediende) zal (de lezers) er toe brengen kennis te maken met schrijvers bij wier werk de algemeen verstandelijke ontwikkeling meer zal gebaat zijn dan bij de werken, waarmede zij zich tot dan toe tevreden stelden.”

Over het klasseren op het stamwoord en de namen op 'van', over het systematiseren van romans

De Bibliotheekgids is een vaktijdschrift en publiceert dus gedegen werkstukken over bibliotheekwetgeving (een belangrijk item is uiteraard de nieuwe bibliotheekwet van 17 oktober 1921, de zogenaamde wet-Destrée, o.a. BG 1922, p. 15-21) en over het efficiënt organiseren van een bibliotheek. De Vlaamse bibliothecaris kan lezen over vakboeken in openbare bibliotheken (BG 1926, p. 53-57), over de pogingen om een nationale bibliografie voor België samen te stellen (BG 1925, p. 127-139), over aankoopcriteria voor Vlaamse kinderboeken (BG 1926, p. 76-80), over het klasseren van schrijversnamen (o.a. BG 1922, p. 145-150), over de Dewey-classificatie (BG, 1922, p. 73), over de mogelijkheid van een centrale catalogus in België (BG 1931, p. 61-71), enzovoort. Het zijn doorgaans uitgebreide en goed gedocumenteerde artikels die wellicht minder toegankelijk zijn voor de modale bibliothecaris.

Over congressen en studiereizen. Vlamingen, komt nogmaals! 

De vereniging organiseert jaarlijks een druk bijgewoond congres dat telkens op een andere locatie plaatsvindt; de deelnemers bezoeken bibliotheken van collega’s en delen informatie over de nieuwste ontwikkelingen in hun vakgebied. Hier ontstaan vriendschappen die levenslang blijven bestaan. Ook binnen- en buitenlandse studiereizen staan geregeld op het programma. Een groot succes is de vierdaagse studiereis naar Nederland in 1928, met een bezoek aan bibliotheken in Den Haag, Leiden, Amsterdam, Rotterdam en Hilversum (o.a. BG 1928, p. 125-141).

De Vlamingen zijn zeer onder de indruk van het professionalisme in de Nederlandse instellingen, en beseffen dat er in Vlaanderen nog een hele weg af te leggen is. De Nederlandse collega’s op hun beurt voelen zich vereerd door de oprechte en enthousiaste reacties van de Vlamingen en nodigen hen uit om nogmaals te komen. De Amerikaanse bibliothecaressen die eveneens op studiebezoek komen, tonen daarentegen meer interesse in de tulpenvelden dan in de bibliotheken, tot oprechte teleurstelling van de Nederlanders.

IMPORTANT
Het verslag van de studiereis naar Nederland in 1928 met een afbeelding van de Haagse bibliotheek. © De Bibliotheekgids.

Over kritische inspecteurs, zelfgenoegzame bibliothecarissen en gemeenten die hun verplichtingen niet nakomen

Dat er in veel Vlaamse openbare bibliotheken nog zeer amateuristisch gewerkt wordt, ontgaat de inspecteurs niet tijdens hun jaarlijkse bezoeken. Een goede beoordeling is cruciaal voor het verkrijgen en behouden van de subsidies, en de ambtenaren van het ministerie zijn niet mild in hun oordeel. In zijn inspectieverslag uit 1929 (BG 1929, p. 1-6) over de toestand der boekerijen in West-Vlaanderen is de bevoegde inspecteur zeer verontwaardigd over de collecties die hij er aantreft: hij ziet er veel rommel, giften en prijsboeken, maar nauwelijks goede literaire werken.

De jonge Ger Schmook, die later directeur wordt van de Antwerpse stadsbibliotheek en van de Antwerpse bibliotheekschool, beseft zeer goed waar de problemen liggen en neemt geen blad voor de mond in enkele kritische artikels (o.a. BG 1929, p. 41-43). De achterstand in het Vlaamse bibliotheekwezen is volgens hem niet alleen te wijten aan de versnippering van het bibliotheeklandschap, maar vooral aan de zelfgenoegzaamheid en het gebrek aan samenhorigheid van de Vlaamse bibliothecarissen! Lode Baekelmans wijst er steeds weer op dat de gemeenten hun wettelijk vastgelegde verplichtingen moeten nakomen (Wat doen de gemeenten voor de openbare boekerij?, BG 1929, p. 57-67) en meer middelen moeten investeren in de openbare bibliotheek. Zijn pleidooien klinken ons vertrouwd in de oren.

Over Vlaamse schrijvers en boekenwurmen

Leesbevordering en literatuurpromotie zijn belangrijke opdrachten voor de openbare bibliotheek: veel pagina’s in het tijdschrift zijn gevuld met auteursportretten, beknopte recensies, uitvoerige boekbesprekingen en persoonlijke boekentips van de redactie. In De Bibliotheekgids verschijnen regelmatig lemma’s over Vlaamse schrijvers (bv. Karel van den Oever, Albert Verwey, Pol de Mont, Felix Timmermans, Julius Persyn, Hugo Verriest, Fernand Toussaint van Boelaere, Isidoor Teirlinck). Daarnaast is er aandacht voor buitenlandse auteurs (bv. John Galsworthy, Hermann Hesse, Jack London, Knut Hamsun) en Europese literatuur, onder andere in artikels over De katholieke stuwing in de Fransche literatuur, over IJslandse literatuur, over Duitse uitgeverijen, over Amerikaanse literatuur, enzovoort.

In de rubriek Boekbesprekingen worden de nieuwe (fictie en nonfictie) uitgaven besproken en de recensenten kunnen behoorlijk kritisch zijn, zoals blijkt uit de beoordeling van Het geslachtsleven van de vrouw van Anna Fischer-Dückelmann. Dat oorspronkelijk Duitse werk kende achttien herdrukken, de Nederlandse vertaling kreeg er elf, ondanks de eerder negatieve bespreking in De Bibliotheekgids (BG 1923, p. 119-120): “Het sexuele vraagstuk blijft een der allerbelangrijkste, geen wonder dat er zoveel boeken over verschijnen, waartussen er dan ook te vernoemen zijn die in geen enkel huisgezin zouden mogen ontbreken (...) We zouden het (werk van Mevr. Fischer-Dückelmann) eerder rangschikken bij werken (...) met al te veel holle volzinnen, waarin natuurlik steeds de ‘gulden middenweg’ aangeprezen wordt, met soms een schijn van ernstig onderzoek, maar eigenlijk dikwijls te onprakties en rond-de-pot-draaiend, zonder ons waarlik te zeggen wat we in het dagelikse werkelike leven doen en laten moeten.” Boekentips zijn er ook overvloedig: de lezer ontdekt de jeugdherinneringen aan boeken van Fernand Toussaint van Boelaere en krijgt suggesties van Lode Baekelmans in de reeks Zwerftochten van een boekenwurm.

Over vrouwen in de bibliotheeksector: daarom past het dat bizonder de ontwikkelde katholieke meisjes het voorgeschreven diploma behalen

De oorspronkelijke redactie van De Bibliotheekgids voldoet absoluut niet aan onze huidige normen inzake diversiteit en gendergelijkheid, ze bestaat volledig uit witte mannen. Vrouwen zijn weinig aanwezig in de beginjaren van het tijdschrift, noch in de redactie, noch als auteur, noch bij de geportretteerde schrijvers. Een uitzondering is het essay De Wonderlijke kunst van het lezen (BG 1923, p. 233-240), een vlot geschreven artikel waarin de Nederlandse Annie Salomons pleit voor aandachtig en langzaam lezen (wat we nu kennen als slowreading).

Toch is er een belangrijke rol weggelegd voor vrouwen in de bibliotheeksector, en wel in het kader van de volksverheffing en de culturele ontwikkeling van de lezers. Naast de Leergangen voor bibliothecarissen, een uitgebreide opleiding met praktische proeftijd en een examen, die georganiseerd wordt door het Ministerie voor Kunsten en Wetenschappen, richt de Antwerpse Hoogeschool voor Vrouwen in 1922 een Leergang voor bibliothecaressen in. Het betreft hier een korte opleiding voor ontwikkelde katholieke meisjes en belanghebbende dames. De organisatoren van deze cursus menen immers dat meisjes een bijzondere roeping hebben (BG 1922, p. 75): “Van de openbare boekerijen kan grooten invloed uitgaan ten bate der cultureele ontwikkeling van ons volk, op voorwaarde echter dat het bij de lezing degelijk worde voorgelicht. Daarom past het dat bizonder de ontwikkelde katholieke meisjes het voorgeschreven diploma behalen.”

De bestuursleden van de vereniging zijn niet vrouwonvriendelijk, het zijn mannen van hun tijd. Op de uitnodiging voor de viering van het tienjarig bestaan in de Antwerpse Handelsbeurs bijvoorbeeld vermelden ze uitdrukkelijk dat de dames welkom zijn. Tijdens studiereizen laten ze ook niet na te wijzen op de vrouwelijke toets die ze in de inrichting van veel jeugdbibliotheken aantreffen.

IMPORTANT
De Eskulaap-ontsmettingslamp en de Gemeentebibliotheek van Rotterdam. © De Bibliotheekgids.

Het edel beroep! We hebben vooral behoefte aan belezen bibliothecarissen 

De redactie meent dat er in de opleiding voor bibliothecarissen meer aandacht besteed moet worden aan literatuuronderwijs, want daar zijn er nog lacunes (BG 1922, p. 284-287): “de letterkunde, de kennis der nationale schrijvers, de kennis van enkele groote vreemde schrijvers schijnt ons onmisbaar. (...) Vele kandidaten konden geen tien levende Vlaamsche schrijvers opnoemen: anderen hadden geen of slechts 1-2 werken van modernen gelezen; (...) Hoe wil men een bibliotheek besturen, als men zelf niet gelezen heeft of zelf geen schrijvers kent ? Hoe kan men dan de lectuur van anderen leiden of deze of gene werken aanbevelen ?”

De redactieleden zijn natuurlijk ook bekommerd om een billijke vergoeding voor het bibliotheekpersoneel, en daar is nog een lange weg te gaan: weinig opbeurend is het artikel Treurige toestanden (BG 1923, p. 79) over de vergoedingen voor Limburgse bibliothecarissen (Montenaken 0 frank na 20 jaar dienst, Brusthem 25 frank na 12 jaar dienst, Halen 75 frank na 15 jaar dienst, Herk-de-Stad 0 frank na 4 jaar dienst).

Lode Baekelmans heeft als jurylid bij examens voor bibliothecarissen dikwijls kandidaten ontmoet die de theorie van het vak uitstekend beheersten, maar die hij niet uitverkoren acht voor dit edel beroep (BG 1923, p. 302-306). Hij heeft het hier over “Dametjes die een tijddooder zochten, onderwijzeresjes die (...) het edel examensport beoefenden ter wille van de toelage van frs 75 per jaar, zusterkens met oolijke oogen onder de witte kappen, letterkundigen zonder bijbezigheid (...)”.

Maar wat zijn dan de kenmerken van een goede bibliothecaris? Lode Baekelmans verwijst hiervoor naar de typering van een Nederlandse collega (BG 1923, p. 302-306): “Een goed bibliotheek-ambtenaar behoeft algemeen menschelijke eigenschappen : menschenkennis, tact, talenkennis, goede omgangsvormen (...) Hij moet in zich hebben een gelukkige combinatie van werklust, van speurzin, van historische neiging (...), van hulpvaardigheid en (...) van eerbied voor het boek als zoodanig. Die (...) breede boekenkennis kan geen opleiding geven, slechts praktisch werk (...)” Hij benadrukt ook dat een bibliothecaris die aan al deze eisen voldoet, behoorlijk vergoed moet worden, want “het edel beroep kan ten slotte geen bijbediening blijven en de bibliothecaris moet helaas toch ook eten !...”

Vlaamse bibliotheken in het buitenland: een Vlaamsche bibliotheek in Congo? 

In Elisabethstad woonden in de jaren twintig van de vorige eeuw een 1.500-tal Vlamingen, maar in hun lokale bibliotheek zijn bijna uitsluitend Franse boeken beschikbaar: het tijdschrift publiceert daarom een pleidooi om hier ook Vlaamse boeken ter beschikking te stellen (BG 1922, p. 226-227).

Speciale bibliotheken

In korte bijdragen is er aandacht voor de fabrieksbibliotheek van de Bell Telephone in Antwerpen (BG 1922, p. 134), voor de blindenbibliotheek in Brussel (BG 1922, p. 135), voor landbouwbibliotheken op het platteland (BG 1922, p. 331), en voor de scheepsbibliotheken op Engelse zeeschepen (BG 1922, p. 109-110).

Besluit

Wat was de impact van De Bibliotheekgids gedurende de eerste tien jaren van het bestaan van het tijdschrift? Heeft het de ambitie waargemaakt en bijgedragen tot de volksontwikkeling van de Vlamingen? Dat was wel zeer hoog gegrepen!

“Geen enkel boek is zo slecht dat er niets uit te leren zou zijn”, is een uitspraak die toegeschreven wordt aan Plinius de Oudere, maar waarmee de redactieleden van De Bibliotheekgids tijdens het interbellum duidelijk niet akkoord gaan. Een rode draad in hun artikels en boekbesprekingen uit de periode 1922-1931 is steeds weer het accent op de educatieve rol van de bibliothecaris. Hij (en ook wel zij) moet in de eerste plaats de jongeren en volwassenen toeleiden naar goede boeken die de culturele ontwikkeling van de lezers stimuleren. Om die taak naar behoren te kunnen vervullen, is een degelijke opleiding en een billijke verloning noodzakelijk, en daarvoor heeft de vereniging – en het tijdschrift – steeds geijverd, met wisselend succes.

In elk geval zijn er in de beginperiode van De Bibliotheekgids reeds heel wat thema’s behandeld die ook nu nog relevant zijn voor het werkveld (bv. wetgeving, subsidies, relatie met de overheid, samenwerking in binnen- en buitenland, opleiding van het bibliotheekpersoneel, de educatieve functie van de bibliotheek, de rol van de bibliothecaris, verslagen over studiereizen en congressen, vaktechnische bijdragen). Het tijdschrift heeft zeker, en dit van in het prille begin, gefungeerd als informatiebron voor en bindmiddel tussen collega’s, in een tijdperk waarin de communicatiemiddelen uiterst beperkt waren.

Dankzij de uitstekende samenwerking met DAMS (Digital Asset Management System) zijn binnenkort alle jaargangen van De Bibliotheekgids vrij digitaal te raadplegen (dams.antwerpen.be). Voor geïnteresseerde studenten geschiedenis, archivistiek of bibliotheekkunde is hier een schat aan materiaal voorhanden om de geschiedenis en de werking van de VVBAD en de Vlaamse bibliotheken verder te bestuderen.

IMPORTANT
Leeszaal in Apeldoorn. © De Bibliotheekgids.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be