A history for future generations
Presidentiële bibliotheken zijn geen klassieke bibliotheken, zoals de benaming wellicht doet vermoeden. Ze zijn in werkelijkheid multifunctionele plekken die dienst doen als een collectiebibliotheek, museum, archief, monument en educatief centrum. De bibliotheken en hun bezit zijn eigendom van de gemeenschap en zijn in feite fysieke opslagplaatsen van documenten en artefacten van een president en zijn gehele administratie.
Deze materialen worden, in de mate van het mogelijke, zo breed mogelijk ter beschikking gesteld aan het Amerikaanse volk voor studie, onderzoek en discussie. Niet alles is echter vrij raadpleeg- en opzoekbaar, aangezien Amerikaanse presidenten en hun administraties heel wat vertrouwelijke documenten (laten) opstellen.
Tot op heden bestaan er in de VS vijftien presidentiële bibliotheken, die centraal beheerd worden door het Office of Presidential Libraries, dat deel is van de National Archives and Records Administration (NARA). De fysieke en digitale collecties van de verschillende bibliotheken zijn bijzonder divers, gaande van foto’s en opnames tot officiële documenten die opgesteld werden door verschillende overheidsorganen tijdens de legislatuur van de zittende president.
Daarnaast bestaat een groot deel van de collecties uit persoonlijk werk en bezittingen van de president in kwestie. Denk aan werkagenda’s, ondertekende wetten, persoonlijke briefwisseling rond een wetsvoorstel en officiële perscommunicatie.
Ten slotte bevatten de collecties belangrijke getuigenissen van sociale en culturele activiteiten en trends tijdens de legislatuur. Denk hierbij aan uitzonderlijke stukken als kostuums die de president droeg op buitenlandse bezoeken, portretten van de first lady of officiële relatiegeschenken, gekregen bij het bezoek van verschillende staatshoofden.
Franklin D. Roosevelt
President Franklin Roosevelt, bij velen bekend door zijn leiderschap in het interbellum en tijdens WO II, was van mening dat de officiële correspondentie, documentatie en artefacten van zijn administratie eigendom en erfgoed waren van het volk van de Verenigde Staten. In het verleden werden reeds te veel waardevolle documenten en artefacten van de overheid (opzettelijk) vernietigd en verkocht of raakten ze verloren.
Om toekomstig erfgoed te beschermen en ter beschikking te stellen aan toekomstige generaties, besliste de president in 1938 om een presidentiële bibliotheek op te richten in Hyde Park, New York. Hij zocht naar private financiering voor de bouw ervan en droeg de bibliotheek met al haar bezittingen over aan de NARA. In 1955 werd er vanuit het Congres in de Presidential Libraries Act besloten om deze traditie verder te zetten voor toekomstige presidenten.
De wet voorzag in een systeem waarbij deze instellingen met private financiering opgericht werden door de zittende president, en na zijn ambtstermijn door de federale overheid uitgebaat en onderhouden werden. Presidenten financierden met andere woorden hun eigen bibliotheek, en konden dan ook zelf kiezen waar deze opgericht zou worden binnen de VS. Er werd dan ook vaak gekozen voor een symbolische plek binnen de eigen staat. Sinds 1955 werden nog heel wat wetswijzigingen in verband met deze bibliotheektraditie doorgevoerd, waardoor deze nichesector steeds kon inspelen op veranderende noden.