Piet De Keyser rondt zijn carrière af

META Nummer 2020/9

Piet De Keyser rondt zijn carrière af

Geschreven door Laura Maes
Gepubliceerd op 01.12.2020
IMPORTANT

Nadat hij startte als leraar, kwam Piet De Keyser al snel terecht bij UC Leuven-Limburg, waar hij aan de slag ging als bibliothecaris van de lerarenopleiding. Vandaag zwaait hij af als bibliothecaris en lector, en laat hij ook de projecten van VLIR-UOS, die partnerschappen tussen universiteiten in Vlaanderen en het Zuiden bevorderen, achter zich.

Je hebt heel wat verwezenlijkt in je carrière, maar kun je toelichten hoe het allemaal begonnen is?

Eerst was ik vier jaar leraar; eind jaren zeventig betekende dat van de ene interim naar de andere hollen. Ik heb in zo’n dertigtal scholen les moeten geven, wat een moeilijke situatie was. Om daar verandering in te brengen, ben ik in 1982 begonnen aan de akte van bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek. Al de hogescholen van nu hadden een eigen bibliothecaris, behalve het pedagogisch hoger onderwijs, dat nu de lerarenopleiding is.

Toen Daniël Coens (CVP) minister van Onderwijs werd, zette hij die vergetelheid recht door ook bibliotheken toe te kennen aan de lerarenopleiding. Toen dacht ik: dat is een kans om een job als bibliothecaris te krijgen. Dat zag ik wel zitten. Een van de voorwaarden om die functie te mogen invullen, was het behalen van de akte van bekwaamheid.

In ‘82 ben ik die lessen gaan volgen in Antwerpen, samen met onder andere Mario Baeck, die nadien begonnen is als bibliothecaris van de lerarenopleiding in Onze-Lieve-Vrouw-Waver. Ik kon starten als bibliothecaris in Heverlee. Mijn gok om op die manier een plaatsje te kunnen vinden, was geslaagd. In Heverlee moest ik een bibliotheek opstarten vanaf niets. Neem dat maar letterlijk: ik moest starten van een leeg lokaal.

Er was wel een bibliotheek, maar die was voor het Heilig Hartinstituut en werd gerund door de gepensioneerde zusters. In die afdeling was er eigenlijk geen bibliotheek voor de studenten. Ik heb de bibliotheek dan helemaal uitgebouwd. Later, in het begin van de jaren negentig, kwamen de fusies tussen de hogescholen eraan. Uit vrees dat mensen met een geschikter diploma me zouden wegdrukken, ben ik opnieuw gaan studeren.

Ik ben de toen net hervormde opleiding Speciale Licentie Informatie- en Bibliotheekwetenschappen in Antwerpen gaan volgen. De opleiding opende ons de ogen. Het world wide web, browsers, Windows, het was nog helemaal onbekend terrein, behalve in de universiteiten. We zaten daar allemaal te knoeien met DOS-computers, het was echt een uitdaging. Gelukkig kregen we les van professoren die hun vak zeer goed kenden, zoals bijvoorbeeld Paul Nieuwenhuysen (VUB).

Ze kwamen ook allemaal uit de bibliotheeksector en toonden de relevantie van nieuwe technologie voor de sector. Het was een bijzonder goede bijscholing. Natuurlijk wist je niet wat je miste in de jaren tachtig. Er was geen internet, iedereen deed zijn ding. De informatie die je had over de sector kwam uit tijdschriften, maar dat is niet te vergelijken met wat er daarna gebeurde via het world wide web. Onze ogen gingen echt wel open.

We leerden werken met het web en met e-mail, verschillende jaren voordat die technologie buiten de universiteiten trad. Ik herinner me nog dat ik bij ons in de hogescholen aankaartte dat we dat toch wel echt moesten hebben. Ze zeiden me dan: “Dat is toekomstmuziek.” (lacht).

Ze dachten dat het internet iets was voor na 2000, terwijl we daar eigenlijk al volop mee bezig waren. Het was heel frustrerend dat ik ze daar niet direct in meekreeg. Pas verschillende jaren later is dat meer opengetrokken. Iedereen begon gebruik te maken van het internet, de toekomst haalde hen plots in.

Hoe is je carrière bij UCLL verder geëvolueerd?

Er waren zes katholieke hogescholen in Leuven en één in Diest. Die vormden halfweg de jaren negentig de Katholieke Hogeschool Leuven en ik was verantwoordelijk voor de coördinatie tussen die hogescholen, hoewel die miniem was. Er werd toen immers voornamelijk de kaart van de decentralisatie getrokken. Achteraf beschouwd was dat volledig verkeerd. Meer dan één keer naar een vergadering gaan in naam van de hogeschool en over de bibliotheken samenzitten, was dat niet.

Later is dan nog een fusieronde gekomen met de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) en de lerarenopleiding van groep T, wat resulteerde in UC Leuven Limburg (UCLL). Ook in andere regio’s zijn dus allemaal grotere eenheden gevormd. De overkoepelende coördinerende functie die ik deeltijds verzorgde, werd een fulltime functie, maar ze lieten me duidelijk verstaan dat ze toe waren aan een jonger iemand (lacht).

Ik heb dat aan me voorbij laten gaan, Thijs Gielis heeft die functie overgenomen. Hij was een van mijn cursisten in de bibliotheekopleiding in Genk. Thijs heeft veel meer zeggenschap dan ik ooit gehad heb in die functie. Hij heeft bijvoorbeeld inspraak op het vlak van aanwerving, beleid uitzetten en budget; die bevoegdheden had ik allemaal niet.

Ik wilde de stap opzij zetten, maar daartegenover stond wel dat ik opnieuw voltijds tewerkgesteld wilde worden als bibliothecaris bij de lerarenopleiding. De 20 procent die ik eerder voor de coördinatie werkte, wilde ik toevoegen aan mijn 80 procent als bibliothecaris. Dat leek me zinvoller dan ergens een kleine extra job voor die 20 procent te zoeken. Ze hebben naar me geluisterd en me die functie fulltime gegeven.

Je hebt de evolutie van de automatisering van bibliotheken van dichtbij meegemaakt. Hoe is dat tot stand gekomen?

Via de opleiding Speciale Licentie leerden wij al werken met bepaalde opensourcesoftware. Ondertussen had ik bij UCLL een collega, Geert Geysen, die de opleiding ook gevolgd had, en wij twee zagen in dat we een geautomatiseerde catalogus moesten hebben en dat we daarmee online moesten gaan. Er was echter geen budget voor, dus zijn we zelf maar beginnen knutselen. We waren een van de eerste hogescholen die een catalogus op het web hadden.

Het was allemaal een eigen maaksel, gecreëerd met opensourcesoftware. Gelukkig konden we de hulp inroepen van Egbert De Smet van de Universiteit Antwerpen. Hij was ook betrokken bij de opleiding Speciale Licentie en was op dat moment bezig met dezelfde software. Op die manier ontwikkelde zich dat steeds verder en hadden we bij manier van spreken elk jaar een betere versie, tot we een volledig geautomatiseerde catalogus hadden.

We sleurden daar ook de andere bibliotheken van de KHLeuven in mee. Er waren toen nog twee bibliotheken van de zes die zelfs geen catalogus hadden. Vóór de automatisering werkten wij met een kaartcatalogus, zoals iedereen, maar die twee bibliotheken hadden niets. Daar hebben we verandering in gebracht.

IMPORTANT
Cursus aan het bibliotheekpersoneel van de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo in 2017.

In de openbare bibliotheken was dat proces natuurlijk een ander verhaal. Ik herinner me nog goed dat ik in ‘82 naar een vergadering ging in de openbare bibliotheek van Leuven, waarop het Centrum voor Overheidsinformatiek (COI) met veel bombarie kwam verkondigen dat ze alle openbare bibliotheken gingen automatiseren. Het heeft tot vorig jaar geduurd voordat dat gelukt is (lacht).

Wij waren in dat opzicht zeer ongeduldig en wilden zo snel mogelijk geautomatiseerd zijn, we wilden op het web, ook al waren er geen budgetten voor. Later kwam de Associatie KU Leuven er, met als logisch gevolg dat we één net zouden vormen met alle betrokken hogescholen en universiteiten. We zijn stuk voor stuk overgegaan naar het LIBISnet, waar we nu nog steeds toe behoren.

Hoe verliep de samenwerking met collega’s uit andere bibliotheken?

De samenwerking tussen de verschillende hogescholen was er destijds in de vorm van verschillende werkgroepen. Er was een werkgroep Schoolbibliotheken van de VVBAD, maar er werden er ook gevormd door bijvoorbeeld de bibliotheken van de lerarenopleiding. Via die werkgroepen hebben we altijd geprobeerd de professionalisering te verbeteren, wat zich meestal uitte in studiedagen.

Er werd overlegd, maar dat was vrijblijvend. Er zijn wel initiatieven uit die overleggen voortgekomen die verder gingen dan uitwisselen hoe bibliotheek X of Y bepaalde zaken aanpakte, zoals het gezamenlijk excerperen van Nederlandstalige tijdschriften voor verpleegkunde of opvoedkunde. Het waren dikwijls dezelfde mensen die zich daarvoor engageerden en er tijd voor vrijmaakten. Ging je naar de ene werkgroep, dan zaten daar vaak net dezelfde mensen als de dag ervoor in de andere werkgroep. Natuurlijk had de een al wat meer de luxe om tijd vrij te kunnen maken dan de ander.

Naast je werk als bibliothecaris heb je ook lang lesgegeven in de bibliotheekopleiding?

Ik begon in 2005 als lector aan de opleiding Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde (BDI). Daarna werd ik ook leraar bij de opleiding Bibliotheekmedewerker en Informatiebemiddelaar. Er had zich namelijk een probleem voorgedaan in de opleiding in Genk. Het leerplan was veranderd waardoor ze wat meer technische vakken aanboden. Ze vonden daar echter geen lesgever voor.

Myriam Lemmens van de hogeschool PXL suggereerde om het aan mij te vragen, omdat ik toen al het een en ander geschreven had over de technische aspecten van bibliotheekwerk. Ik wilde dat lesgeven wel proberen. Toen bleek dat ze nog een ander vak hadden waar ze ook een lesgever voor zochten, heb ik dat ook opgenomen. Eigenlijk wist ik niet waaraan ik begon.

Ik moest in die periode blokken als een student voor een examen om het lesmateriaal uit te zoeken en bij te werken. Voor bepaalde aspecten bleek dat er wat gaten in mijn kennis zaten, dus ik moest mezelf bijscholen. Ik heb serieus op mijn tenen moeten staan om het werk rond te krijgen, want dat spelletje ging nog een tijdje voort. Ik bleef maar extra vakken opnemen. En dat was niet enkel in het graduaat.

Daarnaast was er ook de korte opleiding, en daar hadden ze ook nog een vak over enzovoorts. Ik was nogal overmoedig daarin; als ik dan thuiskwam van zo’n vergadering waarin de vakken verdeeld werden, vroeg ik me soms wat vertwijfeld af wat ik nu weer gedaan had (lacht). Aan de andere kant ben ik erin geslaagd die zaken allemaal op te volgen en heb ik er enorm veel uit geleerd. Het heeft me de nodige inspanning en heel veel tijd gekost, maar ik vond niet dat ik voor de klas kon staan zonder te weten waarover ik sprak.

Graag had ik nog een jaartje lesgegeven om de overgang naar mijn pensioen minder bruusk te maken.

Toen viel het graduaat in Genk weg door hervormingen. De kortere vorming was er nog tot vorig jaar. In principe bestaat ze nog altijd, maar dit jaar halen ze het minimum aantal inschrijvingen niet. Misschien komt het door corona dat mensen alles uitstellen. Het wordt een eigenaardig jaar waarin thuis les volgen de norm is. Een jaar wachten met de opleiding ligt voor veel potentiële cursisten voor de hand.

Misschien dat het minimum aantal inschrijvingen na Nieuwjaar wel bereikt wordt, dan kan de opleiding toch weer opstarten, maar de kans is niet groot. Het is zeer jammer, want in heel Limburg is er nu geen opleiding meer voor bibliotheekmedewerkers. Ik heb altijd heel graag lesgegeven, het is stimulerend om te kunnen spreken over het vak dat je kent, dat je ligt, om dat met enthousiasme over te dragen aan mensen die in dat vak willen stappen.

Mijn studenten zijn vaak mensen die al in bibliotheken werken en voor een (extra) opleiding komen. Het is jammer dat het dit jaar niets is geworden, het maakt de overgang naar mijn pensioen heel bruusk. De bedoeling was dat ik zeker nog een jaar had lesgegeven. Niet dat ik dat nog jaren van plan ben, want als je uit de praktijk weg bent, moet je daar geen zaken gaan vertellen die misschien al achterhaald zijn.

Het was de bedoeling om dit academiejaar nog les te geven?

Ja, het zouden een tweetal modules geweest zijn voor de korte opleiding. Genoeg om toch nog iedere week met de sector bezig te zijn. Het afsluiten is bruusker dan eerst gedacht.

Egbert De Smet heeft je als projectleider meermaals uitgenodigd mee te werken aan de VLIR-UOS-projecten in Afrika en Zuid-Amerika?

Samen met een aantal andere mensen uit de opleiding Speciale Licentie was Egbert bezig met ontwikkelingsprojecten. Zo’n project duurde meestal een jaar of tien. Vlaamse universiteiten gingen naar een universiteit in het buitenland en keken wat er gedaan kon worden om de werking te verbeteren. Was de ICT ondermaats, dan werden ICT-specialisten uit onze universiteiten naar daar gestuurd om dat op punt te stellen.

Hetzelfde gebeurde ook voor bibliotheken. Vaak hadden de bibliotheken niets anders dan een kaartcatalogus en was er geen sprake van digitale bibliotheken. Er was nood aan de hulp van een aantal Vlaamse bibliotheekmedewerkers om dat verder uit te bouwen, zodanig dat ze beter werk en onderzoek konden doen. Ze werkten met dezelfde gratis opensourcesoftware waar we in de hogeschool mee bezig waren.

Ik had er al de nodige ervaring mee opgebouwd en Egbert vroeg of ik me daarbij wilde aansluiten. Ik had voldoende kennis en samen zouden we iets kunnen betekenen in zulke projecten. Het eerste project waaraan ik meewerkte was aan de Jimma University in Ethiopië. We kwamen aan in 2007 en moesten van nul beginnen: de hele universiteitsbibliotheek had alleen maar een kaartcatalogus, geen automatisering.

Een vergelijkbaar verhaal had je ook in andere steden en in Kenia en Tanzania. Na een tijd hadden ze behoefte aan training in MARCcatalografie, hoewel dat een beetje zwaar is voor het personeel daar. Servers en software opstellen was Egbert zijn ding, maar MARC dat was voor mij. Ik ging her en der een week lesgeven over MARC-catalografie (lacht). In 2013 was er internationaal de omschakeling naar de RDA-standaard waardoor ze daar allemaal weer les over nodig hadden.

IMPORTANT
Piet De Keyser in de bibliotheek lerarenopleiding UCLL.

In de marge van de projecten liepen verschillende workshops. Er was er een in Rio de Janeiro en in Ecuador, waar ik naartoe gegaan ben. De mensen die betrokken waren bij die projecten werden ook uitgenodigd voor een drie maanden durende opleiding aan de universiteiten van Brussel of Antwerpen. Dan werd ik ook gevraagd om daar mijn bijdrage te leveren, wat ik telkens gedaan heb.

Wat heb je geleerd uit die projecten?

Ik herinner me mijn aankomst in Ethiopië nog goed, het was echt een cultuurshock. Ik was nog nooit in Afrika geweest en dan kom je midden in zo’n Afrikaanse stad. In de bibliotheken word je geconfronteerd met zaken die zij vanzelfsprekend vinden, maar jij als buitenstaander niet. Als je thuiskomt besef je echter dat je net hetzelfde doet. Zaken waarvoor ik hen waarschuwde “doe dat vooral niet” bleek ik zelf ook te doen.

Ik luisterde niet naar mijn eigen raad (lacht). Ik herinner me dat ik in Suriname in de bibliotheek kwam en stapels papier zag liggen die er al jaren lagen. Stapels boeken, papieren, dossiers, die al lang geïnventariseerd hadden moeten zijn. Ik heb hun toen gezegd: dat kan toch niet. Maak daar werk van zodat dit hier niet blijft liggen.

Terug in België besefte ik dat er ook bij ons al jaren dozen stonden zonder dat er iets mee gedaan werd (lacht). Dat was een duidelijke confrontatie. Er wordt op een andere manier gewerkt in die grote buitenlandse universiteiten. Bij ons was het kleinschalig, je deed alles zelf en wanneer het je uitkwam. Daar niet, alles was heel strak gestructureerd.

Je had een directeur achter een groot bureau, met een secretaresse bij wie je je moest aanmelden voordat je bij de hoofdbibliothecaris mocht. Er was personeel voor alles en nog wat, wat het soms allemaal heel omslachtig maakte. De hoofdbibliothecaris kwam bijna niet in de bibliotheken zelf, waardoor hij of zij niet wist wat er allemaal gebeurde of niet gebeurde.

We moesten leren werken met een heel logge administratie. Wij wilden vooruit gaan, maar dat ging dikwijls niet. Alles moest heel formeel gebeuren, terwijl wij de gewoonte hadden erin te vliegen als het ons uitkwam. Af en toe heb ik nog contact met de mensen met wie ik samenwerkte. Het laatste project was in Suriname en als ze een technische vraag hebben, weten ze me altijd te vinden.

Ik ben blij dat ik daar toch iets heb kunnen doen. Soms twijfelden we effectief of ons werk wel zin had, maar uiteindelijk zijn er echt zaken die we goed gedaan hebben. De universiteitsbibliotheken draaien toch goed. Zeker als je ze vergelijkt met wat het voorheen was, kun je zeggen dat het gewerkt heeft. Het is plezierig om te zien dat het project zin gehad heeft. We hebben er samen toch iets verwezenlijkt.

Waar ben je trots op?

Ik heb er altijd voor gezorgd dat mensen met een beperking of een psychiatrische achtergrond ook een plek vonden als vrijwilliger in de bibliotheek. Ze hadden er plezier in om er te werken, al was het maar voor een dag in de week, in plaats van altijd maar thuis te zitten met hun eigen problemen. Het is niet spectaculair, maar toch iets waarvan ik vind dat ik dat goed gedaan heb.

Ook ben ik als leraar trots dat ik verschillende mensen mee heb opgeleid. Als ik bijvoorbeeld de openbare bibliotheek van Genk bezocht, zag ik dat ze aan het werk waren en het goed deden. Ik heb een drietal collega’s die de laatste jaren de cursus volgden en die nu in onze bibliotheken aan het werk zijn. Het zijn drie goede krachten en het is toch goed dat we daar ons steentje aan konden bijdragen. Daar ben ik best fier op.

Wat had je graag anders gedaan?

Toen ik de coördinatiefunctie nog had, moest ik veel vergaderingen bijwonen van centrale diensten en dergelijke, die eigenlijk niet direct iets met bibliotheken te maken hadden. Ik had een functie binnen dat kader en moest meedraaien in al die vergaderingen. Ik dacht dikwijls: waar zijn ze in godsnaam weer over bezig en wat zit ik hier te doen (lacht).

Ik had toen moeten aangeven dat het, als het toch nooit over bibliotheken ging, weinig zin had dat ik daar zat. De keren dat het wel over bibliotheken ging, viel het me op dat men vaak niet wist waarover men sprak. Al degenen die daar zaten, zag ik nooit in de bibliotheek, maar toch dachten ze te weten hoe een bibliotheek werkt en wat de dagelijkse praktijk is. Ik heb daar enorm veel tijd verloren.

Vanaf wanneer was je lid van de VVBAD?

Via de akte kregen we de tip om lid te worden van de VVBAD, omdat de vacatures in het tijdschrift stonden. We zijn allemaal lid geworden omwille van de vacatures. Ik ben onafgebroken lid geweest sinds 1982. De laatste jaren heb ik minder nauw contact met de VVBAD.

IMPORTANT
Groepsfoto Ethiopië: Egbert de Smet (midden) en Piet De Keyser (rechts) met het bibliotheekpersoneel van Jimma University 2007.

Ik was vooral actief in de jaren negentig. Ik heb de vereniging zien uitgroeien en meer omkaderd zien worden. Het moment dat ik in de redactie zat van de Bibliotheek- en Archiefgids, kwam Marijke Hoflack erbij als redactiesecretaresse. De VVBAD werd uitgebouwd, terwijl nu het tegenovergestelde aan de gang is.

Vanaf wanneer zat je in de redactie van de Bibliotheek- en Archiefgids?

Ik was lid van de sectie Schoolbibliotheken en ben afgevaardigd voor de redactieraad. Ik heb dat altijd heel ernstig gedaan. Ik las alle artikels en gaf ook altijd commentaar, verbeteringen en heel veel feedback aan de auteurs. Er kroop veel tijd in, maar ik deed dat graag. Peter Van den Broeck was toen nog hoofdredacteur.

Het was een intens werk en in combinatie met de sectie Schoolbibliotheken werd het wat veel. Ik was te veel afwezig in de bibliotheek en heb de redactieraad met spijt moeten verlaten. Wel ben ik blijven publiceren voor de Bibliotheek- en Archiefgids en later ook voor META, maar dat is niet hetzelfde als in de redactie zitten.

Hoe kijk je naar de toekomst?

Ik hoop dat het lesgeven nog terugkomt, dat is nog niet volledig afgesloten. Het staat tijdelijk on hold, maar als ze na Nieuwjaar voldoende studenten hebben dan kan dat weer opstarten. Daarnaast heb ik kennis over een aantal zaken uitgebouwd waarvan ik denk dat het jammer zou zijn, mocht die verloren gaan. Ik ben dan ook van plan die kennis uit te schrijven, dat kan een soort handboek van de verschillende technische aspecten van het bibliotheekwerk zijn.

Er bestaat weinig expertise op dat vlak in Vlaanderen. Publicaties over die informatie zijn gewoon onbestaande. De onderwerpen waar ik les over gaf, trefwoorden, classificaties of catalografie, zijn in geen enkel boek terug te vinden. Als er boeken over zijn, dan zijn ze vaak dertig jaar oud. Ik heb nu al die kennis verzameld, het zou zonde zijn mocht ik ze niet neerschrijven.

Niet dat ik denk aan publiceren, maar printing on demand moet toch lukken. Er is misschien niet direct veel interesse voor klassieke bibliotheektechnische aspecten, maar iemand die er iets over wil lezen, kan weinig of niets in het Nederlands vinden. De Engelse publicaties zijn niet van toepassing op onze situatie en de boeken die ik erover heb in het Nederlands dateren van voor 2000.

Toen het graduaat stopte, heb ik een van mijn cursussen ook uitgegeven, maar dan bij een Engelse uitgever. Ik had al dat lesmateriaal uitgezocht, moest ik dat dan allemaal verloren laten gaan? In het Engels schrijven was nogal een uitdaging; ik was weer eens overmoedig geweest (lacht). 

Maar het is gelukt.

Ja inderdaad, en nu zit ik weer met al die plannen. Zo is er over thesauri ook niets te vinden in het Nederlands. Het enige boek dat er is, is van Gerhard Riesthuis uit 1992, van wie ik nog les had in Antwerpen. Hij was specialist in de klassieke zaken: trefwoorden, classificaties, thesauri, dat soort zaken. Hij heeft toen een boek gepubliceerd, wat nu toch al lang geleden is. Een vervolg is er niet gekomen, er is niemand die daar verder in het Nederlands over schrijft.

Dat is net zoiets als het beruchte handboek ‘Trefwoorden’, probeer het maar eens te vinden. Er wordt vaak naar verwezen, maar zelfs in de bibliotheken is het niet meer te vinden. De exemplaren die er waren, zijn al gestolen door personeel dat de opleiding wilde volgen (lacht). Een nieuw handboek trefwoorden of een boek over thesauri schrijven, dat soort zaken zou ik nog wel durven doen.

Een laatste noot?

Als bibliothecaris heb ik nooit de ambitie gehad, zoals mijn collega’s in Afrika, om achter een groot bureau in de backoffice te zitten; integendeel, ik bevond me er altijd middenin. Ik wilde weten wat de wensen waren en wat er verbeterd kon worden, en daar direct op inspelen. Ik zie het als een directe kwaliteitscontrole. Voor mij geen administratieve buffers, maar direct contact. Zo kon ik telkens goed werken en op alle wensen ingaan.

Als studenten de vraag stelden of we een bepaald boek konden toevoegen, dan was het antwoord automatisch ja. Ik had het er ook altijd moeilijk mee als ze eerst naar een docent gingen en die dan naar het afdelingshoofd, en dat de aanvraag dan eigenlijk met veel extra paperassen tot bij mij kwam, terwijl ze het direct aan mij konden vragen. Ik hield altijd een vinger aan de pols en dat heb ik ook aan mijn collega’s gezegd: blijf niet op je stoel zitten.

Doe minstens een paar keer per dag de hele toer door de bibliotheek. Dan zie je direct waar er ingegrepen moet worden. Al is het een bordje dat scheef staat, dan wil ik het gezien en rechtgezet hebben. Mijn collega’s in Afrika die achter hun bureau bleven, misten die directe kwaliteitscontrole. Er stond soms geen enkel boek op nummer, hoe ga je het dan in godsnaam terugvinden?

Ik herinner me dat er in Ethiopië een tafeltje stond met maar drie poten. Twee jaar later stond datzelfde tafeltje er nog altijd. Niemand had de moeite gedaan om het te repareren. De verantwoordelijke kwam nooit in de leeszaal en had geen weet van dat tafeltje, zo kun je het niet aanpakken. Het is altijd mijn stijl geweest om alles gezien te hebben en overal op tijd in te grijpen.

Moet het allemaal nu gebeuren, vroegen mijn collega’s dan? Ja. Ik heb dikwijls overal ja op gezegd. Ook het laatste jaar, toen de spelcollectie in de bibliotheek Pedagogie in Leuven afgesloten werd. Ik ben die collectie gaan ophalen, want het leek me interessant. Mijn collega’s zeiden direct: waar kom je nu mee af? Misschien ben ik weer overmoedig. Ik heb het altijd zelf willen doen.

Ik ging zelf de boormachine halen in plaats van de werkman te verwittigen. Een verstopt toilet? Dat lossen we toch gewoon zelf op, nu, direct. Ik hoop dat ik een goed voorbeeld gegeven heb door aan te tonen dat, als je het kunt doen, je het zelf doet. Dat is over de hele lijn terug te trekken, zelfs met de automatisering en dergelijke.

Wie volgt jou op?

In de bibliotheek van de lerarenopleiding word ik opgevolgd door Nathalie Kersebeeck, die er al jaren is en die er al jaren op voorbereid is om het over te nemen, samen met een aantal andere collega’s die ik voor een stuk opgeleid heb in Genk. Ik heb het overgelaten in goede handen. Ik kan met een gerust hart vertrekken.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be