Op lange termijn hebben we werk voor minstens nog eens twintig jaar: er zijn nog zoveel blinde vlekken die we kunnen opvullen. Zo moet het Nederlandstalige drukwerk uit de Oude Nederlanden nog aangepakt worden. Daarmee bedoel ik de drukken die in bijvoorbeeld Luik of Bergen geproduceerd werden, of in Frans-Vlaanderen. Daarnaast moeten we alles dat hier geproduceerd is en naar het buitenland geëxporteerd werd ook opnemen. Nog heel wat werk voor de toekomst dus, maar of er budgettair ook een toekomst is, dat weet ik niet.
De zoektocht naar continuïteit en budget in de eerste tien jaar lijkt me een moeilijke taak?
Steven: Ja, dit is zeker iets waar we trots op mogen zijn: gewoon het feit dat we na twintig jaar nog bestaan. De manier waarop dit soort projecten in Vlaanderen gebeurt, is met projectsubsidies die een of twee jaar lopen en misschien nog eens met een jaar verlengd kunnen worden. That’s it.
Maar voor wetenschappelijk onderzoek of pre-wetenschappelijk onderzoek, wat dit project eigenlijk is, heb je een veel langere termijnvisie nodig.
Het feit dat we er na twintig jaar nog altijd zijn en dat er heel veel verschillende trucjes uitgevonden zijn om ervoor te zorgen dat die continuïteit er kan zijn, dat is toch een enorme verwezenlijking.
Goran: Na de eerste vierjarige subsidie van het Max Wildiersfonds, heb ik andere manieren moeten zoeken om subsidies te krijgen. Om redenen die niets met de inhoud van het project te maken hebben, konden we bij het FWO geen subsidie meer aanvragen. Op het moment dat het geld op was, werd ik projectleider.
Fase 1 van het project was afgerond, maar er was geen geld voor fase 2. Zo zie je maar dat het voortbestaan van de STCV heel fragiel kan zijn. Ik heb toen alles uit de kast gehaald en ben maanden bezig geweest om een projectsubsidie te vinden. Uiteindelijk kon de Vlaamse overheid hierin voorzien.
Het budget was niet te vergelijken met de projectsubsidie van het FWO, we vielen terug op een projectsubsidie op jaarbasis, wat zeker niet ideaal is voor langetermijnprojecten.
Het eerste jaar kreeg ik geld om een persoon aan tachtig procent aan te nemen, de jaren daarna kon die persoon voltijds werken, maar wel zonder werkingsmiddelen. En toch is het gelukt.
De vzw Vlaamse Erfgoedbibliotheken heeft daarna een volwassen STCV opgenomen in haar dagelijkse werking en op die manier bestaat deze nog altijd. Ik denk dat het feit dat het project nog steeds zoveel succes heeft, samen hangt met een bedrijfscultuur die ik samen met Joost Depuydt en later met Stijn Van Rossem heb geïntroduceerd.
Bij de STCV gaan we uit van generositeit en welwillendheid. We hebben veel van elkaar gedaan gekregen, niet op basis van budgetten op papier of geld in een schuif, maar op basis van een gemeenschappelijk doel, namelijk dit waardevolle project verder tot voltooiing te brengen. We deden veel op basis van goodwill.
Hoe gaan jullie dan te werk?
Susanna: Alles wat in de catalogus ingevoerd wordt, gebeurt met het boek in de hand om echt alle details goed te kunnen zien. Daarvoor moet je ook effectief ter plaatse gaan. In de beginjaren van de STCV waren er altijd, of bijna altijd, twee personeelsleden die samen op pad gingen.
Daarna is dat steeds maar gereduceerd, voornamelijk om financiële redenen. Ik ben momenteel de enige die echt structureel voor de STCV werkt, toch als een groot deel van mijn opdracht.