Claudine Huyghe met pensioen

META Nummer 2020/7

Claudine Huyghe met pensioen

Geschreven door Inge Van Nieuwerburgh, Laura Maes
Gepubliceerd op 23.09.2020
IMPORTANT

Claudine Huyghe werkte 33 jaar als bibliothecaris-archivaris bij de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Afzwaaien doet ze volgens de coronamaatregelen: vanop afstand. We stelden haar enkele vragen over haar carrière en de toekomst van bibliotheken en documentatiecentra in overheidscontext.

Je laat een veelzijdige carrière achter je, maar laat ons bij het begin starten: hoe ben je in de archief- en documentatiesector terechtgekomen?

Ik maak deel uit van een generatie die na het afronden van de studies onmiddellijk tewerkgesteld werd, in mijn geval bij de Koöperatieve Vrouwenbeweging, via het tewerkstellingsprogramma Bijzonder Tijdelijk Kader (BTK) van de overheid. Zo rolde ik in het sociaal-cultureel werk.

Ik studeerde filosofie aan de Universiteit Gent en wist dat ik moeilijk aan werk zou raken. Daarom heb ik nog een extra opleiding sociaalcultureel werk gevolgd bij de Stichting Lodewijk de Raet. Zo kreeg ik een vast contract bij de Agglomeratieraad voor de Nederlandstalige Brusselse Jeugd (ANBJ), waar ik stafmedewerker werd.

Dat was in de periode van de Nederlandse Cultuurcommissie (NCC) en voorafgaand aan de huidige Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in Brussel. Ik begeleidde overkoepelende Nederlandstalige jeugdprojecten voor de regio Ganshoren – Jette – Koekelberg.

Toen de ANBJ opgedoekt werd, was ik een tijdje werkloos, maar dat duurde niet lang. Ik kwam terecht bij de Pluralistische Organisatie voor Bibliotheekgebruik (PLOB). In die periode waren de bibliotheekbegeleidingsorganisaties voor openbare bibliotheken nog zuilgebonden, maar niet de pluralistische.

In samenwerking met het toenmalige team en onder impuls van Ward Bosmans, die verantwoordelijk was voor de ontsluiting van de overheidspublicaties binnen de KU Leuven, hebben we met de PLOB werk gemaakt van groteletterboeken voor wie moeilijk kon lezen, ook in het kader van de alfabetisering van migranten – zoals dat toen genoemd werd.

In die tijd behaalde ik ook de akte van bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek, om op die manier een betere notie te verkrijgen van de openbare bibliotheekwerking.

Was een opleiding in de bibliotheekwerking noodzakelijk?

Ik werkte op dat moment niet in een openbare bibliotheek, hoewel de PLOB wel een organisatie was die zich specifiek focuste op de openbare bibliotheekwerking. Toen koos ik voor de brede bibliotheeksector, ook met het oog op een vaste tewerkstelling.

Ik startte met de graduaatsopleiding Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde in Leuven en combineerde dat later met de toen nieuwe interuniversitaire opleiding Speciale Licentie Documentatie- en Bibliotheekwetenschap aan de toenmalige Universitaire Instelling Antwerpen (UIA).

Ik behoorde tot de tweede afstudeerlichting. Opleidingen in bibliotheek- en documentatiekunde waren nog vrij nieuw. Mijn interesse voor de sector nam gaandeweg toe.

Zo schreef ik bijvoorbeeld een stuk: Leenrecht in de openbare bibliotheken: analyse van de cultuurpolitieke en sociologische achtergronddiscussie bij de invoering van het leenrecht in de Vlaamse openbare bibliotheken, mede op basis van de gelijknamige discussie in Nederland in dit verband. (Lacht). Wat een titels waren dat toen.

Via die voornoemde opleidingen kwam ik steeds meer terecht in een professionele omgeving, waarin ik een vaste tewerkstelling ambieerde. Ik solliciteerde voor de Stichting Technologie Vlaanderen (STV) waar ze op dat moment een tweede documentaliste zochten. Ik ging aan de slag op 1 december 1986, ik herinner het mij nog als de dag van gisteren.

IMPORTANT

Samen met Christinne Nicasi schreef ik een eindwerk over de STV, met als invalshoek de uitbouw van een contactennetwerk voor informatie-uitwisseling rond nieuwe technologieën en sociale veranderingsprocessen, en de bijdrage van het documentatiecentrum van STV. Automatisering kwam toen volop op gang.

Het was de periode van de Derde Industriële Revolutie Vlaanderen, de DIRV-actie; een socio-economisch programma opgezet door de Vlaamse regering, onder impuls van ministerpresident Gaston Geens.

De sociale partners, werkgevers en werknemersorganisaties stonden erop dat er een organisatie opgericht werd binnen de SERV, die de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologieën zoals robotica, biotechnologie en computer-aided design (CAD) opvolgde.

Dat werd de Stichting Technologie Vlaanderen. De uitbouw van een documentatiecentrum was een decretaal vastgelegde opdracht. Er is een basiscollectie aangelegd rond technology assessment of technologisch aspectenonderzoek.

In 1988 verhuisden we naar Brussel en in 1989 werd de samenvoeging van het STV-documentatiecentrum met de bibliotheek van de SERV een feit. Op die manier is mijn carrière bij de SERV begonnen.

De plek waar je nu na 33 jaar afzwaait. Wat hield jouw job juist in?

De SERV is een echte kennisorganisatie met heel diverse entiteiten, een huis met vele kamers. De SERV is het huis van het Vlaams sociaal overleg.

Het is dé ontmoetingsplaats van de Vlaamse werkgeversorganisaties (Voka, UNIZO, Boerenbond en Verso) en werknemersorganisaties (Algemeen Christelijke Vakbond (ACV), Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) en Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB)).

Ze werken er samen aan adviezen en akkoorden over belangrijke sociaal-economische onderwerpen. De SERV bood onder meer onderdak aan de Vlaamse havencommissie en de luchthavencommissie – nu ondergebracht in de Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA) – de Stichting Innovatie & Arbeid, de Vrouwenraad, de sectorcommissies, het beroepscompetentieteam en de uitzendcommissie voor arbeidsbemiddeling.

In de jaren negentig boomde de SERV als het ware. Het was ook het begin van de communicatiewerking binnen de SERV. Omdat de communicatie zo boomde, werd ik, naast mijn taken voor de SERV-bibliotheek, ook betrokken bij de communicatie- en persdienst.

De SERV had toen nog zijn eigen televisieprogramma’s samen met de VRT. Die programma’s handelden over alles wat betrekking had op sociaal-economische berichtgeving. De SERV stond in voor de redactieraad, samengesteld uit de sociale partnerorganisaties, de VRT en de verschillende productiehuizen.

Jarenlang was ik verantwoordelijk voor de redactieraad van programma’s zoals De late Shift, Vlaanderen NV en het Vermogen. Ik was ook de eerste webmaster van de SERV. Intussen werkte ik ook als bibliothecaris met mijn collega’s Lieve Callaert (nu ACV-bibliotheek) en Marc Van den Bergh.

De bibliotheek van de SERV stond dus enerzijds in voor de informatievoorziening van de verschillende SERV-entiteiten en de bijhorende studiediensten en anderzijds voor de ontsluiting en archivering van de publicaties die daaruit voortkwamen?

Ja, inderdaad, wat mij tot de derde poot in mijn loopbaan brengt. Ik werd archiefverantwoordelijke van de SERV en stond in voor het het archiveren van de eigen producten. Op het einde van mijn rit is het papieren archief van de SERV volledig overgedragen aan het archiefdepot van Vilvoorde.

Ik heb in de loop van mijn carrière een aantal versies van het informatiebeheersplan opgesteld waarvan het laatste nu ingevoerd wordt in het serieregister. Dat is een belangrijke opstap naar het Digitaal Archief Vlaanderen.

Ik weet waar ik mijn informatie kan vinden, dat is een niet te onderschatten rijkdom.

Vanaf 2015 was ik ook lid van de eerste selectiecommissie van de Vlaamse overheid, onder het voorzitterschap van Katlijn Vanhee, om de selectielijsten voor de Vlaamse overheid mee op te stellen en te beoordelen.

Op die manier weet de overheid welke types informatieobjecten bijgehouden moeten worden en wat de bewaartermijnen zijn op basis van een administratieve of wettelijke bewaargrond.

De laatste jaren zat ik dus op twee sporen: enerzijds een informatiecel runnen en anderzijds het documentbeheer mee vormgeven binnen het kader van het archiefdecreet, recent het bestuursdecreet van december 2018.

Dat zijn grote veranderingen door de jaren heen?

Inderdaad, ondanks de groei van de SERV moesten we met steeds minder personeel werken. Personeel dat net als ik taken over verschillende diensten heen kreeg. We zitten echt op het snijvlak met communicatie en informatica, waardoor we heel divers werk doen.

Samen met mijn eerste collega heb ik zelf een bibliotheeksysteem uitgewerkt en veel grijze literatuur ingevoerd, waar we de jaren nadien sterk in gewied hebben (lacht). Later is de SERV toegetreden tot het LIBIS-netwerk. De SERVcollectie was toch wel uitgebreid en uniek qua invalshoek.

Daarnaast werkten we ook hard mee aan de organisatie van de SERV-studiedagen, aan literatuuronderzoek en aan het organiseren van workshops.

Krijg je een opvolger?

Nee, mijn taken worden verspreid over andere collega’s. Er is een werkgroep opgericht die zich over de informatiebehoeften binnen de SERV en zijn entiteiten gebogen heeft, maar in de huidige omstandigheden is men er nog niet uit hoe die invulling er uiteindelijk zal uitzien.

De SERV situeert zich binnen een snel evoluerend Vlaams overheidslandschap waar het voortdurend rekening mee moeten houden. Zo is het nog maar de vraag of de SERV bijvoorbeeld nog op een eigen fysieke locatie kan blijven. Momenteel is de bibliotheek ook fysiek ingepakt.

We hebben het moeten afleggen tegen de clickshare-panelen (lacht). Ook de coronacrisis brengt veranderingen met zich mee: alles verloopt digitaal. Momenteel is er op de SERV niemand meer met een opleidingsachtergrond in informatie- en documentatiebeheer. Ik hoop dat men in die lacune voorziet.

In het begin kan de SERV nog terugvallen op procedures die jullie uitgewerkt hebben, maar op een bepaald moment zullen ze toch zelf moeten nadenken? Hebben ze dan de kennis om dat waar te maken?

Zoals ik al zei, hoop ik dat ze op zoek gaan naar iemand met specifieke kennis over informatie- en documentbeheer. Toch stel ik vast dat er binnen de Vlaamse overheid, onder impuls van de coördinerende archiefdienst, een enorme professionalisering plaatsgevonden heeft op het vlak van archief- en documentbeheer.

Er is een instroom van diverse mensen in de sector, meestal met een opleiding in de archivistiek, die zeer gedreven aan de slag gaan. Des te jammerder is het dat de interuniversitaire opleiding aan de Universiteit Antwerpen (Informatie- en Bibliotheekwetenschap) stopgezet is.

Wel zijn er een aantal hogescholen die een bachelor in informatiebeheer aanbieden. Dat biedt toch wat perspectief.

Waar kijk je met het meeste plezier op terug?

Toch op het uitwerken van een informatieopdracht voor een overheidsinstelling. Ik vind dat de overheid een belangrijke taak heeft om informatie voor de burger te ontsluiten. Ik heb de overheid daarin kunnen ondersteunen via de SERV en zijn entiteiten.

Zeker de laatste maanden van mijn loopbaan moest ik het roer compleet omgooien. Ik kreeg de taak om allerlei internationale bronnen te screenen op relevante informatie over de coronaimpact op het sociaal-economisch weefsel, ter ondersteuning van de medewerkers van de SERV-studiedienst.

IMPORTANT

In het recente cijferrapport Corona-impact op het sociaal-economisch weefsel, belicht de SERV aan de hand van cijfermateriaal vooral de aanpak van de crisis en de brede impact ervan: sociaal-economisch, maatschappelijk en financieel.

In mijn job had ik vooral een dienstverlenende functie, maar op momenten zoals nu kun je tonen dat je er als dienst staat en een effectieve inbreng hebt. Dat is iets wat ik wil benadrukken.

Er wordt weleens gefilosofeerd of er nog nood is aan een bibliothecaris of een archivaris, maar deze crisis toont wederom aan dat het antwoord hierop ‘ja’ is (lacht).

Ook op de laatste vergadering van de sectie Wetenschappelijke en Documentaire Informatie (WDI) van de VVBAD bleek dat de coronacrisis voor iedereen een uitdaging was en dat onze dienstverlening echt een verschil kon maken.

Je moet je natuurlijk wel op de juiste manier aanpassen aan een veranderende werksituatie en de opportuniteiten die er zijn, durven grijpen. Dat bevestigt dan toch dat men ons nodig heeft (lacht).

Je hebt aan de Vlaamse kant van de sector gewerkt, had je contact met Waalse en buitenlandse collega’s?

Ja, toch wel, ik werkte dan eerder via internationale netwerken van de SERV met vooral de Europese instellingen (de Europese Commissie en het Europees Parlement) en organisaties zoals het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

Op de SERV kregen we veel kansen om internationaal te netwerken. Heel wat regelgeving wordt dan ook Europees aangestuurd. Er zijn ook de VVBAD en de Belgische Vereniging voor Documentatie (ABDBVD) waardoor je in contact komt met de verschillende secties in België, maar er waren ook contacten met onder andere Frankrijk, Nederland en Duitsland.

In ons taakgebied is er het hele open access-verhaal dan weer, dat via jou verliep, Inge. Ja, daar blijven we op hameren, maar die race is nog niet gelopen.

De SERV heeft beroepscompetentieprofielen opgesteld voor heel wat sectoren waaronder ook de archief- en bibliotheeksector, wat was jouw rol daarin?

De SERV, onder leiding van Leen Van Aerschot, is de motor geweest van het beroepscompetentieverhaal. De SERV heeft de eerste beroepscompetentieprofielen voor de archief- en bibliotheeksector opgesteld. Via de focusgroepen, die bijeenkwamen binnen de SERV, is de hele sector betrokken geweest.

Dat was toch baanbrekend. Beroepscompetenties worden meestal omschreven als een geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die maken dat een persoon bekwaam is om een bepaalde functie of taak te vervullen.

Er wordt weleens gefilosofeerd of er nog nood is aan een bibliothecaris of een archivaris, maar deze crisis toont wederom aan dat het antwoord hierop ‘ja’ is.

Samen met Veerle Kerstens van KU Leuven LIBIS, organiseerde ik voor de SERV in samenwerking met de VVBAD in 2007 een studiedag waarop toenmalig minister Frank Vandenbroucke kwam spreken over competentieontwikkeling en ervaringsgericht leren. Binnen de vereniging hebben we er intensief aan gewerkt. Een deel van de professionalisering van ons werkveld is vormgegeven door die beroepscompetentieprofielen. Ik denk dat we dat niet genoeg kunnen benadrukken. Het kwam ook telkens terug op de WDI-vergaderingen, waar de beroepscompetentieprofielen steevast een agendapunt waren.

Wat is het voordeel van de beroepscompetentieprofielen?

Competentieontwikkeling binnen de organisaties is belangrijk, maar het is ook essentieel dat het onderwijs en de arbeidsmarkt zo goed mogelijk op elkaar afgestemd zijn, zodat mensen met de juiste competenties kunnen instromen.

Momenteel zijn de beroepscompetentieprofielen opgenomen in Competent, de databank voor beroepen en competenties van de VDAB. De databank bevat beroepscompetentieprofielen die beschrijven wat je moet kunnen.

Met Competent hanteert de VDAB de beroepscompetentiefiches voor het opstellen van vacatures in bijvoorbeeld de informatiesector. Anderzijds vormen de profielen ook een basis voor het maken van de eindtermen voor het onderwijs om de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt te optimaliseren.

In de profielen staat trouwens aangegeven welke taken een beginnend beroepsbeoefenaar kan krijgen en welke competenties daartegenover moeten staan. Onderwijsinstellingen kunnen daarop inspelen en hun opleidingen aanpassen.

Vanaf wanneer was jij actief bij de VVBAD?

Via de PLOB was ik al betrokken bij de VVBAD, dus dat is vanaf ’84. Ik herinner me nog dat mijn eerste studiereis met de VVBAD naar Wallonië was (lacht). Toen zaten we hier nog met heel wat persoonlijkheden, zoals Ludo Simons en Julien Van Borm bijvoorbeeld.

Het was een totaal andere manier van functioneren. Het VVBAD-bestuur bestond uit professoren en hoofdbibliothecarissen van de universiteiten. Zij waren de autoriteit, en dan kwam ik daar als jonge professional binnen (lacht).

Je merkt nu dat dit helemaal anders is: jonge mensen stappen op een heel andere manier het werkveld in. Het is allemaal wat informeler en dat geldt niet alleen voor de VVBAD. Ik merk dat er in veel organisaties op een meer horizontale manier gewerkt wordt.

Was de VVBAD in jouw beginperiode heel formeel?

Ja toch wel, Frieda Martens, verbonden aan het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen (RUCA), was toen nog voorzitter van de sectie WDI. Veel meer actieve leden waren verbonden aan een academische instelling, wat een bepaald renommee met zich meebracht.

Als je deel uitmaakte van zo’n organisatie werd je aux sérieux genomen, maar je moest toch je mannetje of vrouwtje kunnen staan (lacht).

Welke personen op de VVBAD blijven je het meeste bij?

Iemand die hard aan de kar getrokken heeft rond de informatietaak van de overheid is Ward Bosmans. We hebben ook de periode van Marc Storms gehad. Ook jij, Inge, en Veerle Kerstens speelden – en spelen nu nog – een belangrijke rol, samen met Fleur De Jaeger, voorzitter van de sectie WDI.

IMPORTANT

Wat me eigenlijk vooral opvalt, is de vervrouwelijking van de VVBAD. Vroeger was het een mannenbastion, maar nu is het aan de leading ladies (lacht). Dat mag toch eens gezegd worden.

De VVBAD heeft altijd hard gewerkt om evoluties te volgen en gebruik te maken van de knowhow die binnen verschillende types instellingen aanwezig is. Al die knowhow hebben ze proberen te benutten en professioneel uit te werken.

De VVBAD organiseert om de twee jaar Informatie aan Zee, is dat een manier om de knowhow van de sectoren samen te brengen?

Ja, absoluut. Wat ik daar heel interessant aan vind, is dat je verschillende sessies kunt kiezen over de grenzen van je eigen sectie heen. Soms wordt het onderscheid tussen wetenschappelijke bibliotheken, informatiecentra en bedrijfsbibliotheken te sterk benadrukt. Dan is het goed om toch eens over het muurtje te kijken en elkaar te vinden in wat gemeenschappelijk is.

Is er voor jou dan een verschil tussen een informatiebeheerder, een bibliothecaris of een professional in een documentatiecentrum?

Ik denk dat een bibliothecaris meer op de klassieke manier werkt: zijn job bestaat uit het verwerven van documentatiemateriaal, het collectiebeheer en het ontsluiten, maar er is ook een doorgedreven kennis van thesauri en classificatiesystemen voor nodig.

Een informatieprofessional is iemand die tussen zijn klanten en medewerkers staat. Men moet het werk van zijn medewerkers begrijpen en zien hoe men daarop kan inspelen. Er zijn bijvoorbeeld allerlei tools voor het beheer of het ontsluiten van bronnen waarvoor je bij een informatieprofessional terechtkunt.

Je moet de verschillende soorten publicatiecircuits kennen, je moet weten hoe je alles moet integreren en hoe je aan informatie raakt, want die blijft niet altijd gratis.

Blijf je nog contact houden met die wereld of is het een afgesloten hoofdstuk?

Ik woon in Brussel en ik heb nog vrienden in de sector, dus ik denk dat ik zeker contact blijf houden. Ik ben ervan overtuigd dat ik jullie nog zal tegenkomen (lacht). Ik woon ook vlak bij de zeer goed uitgeruste en goed werkende bibliotheek van Schaarbeek waar ik META zeker nog ter hand zal nemen.

Door mijn werk heb ik de rijkdom dat ik mijn informatie weet te vinden en dat zal me zeker nog van pas komen. Ik heb lang getwijfeld om journalist te worden en ik merk dat mijn interesse in internationale ontwikkelingen steeds meer terugkomt.

Er komt natuurlijk tijd vrij om te doen waar je hart ligt.

Ja, inderdaad: ik kan me focussen op mijn andere passies. Zo ben ik bijvoorbeeld gids in Brussel, ik zal de sectie WDI eens rondleiden door de stad (lacht). Het gidsen is door de coronacrisis wel onder druk komen te staan, dat moet nu ook coronaproof, het hoort erbij.

Een van mijn andere passies is reisbegeleiding. Ik merk dat ik mijn professionele ervaring kan toepassen op mijn passies: een reis is sneller voorbereid als je weet waar je je informatie kunt vinden.

Je bent actief geweest in verschillende overkoepelende verenigingen. Zie je daar nog dezelfde inzet?

Ik zie een enorme professionele druk op de mensen. Je moet het met steeds minder man-/vrouwkracht doen en in de toekomst zal dat niet anders zijn. Ik vrees dat mensen onvoldoende de tijd hebben om bij te tanken en dat vertaalt zich naar inzet in andere organisaties.

Er is een uitstroom van een generatie die met fysieke netwerken vergroeid is. Alles zal meer digitaal verlopen, maar ik denk toch dat jullie dat fysieke netwerken opnieuw zullen moeten oppakken door te blijven hameren op bijvoorbeeld de organisatie van Informatie aan Zee.

Samenwerken is belangrijk, daarom hechtte ik altijd heel veel belang aan de samenwerking tussen informatiediensten binnen de Vlaamse overheid. Ik weet dat een aantal grote bibliotheken bezig zijn enorm veel boeken in te scannen. De Vlaamse overheid zet terecht in op radicaal digitaal, want dat is de toekomst.

Een aantal vragen blijven onopgelost. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met het analoge, papieren materiaal als je volledig digitaal schakelt? Denkt de Vlaamse overheid eraan sommige waardevolle collecties in te scannen? Dat vergt natuurlijk bijkomende middelen en personeel.

Heb je nog een laatste boodschap?

Het is een ontzettend boeiende sector en ik vond een mooi citaat van Jan Rotmans dat ik heel toepasselijk en belangrijk vind: “Het is meer een leven lang ontwikkelen dan een leven lang leren.” Als mens moet je voortdurend jezelf confronteren met nieuwe ontwikkelingen.

Door contact te houden met anderen voed je jezelf. Het is een constant samenspel tussen emotionele intelligentie en netwerken onderhouden. Dat samenspel versterkt ook je positie als professional en dat is mede mogelijk gemaakt door de SERV. Dat apprecieer ik enorm.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be