Privacybescherming of slachtofferherdenking? Persoonsgegevens van Joodse onderduikers onder de AVG

META Nummer 2020/4

Privacybescherming of slachtofferherdenking? Persoonsgegevens van Joodse onderduikers onder de AVG

Geschreven door Dorien Styven
Gepubliceerd op 12.05.2020
IMPORTANT
Sinds de jaren 1950 vindt er aan de Dossinkazerne een jaarlijkse herdenking plaats. Foto: © Kazerne Dossin – Fonds Samoszul.

Persoonsgegevens van Holocaustslachtoffers zijn per definitie gevoelig. Het slachtofferschap impliceert immers de Joodse afkomst van de persoon in kwestie. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) legt de verdere verwerking van gevoelige gegevens zoals godsdienst aan banden. Holocaustarchieven staan hierdoor voor een uitdaging. Is raadpleging en herdenking nog mogelijk onder de AVG, en zo ja, hoe?

Archiefvorming in de onderduik 

Archieven over de Holocaust in België zijn relatief schaars. Dit is het gevolg van grootschalige vernietiging vlak voor de bevrijding in september 1944. De bewakers van het SS-Sammellager Mecheln, beter bekend als de Dossinkazerne, staken bijvoorbeeld de kampadministratie in brand. Een van de gevangenen wist nog net de deportatielijsten te verbergen.

Zonder deze actie zouden de namen van meer dan 25.000 gedeporteerde Joden, Roma en Sinti verloren gegaan zijn. Dankzij de lijsten kunnen de slachtoffers vandaag met naam, geboortedatum en -plaats en foto herdacht worden in de permanente tentoonstelling in het museum Kazerne Dossin. Ook over Joden die de oorlog in België in de onderduik overleefden, bestaan nauwelijks archieven.

Vanwege het gevaar op ontdekking werd immers zo min mogelijk opgeschreven. Wel bestonden er meerdere onderduiknetwerken die vanwege hun omvang een administratie bijhielden. Het Joods Verdedigingscomité (JVC) verstopte bijvoorbeeld 2.000 Joodse kinderen en ontwikkelde hiervoor een systeem met steekkaarten en gecodeerde schriftjes. Het JVC-archief wordt vandaag bewaard door de dienst Archief Oorlogsslachtoffers, maar is niet raadpleegbaar.

Vragen van onderzoekers worden geval per geval geëvalueerd. Indien een aanvraag goedgekeurd wordt, dan krijgt de onderzoeker een uittreksel van de gegevens. Raadpleging van de stukken zelf is niet mogelijk, zowel vanwege de privacy van de slachtoffers die nog in leven zijn, als vanwege de complexe interpretatie van de gegevens.

IMPORTANT
Andrée Geulen (l.) en Ida Sterno (r.) van het Joods Verdedigingscomité. Foto: © Kazerne Dossin – Fonds Geulen.

Door de beperkte raadpleegbaarheid van archieven over de onderduik zijn onderzoekers vooral aangewezen op de persoonlijke verhalen van deze slachtoffergroep. Vóór 1990 bestond er weinig interesse in hun verhaal. Pas tijdens de eerste internationale conferentie van voormalige ondergedoken kinderen in New York in 1991, ontstond het besef dat ook ondergedoken kinderen slachtoffers zijn van de Holocaust.

Meer en meer overlevenden vertellen nu hun verhaal, terwijl hun privéarchieven met unieke informatie over de onderduikplaats of -familie steeds vaker bij Holocaustarchieven terechtkomen. Hoewel ze rijk zijn aan foto’s en documenten, lenen privéarchieven zich minder tot structureel onderzoek en tot de herdenking van een complete slachtoffergroep.

Het organisatiearchief van verenigingen zoals vzw Het Ondergedoken Kind is daarom van onschatbare waarde. Deze organisatie, opgericht in 1991, behartigde op haar hoogtepunt de belangen van meer dan 1.350 voormalige in België ondergedoken kinderen. Zo ontstond een uitgebreid archief met heel wat interessante reeksen, waaronder de lidmaatschapsformulieren.

Die bevatten onder andere biografische gegevens over het ondergedoken kind en over zijn of haar redders. In 2017 droeg de vzw, die wel tot op vandaag haar dagelijkse werking voortzet, haar statisch en semi-dynamisch archief over aan Kazerne Dossin. De AVG beperkt de raadpleging van het organisatie-archief echter sterk. Hoe kunnen dit archief en gelijkaardige bestanden toch, en met respect voor de AVG, gebruikt worden voor zowel onderzoek als herdenkingsactiviteiten?

Godsdienst: een gevoelig gegeven 

De Algemene Verordening Gegevensbescherming is enkel van toepassing op levende personen. Hoewel lidstaten eigen regels mogen vastleggen over de verwerking van persoonsgegevens van overledenen, gingen de meeste landen hier niet op in.

Ook de Belgische Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (30 juli 2018) bevat hierover geen bepalingen. De gegevens van Holocaustslachtoffers zijn dus raadpleegbaar en herbruikbaar voor herdenkingsactiviteiten in zoverre het overleden personen betreft. Hieronder worden zowel personen verstaan die tijdens de oorlog omgekomen zijn, als personen die sinds de bevrijding overleden zijn.

Ook het oorspronkelijke doel waarvoor persoonsgegevens in een organisatie-archief zoals dat van vzw Het Ondergedoken Kind verzameld werden, kan een struikelblok betekenen voor raadpleging en herdenking. De AVG laat immers enkel verdere verwerking toe als het nieuwe doel verenigbaar is met het oorspronkelijke doel van verzamelen.

Archivering in het algemeen belang is daar een belangrijke uitzondering op, die volgens de AVG automatisch samenvalt met het oorspronkelijke doel van de gegevensverzameling. Een definitie van een ‘organisatie die archiveert in het algemeen belang’ ontbreekt echter. De AVG vermeldt enkel overheidsinstanties of openbare of particuliere organen die wettelijk verplicht zijn om gegevens van blijvende waarde voor het algemeen belang te verwerken.

Heel wat Holocaustarchieven en -gedenkplaatsen hebben een missie die ingeschreven is in de nationale wetgeving of ze hebben een maatschappelijke functie met een juridische basis. Hierdoor kunnen zij een beroep doen op de uitzonderingsgrond ‘archivering in het algemeen belang’ voor de verwerking van persoonsgegevens. Daarnaast is er ook overweging 158 van de AVG.

Lidstaten mogen door deze overweging zelf regels vastleggen over de verdere verwerking van persoonsgegevens voor archiveringsdoeleinden “met het oog op het verstrekken van specifieke informatie over […] misdaden tegen de menselijkheid, met name de Holocaust”. Deze overweging is helaas niet uitgewerkt in de Belgische wet van 30 juli 2018. Een gemiste kans voor de raadpleegbaarheid van archieven over de onderduik.

Gegevens wissen betekent een slachtoffer wissen. De AVG voorziet met gegevenswissing dus in een instrument dat toelaat wat de nazi’s beoogden: de identiteit van slachtoffers afnemen en de herinnering aan hen uitwissen.

Holocaustarchieven kampen met de bijkomende uitdaging dat zij gevoelige persoonsgegevens verwerken. Slachtoffers van de Holocaust zijn immers per definitie Joods, al is ‘het Joods zijn’ voor bepaalde groepen in de gemeenschap eerder een deel van de identiteit dan een religieus gegeven. In principe is de verdere verwerking van gevoelige persoonsgegevens zoals religie verboden. 

De AVG voorziet echter uitzonderingen voor in leven zijnde personen die zelf hun Joodse afkomst in het openbaar gebracht hebben, bijvoorbeeld door de publicatie van memoires, vermelding in krantenartikelen, voordrachten op scholen, het schrijven van bijdrages in het ledenblad van vzw Het Ondergedoken Kind …

Een belangrijke groep die zelf naar buiten trad met zijn Joodse identiteit, is bijvoorbeeld de groep voormalige onderduikers die hun redders door de staat Israël hebben laten erkennen als Rechtvaardige onder de Volkeren. De biografieën van die redders en van de door hen geredde Joden zijn allemaal gepubliceerd op de website van het Israëlische Holocaustmuseum Yad Vashem.

Indien in leven zijnde Holocaustslachtoffers hun verhaal niet zelf publiek maakten, dan is de verdere verwerking van hun persoonsgegevens die deel uitmaken van bijvoorbeeld een organisatie-archief, problematisch. Op het gebied van archivering kunnen, zoals opgelegd door de AVG, passende maatregelen genomen worden om de betrokkene te beschermen.

Archieven kunnen bijvoorbeeld afzien van de digitalisering van stukken met persoonsgegevens zodat het analoge stuk geraadpleegd moet worden om de gegevens te verkrijgen. Op het gebied van raadpleging en hergebruik stelt de AVG dat toestemming van de betrokkene de enige manier is om diens rechten te respecteren.

De AVG stelt wel dat dit niet nodig is in geval van archivering in het algemeen belang en indien het opsporen van die betrokkenen onevenredig veel inspanning vergt. De overlevenden van de Holocaust zijn over de hele wereld uitgezworven.

Hen opsporen vraagt een grote inspanning die de capaciteit van heel wat bewaarplaatsen te boven gaat. Voorbijgaan aan die toestemming is in het geval van Holocaustoverlevenden echter weinig integer. Het hergebruik van hun gegevens zonder hun toestemming geeft hun religieuze achtergrond immers prijs en maakt hen kwetsbaar.

Recht op vergetelheid 

Dat de AVG zeer strenge bepalingen over de verdere verwerking van gevoelige persoonsgegevens zoals religie en etnische afkomst bevat, is niet verwonderlijk. Tijdens genocides worden groepen in de samenleving op basis van deze kenmerken immers voor uitroeiing gebrandmerkt.

De Holocaust heeft duidelijk het gevaar van de verwerking van gevoelige persoonsgegevens aangetoond. Zo maakte de nazibezetter in België met de verordening van 28 oktober 1940 bijvoorbeeld registratie in het gemeentelijk Jodenregister verplicht. Elk formulier bevatte de persoonsgegevens van de betrokkene en diens adres. Deze registers werden een belangrijk instrument in de raciale vervolging.

IMPORTANT
Tijdens de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid in Kazerne Dossin worden foto’s van gedeporteerden getoond. Foto: © Kazerne Dossin

Vooral het ‘recht op vergetelheid’ (gegevenswissing) veroorzaakte onrust onder de archivarissen in Holocaustarchieven. Reeds jaren voor de publicatie van de AVG wees Eric Ketelaar al op de realiteit van het gedenken die in archieven aanwezig is en de traumaverwerking die hieraan gekoppeld wordt.

Daarnaast vreesden archivarissen dat het recht op vergetelheid zou leiden tot een oververtegenwoordiging van het daderperspectief. Daders produceren immers de meeste archieven, de slachtoffers zijn ondervertegenwoordigd.

Ten slotte kwam volgens de archivarissen door gegevenswissing ook de maatschappelijke functie van het recht op gedenken in het gedrang. Holocaustonderzoek is bij uitstek biografisch van aard. Gegevens wissen betekent een slachtoffer wissen.

De AVG voorziet met gegevenswissing dus in een instrument dat toelaat wat de nazi’s destijds beoogden: de identiteit van slachtoffers afnemen en de herinnering aan hen uitwissen. Archivarissen schoten daarop in actie om het recht op gegevenswissing niet te laten primeren op het recht op gedenken en bewaren. Ze kregen daarbij steun van juristen die stelden dat het recht op vergetelheid vooral in contrast gezien moet worden met het recht op gedenken en herinneren.

Dankzij hun inspanningen voorziet de AVG vandaag in een uitzondering op het recht op gegevenswissing wanneer het gaat om archivering in het algemeen belang. Die uitzondering geldt echter alleen wanneer gepaste maatregelen genomen worden om de gevoelige persoonsgegevens te beschermen.

Het collectief gedenken primeert volgens heel wat onderzoekers en betrokkenen op de individuele privacy. De plicht om te gedenken is een morele plicht geworden om te leren van de geschiedenis en om een herhaling ervan te voorkomen.

De beperking van het recht op vergetelheid doet niet af aan het recht op bezwaar van de betrokkenen.

Als een betrokkene bezwaar aantekent vanwege zijn specifieke situatie, zoals angst voor antisemitisme, moet het Holocaustarchief hierop ingaan. Het recht op bezwaar zoals opgenomen in de AVG bevat immers geen uitzonderingsgrond voor archivering in het algemeen belang (wel voor historisch onderzoek). De gegevens worden in geval van bezwaar echter niet vernietigd, enkel de verdere verwerking ervan wordt stopgezet.

Recht op gedenken

Regimes die mensenrechten schenden, produceren heel wat archief met daarin persoonsgegevens van de slachtoffers. De rapporten van internationale organisaties zoals de UNESCO, de Verenigde Naties en de International Council on Archives zijn het qua raadpleging van die gegevens op twee punten eens:

  1. er is een verschil tussen raadpleging door de betrokkene en raadpleging door een onderzoeker,
  2. ook de samenleving heeft het recht om te weten en om slachtoffers te gedenken. 

De Holocaust heeft steeds een belangrijke plaats ingenomen in de discussie over dit maatschappelijk recht op gedenken. Het collectief gedenken primeert volgens heel wat onderzoekers en betrokkenen op de individuele privacy. De plicht om te gedenken is een morele plicht geworden om te leren van de geschiedenis en om een herhaling ervan te voorkomen.

Onderzoekers klagen over het afschermen van persoonsgegevens en halen daarbij drie belangrijke argumenten aan. Ten eerste kan het hergebruik van de gegevens van slachtoffers volgens hen bijdragen aan het gevecht tegen contemporaine maatschappelijke tendensen zoals racisme.

Een boodschap blijft immers langer hangen wanneer geïnteresseerden zich kunnen identificeren met een bepaald slachtoffer omdat men van dezelfde leeftijd is of een gelijkaardige gezinssamenstelling kent.

Ten tweede wil volgens de onderzoekers een groot deel van de nog in leven zijnde slachtoffers hun persoonsgegevens net raadpleegbaar maken, bijvoorbeeld om verwanten te vinden.

En ten derde stellen onderzoekers en betrokkenen dat het openbaar maken van persoonsgegevens de slachtoffers in hun waardigheid erkent. Het noemen van een naam geeft hun immers hun identiteit terug. Dat betekent het omkeren van het genocidale proces van de nazi’s.

 

IMPORTANT
Het statisch archief van vzw Het Ondergedoken Kind voor de overdracht aan Kazerne Dossin. Foto: © Kazerne Dossin.

Los van de wensen van onderzoekers en betrokkenen, draagt de archivaris de verantwoordelijkheid voor de verdere verwerking van de persoonsgegevens van de individuele slachtoffers. Voorzichtigheid is daarbij geboden. Raadpleging en hergebruik tijdens herdenkingen mag immers geen bijkomende schade toebrengen aan de slachtoffers of hen nogmaals traumatiseren.

De archivaris bevindt zich bovendien in een lastige positie. Hij moet volgens de AVG en de nationale wetgeving immers gevoelige persoonsgegevens beschermen, maar heeft volgens zijn beroepsethiek ook de plicht om de integriteit van informatie te bewaken en een zo breed mogelijke toegang daarop te verzekeren.

Een gedragscode zoals ingeschreven in de AVG kan een belangrijk instrument zijn voor archivarissen om de belangen van alle partijen te behartigen. Sinds de publicatie van de AVG bracht de European Archives Group (EAG) echter slechts een eerste rapport uit met adviezen voor de implementatie van de AVG in de archiefsector.

Een werkelijke gedragscode is er nog niet. Er worden in Holocaustarchieven bijgevolg uiteenlopende technieken gebruikt om de privacy van de slachtoffers te beschermen en tegelijk toch te voldoen aan de vraag naar raadpleging en hergebruik.

Sommige instellingen hanteren een onderzoeksverklaring met een privacyclausule zodat de verantwoordelijkheid voor het hergebruik van de persoonsgegevens of een eventuele klacht van betrokkenen bij de onderzoeker terechtkomt.

Andere archieven kiezen voor de publicatie van een privacyverklaring bij elk online beeld en bij elke online bestandsbeschrijving, of publiceren op de website een duidelijke klachtenprocedure voor de betrokkenen. Een minderheid onder de instellingen maakt archieven met gevoelige persoonsgegevens gewoon raadpleegbaar en wacht af of betrokkenen zich melden met klachten of niet.

In de praktijk wisselen Holocaustarchieven wel al persoonsgegevens van slachtoffers uit. Tot nu toe is nog geen enkel protest van slachtoffers of hun nabestaanden bekend. Integendeel zelfs, heel wat betrokkenen zijn vragende partij om een kopie van stukken met betrekking tot hun persoon te delen met andere archieven.

De AVG in de praktijk

Holocaustarchieven zijn gebonden aan de AVG-bepaling dat bij verwerking van gevoelige persoonsgegevens passende waarborgen genomen moeten worden om de rechten en vrijheden van de betrokkenen te garanderen. Anonimisering en pseudonimisering worden in dat verband het vaakst als good practice genoemd, ook in de AVG zelf.

Beide technieken zijn echter lastig toe te passen op niet-gedigitaliseerde archiefstukken en houden in het geval van digitale stukken ook risico’s in. Wat bijvoorbeeld wanneer de sleutel na pseudonimisering verloren gaat? Bovendien gaan anonimisering en pseudonimisering voorbij aan de essentie van het Holocaustonderzoek dat nog steeds sterk steunt op de biografische aanpak.

Het bieden van passende waarborgen ter bescherming van de betrokkenen is volgens de AVG niet meer nodig indien een betrokkene overleden is. Met het wegvallen van steeds meer overlevenden, krijgen Holocaustarchieven dus de mogelijkheid om steeds meer gegevens raadpleegbaar te stellen.

Het is echter onmogelijk om binnen series een onderscheid op stukniveau te maken tussen gegevens van levende en overleden betrokkenen. Sommige stukken bevatten immers informatie over beide.

De formulieren uit het gemeentelijk Jodenregister van België van 1940 bevatten naast de gegevens van de geregistreerde persoon bijvoorbeeld eveneens de persoonsgegevens van diens kinderen die vandaag mogelijk nog in leven zijn. En de reeks lidmaatschapsformulieren van vzw Het Ondergedoken Kind bevat zowel formulieren van overleden als nog in leven zijnde (voormalige) leden.

IMPORTANT
Geanonimiseerde gegevens van onderduikertjes bijgehouden door het Joods Verdedigingscomité. Foto: © Kazerne Dossin-Fonds Geulen.

Het is daarom belangrijk de verhouding tussen raadpleegbaarheid en privacy al in de schenkings- en de verwerkingsovereenkomst vast te leggen. Deze contracten bevatten voortaan, zoals opgelegd door de AVG, zowel de gegevens van de verwerkers als de rechten van de betrokkenen.

Archiefinstellingen doen er echter goed aan om ook concrete bepalingen over de raadpleegbaarheid en digitalisering van archieven toe te voegen zodat de overeenkomst niet in strijd is met de AVG. De schenkings- en verwerkingsovereenkomst is immers steeds ondergeschikt aan de verordening en moet conform de Europese wetgeving opgesteld worden.

De bepaling dat een archief bijvoorbeeld integraal gedigitaliseerd en online gepubliceerd zal worden ondanks dat er gevoelige persoonsgegevens in voorkomen, is onwettelijk, ook al is dit de wens van de oorspronkelijke gegevensverwerker bij de overdracht. Digitalisering kan een belangrijk instrument zijn om gepaste waarborgen te bieden om de gegevens van betrokkenen te beschermen.

Indien de verplichte registratie in het verwerkingsregister bijvoorbeeld vermeldt dat series met (gevoelige) persoonsgegevens niet gedigitaliseerd worden, dan wordt dit als een passende maatregel beschouwd om de betrokkenen te beschermen. Een archiefinstelling kan ervoor opteren om enkel die series uit een archief te digitaliseren die geen (gevoelige) persoonsgegevens bevatten.

Het digitaliseringsplan wordt hiermee tevens een bewijsstuk dat gebruikt kan worden in geval van betwistingen omtrent de toepassing van de AVG door een archief. Het instrument bij uitstek om de raadpleegbaarheid en het hergebruik van (gevoelige) persoonsgegevens te verzekeren, blijft het verkrijgen van toestemming tot verdere verwerking door de betrokkenen zelf.

In het geval van Holocaustarchieven zoals het bestand vzw Het Ondergedoken Kind is dit echter vaak een lastige opdracht. De archivaris moet immers eerst vaststellen wie van de betrokkenen nog in leven is en vervolgens wie van hen zijn of haar verhaal al in de openbaarheid gebracht heeft.

Ten slotte moet hij of zij de contactgegevens van die betrokkenen achterhalen en hen aanschrijven. Deze aanpak betekent echter een enorme belasting voor archiefdiensten die vaak al overbevraagd en onderbemand zijn.

IMPORTANT
Persoonsgegevens uit het archief vzw Het Ondergedoken Kind worden afgesloten bewaard in Kazerne Dossin. Foto: © Kazerne Dossin.

Een alternatief voor het bekomen van toestemming van de betrokkenen is het verleggen van de verantwoordelijkheid voor de verdere verwerking van de archiefbewaarplaats naar de onderzoeker.

Die aanpak moet echter stevig verankerd worden in de leeszaalprocedures en moet eenduidig toegepast worden door alle medewerkers van de archiefdienst, zodat alle gebruikers op eenzelfde beoordeling van hun aanvraag kunnen rekenen.

Bij deze methodiek moet de aanvrager kunnen aantonen dat een betrokkene overleden is, bijvoorbeeld door de foto van een grafsteen of een overlijdensakte, of dat een betrokkene hem of haar persoonlijk toestemming tot raadpleging gegeven heeft.

Voor serieel onderzoek kan een onderzoeker toestemming vragen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit. Indien de gebruiker niet een van deze bewijsstukken kan voorleggen, is raadpleging van de stukken in principe niet mogelijk.

Deze beperkte raadpleegbaarheid vervalt in het geval van Holocaustarchieven pas wanneer het jongste slachtoffer 100 jaar wordt en logischerwijze als overleden beschouwd mag worden. Voor België zijn dat de onderduikers die geboren zijn in augustus 1944, zodat de Holocaustarchieven hier pas vanaf 2044 integraal raadpleegbaar zullen zijn. 

Conclusie 

Holocaustarchieven verwerken persoonsgegevens van overleden en nog in leven zijnde slachtoffers (zoals onderduikers) op basis van de AVG-uitzonderingsgrond ‘archivering in het algemeen belang’.

Archivarissen staan ook raadpleging door gebruikers toe, op voorwaarde dat die gebruikers de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de privacy van de slachtoffers op zich nemen. Het recht op gedenken primeert zo steeds vaker op het recht op privacy, in veel gevallen op vraag van of met medewerking van die slachtoffers zelf.

IMPORTANT

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be