Moeder, waarom lezen wij? Over leesbevordering, leesplezier, cultuur en identiteit

META Nummer 2020/4

Moeder, waarom lezen wij? Over leesbevordering, leesplezier, cultuur en identiteit

Geschreven door Fleur De Meyer
Gepubliceerd op 12.05.2020
IMPORTANT

Ondanks het feit dat onze kinderen en jongeren gebombardeerd worden met grote hoeveelheden tekst en informatie via diverse informatiekanalen – denk maar aan het internet, de vele communicatieapps op de smartphone, games, digitale lichtborden … – wijzen de scores van PIRLS (Progress in International Reading Literacy Study) en PISA (Programme for International Student Assessment) erop dat de leesvaardigheid afneemt. Leesorganisaties en het onderwijs trekken aan de alarmbel. Het moet én kan beter! Maar is dit wel zo? En waar is het dan fout gegaan? En wat kunnen we doen? Tijd dus voor een wandeling doorheen het leesbevorderingslandschap.

Moeder, hoe lezen wij?

We bevinden ons in een maatschappij waarin creatie, distributie, verspreiding, gebruik, integratie en manipulatie van informatie een belangrijke economische, politieke en culturele activiteit is, maar dit komt de leesvaardigheid blijkbaar niet ten goede.

Onze kinderen – getuige de PIRLS-cijfers van 2016 en 2018 – zijn dan wel zelfzeker en verzadigd met al dan niet relevante of onjuiste en vaak versnipperde en sensationele informatie, hun leesbetrokkenheid en -houding brokkelt verder af.

Meisjes doen het blijkbaar beter dan jongens, en die kloof neemt nog toe. Kortom, een pak kinderen en jongeren lezen niet graag en lezen enkel functioneel (bijvoorbeeld om zich te informeren).

Een WhatsAppbericht lezen is plezant en duurt niet lang, en een manga ook, maar een boek is duidelijk minder populair en minder voor de hand liggend. Minder leesplezier betekent een dalende leesmotivatie, en dit vertaalt zich in een afnemende leesvaardigheid.

In de socioculturele visie is geletterdheid niet beperkt tot geschreven taal. Ook bepaalde vormen van gesproken taal en een bepaald gebruik van de nieuwe media maken er deel van uit.

Vanuit dit sociocultureel perspectief zijn veel oudere leerlingen, ook als ze weinig lezen, wel frequent bezig met geletterde activiteiten: denk daarbij (opnieuw) aan e-mailen, appen, bijdragen aan internetfora, en zelfs Spotify luisteren en tv-kijken.

Een Nederlands onderzoek benadrukt in zijn aanbevelingen aan het onderwijs dat de meeste jongeren uit de studie lezers en schrijvers zijn.

Ze lezen en schrijven misschien niet de dingen die volwassenen waarderen, en ze zien zichzelf vaak niet als lezers en schrijvers, maar ze lezen en schrijven wel degelijk, bijvoorbeeld via de nieuwe media. Daarom moeten we ons afvragen wat het nu precies is dat wij zo aan lezen en schrijven waarderen.

Gaat het om het geschreven woord of gaat het om een bepaald soort taalgebruik dat daarmee geassocieerd wordt? Kunnen ook andere media voor soortgelijke doeleinden ingezet worden?

De socioculturele visie is interessant, maar ze helpt ons niet aan een nieuw perspectief als het gaat om de relatie tussen geletterde activiteiten enerzijds en taalvaardigheid en schoolsucces anderzijds. Uit dit onderzoek blijkt dat het ‘epistemisch potentieel’ van nieuwe media niet benut wordt door de jeugdige lezers.

Dit zijn de functies van nieuwe media die onmiddellijke, persoonlijke ervaringen overstijgen en waarvoor kritische reflectie en creativiteit vereist zijn. Lezers benutten daarentegen wel het epistemisch potentieel van boeken en gedrukte tekst. 

Leerkrachten en bibliotheekmedewerkers hoef je hiervan niet te overtuigen. In het onderwijs wordt er sowieso aan de alarmbel getrokken en vanaf 2016 kreeg bijvoorbeeld de schoolinspectie de opdracht om het belang van begrijpend lezen te benadrukken.

Binnen het onderwijsveld, maar ook binnen het cultureel veld, wordt er druk overlegd en worden plannen gesmeed om onze jeugd opnieuw aan het lezen te krijgen. Leesplezier is daarbij een sleutel, want als je iets graag doet, dan heb je geen extra motivatie nodig, en dan volgt de vaardigheid schijnbaar moeiteloos.

Daarvan getuigt bijvoorbeeld de oproep tot een leesbeleid van Iedereen Leest en het onderwijs zelf. Leesplezier staat hierbij centraal.

IMPORTANT

De dalende leesvaardigheid is al een hele poos bezig. In het rapport Literacy in the Information Age van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) uit 2000 dat het leesgedrag van volwassenen (van 16 tot 65 jaar) en de alfabetiseringsgraad onder de loep nam, bengelden de Vlamingen helemaal onderaan.

Enkel de Portugezen deden het nog slechter. Net daarom is lezen in de vrije tijd zo belangrijk, zowel voor volwassenen als voor de jeugd. Lezen in de vrije tijd is een motor, een drijvende kracht achter geletterdheid en taalvaardigheid. En hoe vroeger je ermee begint, hoe heilzamer de werking.

Onderzoeken met betrekking tot leesbevordering voor heel jonge lezertjes leggen dan ook positieve cijfers voor. Leesbevorderingsprojecten zoals Boekstart zetten in op het sensibiliseren van ouders en op het voorlezen.

Ook een project zoals Open the Door for Reading zet in op voorlezen en het betrekken en sensibiliseren van ouders uit kwetsbare doelgroepen. Het probleem met ‘ontlezing’ begint eigenlijk pas vanaf negen jaar. Deze leeftijdsgroep vult de eigen vrije tijd steeds vaker zelf in.

Het Nederlands onderzoek van Frank Huysmans uit 2013 toont dit aan. Met het toenemen van de leeftijd dringen mobiele en digitale mediavormen (televisie kijken of streamen, muziek beluisteren, computeren, internetten, gamen, mobiel bellen en sociale media) het lezen van boeken steeds meer terug.

Leerlingen kunnen hun vrije tijd maar één keer besteden. En dan kiezen ze vaak voor een digitale hapklare brok en digitale sociale interactie.

Moeder, moeten we nog lezen?  

Media dicteren in hoge mate het amusement van kinderen. Professor in de pedagogie Ronald Soetaert (UGent) verzuchtte al in 1997: “De media dicteren in hoge mate het amusement van kinderen; de hele merchandising bepaalt de kledij, image & look, en – wie weet – de geest van kinderen.”

Denk maar aan alle Studio 100-producten. Hij wees ook op het belang van zo vroeg mogelijk in contact te komen met boeken en lezen. Immers, kinderen worden niet geletterd geboren, ze worden dit slechts binnen een sociale context.

De leeftijd vóór vijf of zes jaar is dus belangrijk omdat “dan een beeld wordt gevormd van het nut van die vaardigheden, en uiteraard omdat ‘willen’ leren essentieel is voor de resultaten”. De leesontwikkeling komt vooral op gang door het schrijven en lezen in de dagelijkse context.

Kinderen van (voor-) lezende ouders hebben duidelijk een streepje voor bij andere. Soetaert haalt ook aan dat bepaalde eerste vormen van geletterdheid in gang gezet worden door de volwassenen, maar andere zijn een gevolg van de activiteiten van het kind zelf.

Met andere woorden: geletterdheid is een culturele constructie en geen natuurlijk gegeven. Kinderen groeien op in een maatschappij waarin geletterdheid deel uitmaakt van hun leven, en ze geven hun geletterdheid vorm, gebaseerd op de input van hun onmiddellijke omgeving en de maatschappij.

IMPORTANT
Foto: © Joe Ciciarelli, Unsplash.

Activiteiten voor leesbevordering binnen en buiten de school richten hun aandacht steeds meer op de jonge lezers, met bijzondere aandacht voor kinderen die nog niet kunnen lezen.

En dan zijn er nog allerhande hedendaagse culturele en onderwijskundige initiatieven te vermelden: voorleesmoeders, leeskringen en leesclubs in bibliotheken, een leeshoek in de klas enzovoort. Bovendien is er ook aandacht voor een nieuwe geletterdheid die zich aan het ontwikkelen is.

Een geletterdheid die meer is dan een boekengeletterdheid, maar evenzeer bestaat uit het orale, het muzikale en het beeld. Zo zijn er vormingen voor bibliotheekmedewerkers en medewerkers uit de kinderopvang rond muzikale kamishibai (een vorm van Japans verteltheater, n.v.d.r.) en het zingen van rijmpjes.

De boekengeletterdheid wordt uitgebreid en er is aandacht voor wat er leeft in onze maatschappij. De cultuuroverdragers (de ouders, de leraren, de begeleiders en de bibliotheekmedewerkers) brengen ook een groot deel van hun vrije tijd voor het scherm door.

En ook hun cultureel referentiekader, en dus hun identiteit, wordt hierdoor bepaald. Kortom, wie het vandaag over culturele geletterdheid heeft, is verplicht leesbevordering te verruimen tot mediabevordering.

Professor Soetaert verwoordde dit als volgt:

“En daarbij wil ik zeker geen sfeer creëren waardoor het geschreven woord tegen het beeld wordt uitgespeeld. Of waarbij hartverscheurende keuzes dienen gemaakt te worden tussen literatuur of film & televisie, bibliotheek of computer...

Of kortzichtige keuzes die voorbijgaan aan de vraag welke soort geletterdheid past bij het leven en denken van de 21ste eeuw. Een vorm van post-geletterdheid die past bij een postindustriële [sic: postindustriële, n.v.d.r.] maatschappij.

Geletterdheid en communicatie die sporen met de eisen van een informatie- en kennismaatschappij. Aandacht voor ontluikende geletterdheid impliceert ook specifieke aandacht voor de manier waarop de nieuwe media een nieuwe geletterdheid dus een nieuwe identiteit construeren.

Nogmaals dat geldt ook voor de oudere media. De boekdrukkunst en de hele cultuur errond worden door velen als een natuurlijk verschijnsel beschouwd, maar ze zijn uiteraard evenzeer een culturele constructie.

Tijdens discussies op conferenties roept steeds iemand uit dat schrijven of lezen op scherm, tekenen en kleuren, en muziek maken met de computer “onnatuurlijk” zijn. Alsof een gedrukt boek, het spelen op een piano, een opname van een concert, ja zelfs een tekening in potlood op papier geen culturele constructies zijn.”

Als we dus nadenken over wat er aan het gebeuren is binnen onze cultuur, dan vertrekken we vanuit het principe dat onze culturele geletterdheid geconstrueerd is via de media, of dit nu een boek is, een game, of een serie op Netflix.

‘Cultureel geletterd zijn’ betekent dat we kunnen communiceren in de cultuur waarin we leven. Het gaat dus niet over een zoveelste polemiek, het voor of tegen nieuwe media zijn. We worden uitgedaagd om na te denken over wat de nieuwe media kunnen betekenen voor de jeugd.

En daarbij stellen we vast dat een aantal producenten van die nieuwe media een andere agenda hebben dan leerkrachten, ouders, bibliotheekmedewerkers of pedagogen. Kinderen zijn dan veeleer een ‘bron van inkomsten’.

Gespecialiseerde mediabedrijven zoals Studio 100 en Disney brengen edutainment met een scheutje diversiteit en gender. Prinsesjes staan hun mannetje, er is een islamitische superheldin in het Marvel-universum, en er zijn LGBTQ-nevenpersonages.

Uit deze commerciële ontwikkelingen leren we dat het noodzakelijk is om zorgvuldig de relatie tussen een nieuwe geletterdheid en een meer traditionele culturele geletterdheid in kaart te brengen.

De grenzen die vervagen tussen genres, tussen hoge en lage cultuur, tussen woord en beeld, tussen fictie en realiteit, tussen schrijver en lezer, tussen de mediadragers, hebben hun oorsprong in de geschiedenis.

Het is dus geen nieuw gegeven. De vragen die vandaag gesteld worden over nieuwe media, zijn vragen die regelmatig in de loop van de geschiedenis opdoken. Ja, ook met de komst van de boekdrukkunst waren er bekommernissen.

IMPORTANT

Het beste combineren we enthousiasme voor nieuwe ontwikkelingen met kritische bedenkingen. In de praktijk betekent dit dat we het best inzetten op boeken én op de nieuwe media, op traditionele én op nieuwe geletterdheid. Veel jongeren hebben die weg al gevonden.

Ze gamen bijvoorbeeld graag en in hun interesses nemen ze ook een pak leesvoer mee die rond bepaalde games bestaan (zoals stripverhalen, een lexicon, romans, speelinstructies …). Met een hippe term heet dit ‘lore’. Er wordt een wereld gebouwd in een game, maar ook daarbuiten.

En die gamewereld wordt aangeboden op verschillende dragers: digitaal, maar ook analoog in boekvorm. Voorbeelden hiervan zijn Red Dead Redemption, Minecraft, of Skyrim (de The Elder Scrolls-serie).

Deze games bieden nogal wat achtergrondverhalen, en in het geval van Red Dead Redemption, accurate en gedetailleerde geschiedenis (hier over pioniers in Amerika). 

Het is onduidelijk of de combinatie van digitale en analoge dragers, en het aanbieden van spelplezier in combinatie met achtergrondverhalen en/of geschiedenis wel het epistemisch potentieel aanspreekt en of de jeugdige lezer dat in dit geval benut. Bijkomend onderzoek kan hier waarschijnlijk een beter licht op werpen.

Moeder, we blijven lezen!

Op de leesconferentie van Iedereen Leest (op 11 februari in de Vooruit in Gent), Waarom leesbevordering ertoe doet, was het duidelijk dat de bezorgdheid rond lezen groot is en dat de cijfers verontrustend zijn. Niettemin heerste er geen pessimistische visie.

Directeur Sylvie Dhaene heeft als doel om met Iedereen Leest en alle partners, zoals bibliotheken en scholen, “weerstand te bieden en verontwaardiging omzetten in actie omdat lezen vele voordelen heeft, en tevens de basis van onze kenniseconomie is”.

Nogal wat bibliothecarissen zijn het met haar eens en zetten dit engagement al elke dag in de praktijk om. Ook de Leuvense professor Kris Van den Branden houdt zich ver weg van pessimisme, en combineert nieuwe ontwikkelingen met kritische bedenkingen en een pragmatische aanpak voor het onderwijs.

Hij wijst ook, en passant, op het Ierse voorbeeld. In tegenstelling tot België is Ierland uit een diep ‘leesdal’ geklommen, en zij hebben nu bijzonder goede PIRLSen PISA-scores.

Hoofdzakelijk omdat er vanuit het beleid enorm sterk ingezet is op leesbevordering, en met name op een brede, vakoverschrijdende aanpak met ruimte voor de (jonge) lezer.

Opmerkelijk in dit Ierse voorbeeld is dat één man zich twintig jaar ingezet heeft en aan de kar trok om deze kentering op gang te brengen. Kortom, de huidige teneur onder tal van leesbevorderingsorganisaties is strijdvaardig.

Er wordt ingezet op samenwerking, visies worden herschreven en de definitie van geletterdheid krijgt een bredere inhoud. De heel jonge ‘lezertjes’ en hun ouders worden betrokken.

Het probleem met ‘ontlezing’ begint pas vanaf 9 jaar. Deze leeftijdsgroep vult de eigen vrije tijd vaker zelf in. Leerlingen kunnen vrije tijd maar 1 keer besteden. En dan kiezen ze vaak voor een digitale hapklare brok en digitale sociale interactie.

Zoals uit verschillende onderzoeken blijkt, zetten projecten zoals Boekstart en het Brussels-Europese samenwerkingsproject Open the Door for Reading terecht in op deze piepjonge doelgroep. Dit met de opmerking dat Open the Door for Reading zich vooral richt op kwetsbare doelgroepen.

Dit zijn vaak laaggeschoolde gezinnen waar er niet altijd een boek aanwezig is. Ook vind je in heel wat bibliotheken babyborrels en snoezeluurtjes voor de allerkleinsten. De ouderlijke invloed is onmiskenbaar sterk en is een cruciale factor in het doorgeven van de culturele vaardigheid, in ons geval het lezen.

Daarnaast wordt geletterdheid breder ingevuld. De vervagende grenzen tussen hoge en lage cultuur worden meer als organisch en vanzelfsprekend ervaren. Zowel bibliotheken als het onderwijs willen hun jonge publiek graag een aangename en verrijkende mix van beide werelden aanbieden.

Zo zijn er muzikale vertellingen, rijmpjes, en meertalige voorleesuurtjes, en bibliotheken doen hun best om een gevarieerde en kwalitatieve collectie aan te bieden met meertalige strips, muziek, boeken, prentenboeken, films, en ook games.

Klassiekers, en wat als hoge cultuur bestempeld wordt, blijft een plaats hebben, terwijl de ruimte voor andere vormen van geletterdheid groeit. Kortom, leesbevordering werkt. Niettemin moeten we het begrip ‘geletterdheid’ kritisch definiëren.

‘Cultureel geletterd zijn’ betekent dat we kunnen communiceren in de cultuur waarin we leven. Zowel bibliotheken als onderwijs sturen hun aanpak bij.

Als het beleid hierbij nog de nodige budgetten voor hen vrijmaakt, dan hebben de bibliotheken en het onderwijs alle instrumenten die ze nodig hebben om de culturele vaardigheid die lezen is, zo goed mogelijk te versterken.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be