Open Access: bedreiging of opportuniteit voor wetenschappelijke bibliotheken?

META Nummer 2020/3

Open Access: bedreiging of opportuniteit voor wetenschappelijke bibliotheken?

Geschreven door Demmy Verbeke
Gepubliceerd op 21.04.2020
IMPORTANT

Het streven naar Open Access (OA), de vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties, heeft de laatste tijd een nieuw elan gekregen door een aantal initiatieven van overheden en onderzoeksfinanciers. Toch kan men zich de vraag stellen of het niet om oude wijn in nieuwe zakken gaat. Er is al twee decennia sprake van OA – waarom zou er deze keer echt iets veranderen?

Het feit is wel dat wetenschappelijke bibliotheken zich grondig zullen moeten aanpassen als er een meer algemene omslag naar OA gerealiseerd wordt. Een heel aantal bibliotheken heeft al de vlucht vooruit genomen en activiteiten op poten gezet als reactie op commerciële wetenschappelijke uitgevers, in de hoop om OA op een betaalbare en duurzame wijze te kunnen implementeren en om een actieve rol te kunnen spelen in de transitie naar meer OA.

Reeds in 2011 stelde een rapport van het Young Researchers Forum van de European Science Foundation (ESF) onomwonden dat de toekomst van wetenschappelijk publiceren digitaal en in OA zou zijn.

Ook het strategisch plan voor 2018-2022 van de Ligue des Bibliothèques Européennes de Recherche – Association of European Research Libraries (LIBER), de toonaangevende vakorganisatie voor wetenschappelijke bibliotheken in Europa, is gebaseerd op de veronderstelling dat OA tegen 2022 de standaard zal zijn voor wetenschappelijk publiceren.

Een studie uit 2019 staaft deze veronderstelling (tenminste voor artikels in wetenschappelijke tijdschriften), al wordt de transitie daar wat meer bescheiden ingeschat: in 2019 was 31 procent van de gepubliceerde artikels reeds beschikbaar in OA, en men verwacht dat dit aandeel tegen 2025 zal toenemen tot minstens 44 procent. 

Het is zeer waarschijnlijk dat deze trend extra gestimuleerd zal worden door het toenemende belang van Open Science (OS, waar OA een onderdeel van is), dat op verschillende niveaus als de nieuwe standaard voor wetenschap gepromoot wordt.

Zo zien de Verenigde Naties Open Science als de motor voor de realisatie van hun 2030 Agenda for Sustainable Development, en vormen OA en OS een steeds groter wordend onderdeel van de voorwaarden die de Europese Commissie verbindt aan onderzoeksfinanciering.

Op initiatief van Vlaams minister van Innovatie Hilde Crevits (CD&V) keurde de Vlaamse regering eind 2019 bovendien een Vlaams beleidsplan Open Science goed, waarin een kritische prestatie-indicator (KPI) voor OA vastgelegd is, waaraan Vlaamse universiteiten gehouden zullen worden.

Ook het Plan S, het ambitieuze plan van het consortium van onderzoeksfinanciers cOAlition S om een algemenere transitie naar OA af te dwingen, zal er heel waarschijnlijk toe leiden dat het aandeel OA-publicaties nog zal toenemen.

Ongeacht hoe sceptisch men staat tegenover een algehele omslag naar OA, lijkt het dus onvermijdelijk dat er meer en meer wetenschappelijke literatuur gratis beschikbaar zal zijn (of toch minstens in digitale vorm) en dat onderzoeksbibliotheken zich moeten voorbereiden op deze nieuwe realiteit.

Binnen de context van OA duikt bovendien een nieuw probleem op: als bibliotheken en individuele lezers niet langer betalen voor tijdschriften en boeken, wie zal dan wel de kost van het produceren en verspreiden van wetenschappelijke literatuur betalen?

Een – wat ons betreft – naïeve veronderstelling is dat er een simpele overgang zou plaatsvinden waarbij het collectiebudget van onderzoeksbibliotheken (dat kan dalen naarmate meer en meer wetenschappelijke literatuur in OA beschikbaar wordt) gebruikt zou worden om onderzoekers in OA te laten publiceren, en deze transitie kostenneutraal zou verlopen.

Wij zien hier drie problemen mee. Ten eerste denken wij dat de overgang naar honderd procent OA niet zo vlot zal verlopen en dat de financiële structuren van bibliotheken (alsook hun huidige contracten met uitgevers) niet van dien aard zijn dat een dergelijke verschuiving probleemloos kan plaatsvinden.

Ten tweede lijkt het ons onwaarschijnlijk dat deze overgang kostenneutraal kan zijn voor onderzoeksintensieve instellingen waar veel gepubliceerd wordt (en dus veel betaald zal moeten worden voor OA als men ervan uitgaat dat de factuur volledig terechtkomt bij wie publiceert).

Ten slotte is het de laatste jaren overduidelijk geworden dat een commerciële implementatie van OA in samenwerking met de huidige publicatiepartners niet goedkoper of even duur zal zijn als het huidige aankoopmodel, maar net een heel stuk duurder zal uitvallen.

IMPORTANT

Er zijn in essentie twee scenario’s om OA te realiseren: een commerciële en een niet-commerciële variant.

Bij een commerciële implementatie van OA verandert het verdienmodel dat momenteel de markt voor het wetenschappelijk publiceren beheerst, niet: uitgeverijen realiseren significante winsten bovenop de productiekosten van academische literatuur en hebben in een OA-context zelfs de opportuniteit om deze winsten te maximaliseren (vandaar de eerdergenoemde prijsstijging bij de overgang van het traditionele model naar een OA-model voor wetenschappelijke communicatie).

Een niet-commerciële implementatie van OA hanteert een totaal ander businessmodel, gestoeld op de overtuiging dat wetenschappelijke kennis als een publiek goed beschouwd moet worden. Het betreft dan ook een typisch non-profitmodel, dat – indien het op professionele wijze geïmplementeerd wordt – niet gericht is op een winstgevende, maar wel op een duurzame en kostenefficiënte aanpak. 

Om de omslag naar OA – die onafwendbaar lijkt – betaalbaar te houden, is het dan ook noodzakelijk om alternatieven voor een commerciële implementatie te stimuleren. In deze context nemen academische bibliotheken wereldwijd een rol op, door non-profitinitiatieven te steunen of door zelf als niet-commerciële uitgevers op te treden, in lijn met de “growing assumption that publishing is in some way and to some extent a critical function for the library of the future” (bron: IFLA, 2019, n.v.d.r.).

De literatuur over de rol van bibliotheken bij wetenschappelijke communicatie, en in het bijzonder bij het publicatie- en disseminatieproces, is dan ook bijzonder extensief. Deze literatuur wijst op een aantal zaken.

Ten eerste dat het opnemen van een rol bij het publiceren aansluit bij de traditionele missie van wetenschappelijke bibliotheken om toegang te verschaffen tot academische literatuur en om in te staan voor de langdurige bewaring ervan – zozeer zelfs dat deze rol beschouwd wordt als “not just feasible, but vital” (Melanie Schlosser, 2018), of als “just advanced librarianship” (John Iremonger, 2002).

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat library publishing een lange geschiedenis kent die teruggaat tot de zestiende eeuw. Bovendien biedt het opnieuw opnemen van een meer actieve en sturende rol bij wetenschappelijk publiceren de mogelijkheid om de academische gemeenschap te ondersteunen bij het heroveren van de controle over wetenschappelijke communicatie, die stelselmatig is afgenomen naarmate commerciële bedrijven hun greep op de markt versterkten.

Ongeacht hoe sceptisch men staat tegenover een gehele omslag naar OA, lijkt het dus onvermijdelijk dat er meer en meer wetenschappelijke literatuur gratis beschikbaar zal zijn en dat onderzoeksbibliotheken zich moeten voorbereiden op deze nieuwe realiteit

Ten tweede wordt betoogd dat onderzoeksbibliotheken het meest direct getroffen worden door de crisis in wetenschappelijke communicatie – onder meer door de kost van tijdschriften – en het daarom niet verwonderlijk is dat het in de eerste plaats om diezelfde bibliotheken gaat die in de context van het traditionele publicatiemodel al alternatieven voor een commerciële aanpak uitgewerkt hadden, bijvoorbeeld de oprichting van Project MUSE (een online databank van academische tijdschriften en e-boeken, n.v.d.r.).

Dit zoeken naar alternatieven is alsmaar intenser geworden, gestimuleerd door de toename van OA (waarbij zowel de opportuniteiten als de risico’s toenemen) en het feit dat men vooral binnen onderzoeksbibliotheken beseft dat commerciële spelers ondertussen ook andere onderdelen van de onderzoekscyclus schijnbaar geruisloos aan het inpalmen zijn, waardoor de crisis veel grotere proporties zal aannemen dan wanneer het ‘slechts’ wetenschappelijk publiceren betreft.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat er soms een gevoel van verslagenheid heerst, omdat men ervan uitgaat dat discussies over OA-publicaties eigenlijk een achterhoedegevecht geworden zijn – en de ware strijd ondertussen gestreden wordt rond onderzoeksdata, bibliografische software, evaluatiesystemen, enzovoort – en de academische gemeenschap dezelfde fout blijft maken door ook de controle over deze andere fases van de onderzoekscyclus in handen te geven van commerciële bedrijven.

Ten derde wijst de literatuur erop dat de rol die bibliotheken opnemen bij het wetenschappelijk publiceren een logische evolutie is van de expertise die binnen deze instellingen opgebouwd werd op het vlak van repositories en metadata, en in de hand gewerkt wordt door de digitale omslag en technologische innovaties (zoals de ontwikkeling van OJS, de Open Journal Systems-software).

Bovendien hebben onderzoeksbibliotheken de afgelopen decennia bewezen dat ze veel beter dan commerciële bedrijven geplaatst zijn om ook diversiteit en innovatie in wetenschappelijke communicatie te vrijwaren en aldus veel beter de wensen en noden van de academische gemeenschap kunnen dienen.

Wetenschappelijke bibliotheken begeven zich niet alleen op de uitgeversmarkt in een poging om OA te realiseren, maar ook om een alternatief te bieden voor een commerciële benadering. Deze bibliotheken hebben – bewust of niet – reeds een deel van hun werking aangepast aan een context waarin OA een belangrijke realiteit is om rekening mee te houden.

Ze hebben een stuk van de beschikbare middelen verschoven, zowel op het vlak van budget als op het vlak van inzet van het personeel, van een traditionele aanpak gestoeld op het aankopen van wetenschappelijke literatuur naar een nieuwe aanpak die ervan uitgaat dat deze wetenschappelijke literatuur in OA beschikbaar is of moet zijn.

Echter: in plaats van aankoopbudget om te zetten naar publicatiebudget dat besteed wordt bij dezelfde uitgeverijen, hebben ze ervoor gekozen om nieuwe partners te zoeken of om desnoods zelf als uitgever op te treden, in de overtuiging dat dit de enige betaalbare en duurzame manier is om OA te realiseren.

IMPORTANT

Dat dit alles geen ver-van-je-bedshow is, wordt al een tijdlang bewezen door bijvoorbeeld de universiteitsbibliotheken van de UGent en de UC Louvain, die allebei een publicatieplatform voor OA-tijdschriften aanbieden, en de KU Leuven Bibliotheken die via het KU Leuven Fonds voor Fair Open Access financiële ondersteuning bieden voor de publicatie van boeken en tijdschriftartikels in niet-commerciële OA.

Zowat alle Vlaamse universiteiten ondersteunen bovendien allerlei andere OA-initiatieven en -infrastructuren (zoals de Directory of Open Access Journals (DOAJ) of de Open Library of Humanities (OLH)) zonder winstoogmerk. Deze inspanningen kunnen ongetwijfeld nog bekender worden bij de academische gemeenschap en verdienen beter dan slechts beschouwd te worden als een nevenactiviteit van deze bibliotheken.

Het zijn namelijk voorbeelden van hoe deze bibliotheken mee vorm proberen te geven aan een OA-toekomst die niet alleen betaalbaar is, maar ook gestuurd wordt door de academische gemeenschap zelf (in plaats van door commerciële bedrijven).

Er is dan ook een vruchtbare bodem voorhanden indien ook Vlaamse onderzoeksfinanciers, zoals het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), ervoor zouden kiezen om de ontwikkeling van Open Science sterker te ondersteunen.

Zo zouden ze, om slechts één voorbeeld te noemen, inspiratie kunnen putten uit het COPIM-project (Community-led Open Publication Infrastructures for Monographs) – een samenwerking tussen universiteitsbibliotheken en verschillende niet-commerciële OA-uitgevers – dat ondersteund wordt door Research England.

In navolging van dit voorbeeld zou een samenwerking tussen Vlaamse universiteitsbibliotheken opgezet kunnen worden om, met ondersteuning van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), werk te maken van de versterking van niet-commerciële OA.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be