Reeds in 2011 stelde een rapport van het Young Researchers Forum van de European Science Foundation (ESF) onomwonden dat de toekomst van wetenschappelijk publiceren digitaal en in OA zou zijn.
Ook het strategisch plan voor 2018-2022 van de Ligue des Bibliothèques Européennes de Recherche – Association of European Research Libraries (LIBER), de toonaangevende vakorganisatie voor wetenschappelijke bibliotheken in Europa, is gebaseerd op de veronderstelling dat OA tegen 2022 de standaard zal zijn voor wetenschappelijk publiceren.
Een studie uit 2019 staaft deze veronderstelling (tenminste voor artikels in wetenschappelijke tijdschriften), al wordt de transitie daar wat meer bescheiden ingeschat: in 2019 was 31 procent van de gepubliceerde artikels reeds beschikbaar in OA, en men verwacht dat dit aandeel tegen 2025 zal toenemen tot minstens 44 procent.
Het is zeer waarschijnlijk dat deze trend extra gestimuleerd zal worden door het toenemende belang van Open Science (OS, waar OA een onderdeel van is), dat op verschillende niveaus als de nieuwe standaard voor wetenschap gepromoot wordt.
Zo zien de Verenigde Naties Open Science als de motor voor de realisatie van hun 2030 Agenda for Sustainable Development, en vormen OA en OS een steeds groter wordend onderdeel van de voorwaarden die de Europese Commissie verbindt aan onderzoeksfinanciering.
Op initiatief van Vlaams minister van Innovatie Hilde Crevits (CD&V) keurde de Vlaamse regering eind 2019 bovendien een Vlaams beleidsplan Open Science goed, waarin een kritische prestatie-indicator (KPI) voor OA vastgelegd is, waaraan Vlaamse universiteiten gehouden zullen worden.
Ook het Plan S, het ambitieuze plan van het consortium van onderzoeksfinanciers cOAlition S om een algemenere transitie naar OA af te dwingen, zal er heel waarschijnlijk toe leiden dat het aandeel OA-publicaties nog zal toenemen.
Ongeacht hoe sceptisch men staat tegenover een algehele omslag naar OA, lijkt het dus onvermijdelijk dat er meer en meer wetenschappelijke literatuur gratis beschikbaar zal zijn (of toch minstens in digitale vorm) en dat onderzoeksbibliotheken zich moeten voorbereiden op deze nieuwe realiteit.
Binnen de context van OA duikt bovendien een nieuw probleem op: als bibliotheken en individuele lezers niet langer betalen voor tijdschriften en boeken, wie zal dan wel de kost van het produceren en verspreiden van wetenschappelijke literatuur betalen?
Een – wat ons betreft – naïeve veronderstelling is dat er een simpele overgang zou plaatsvinden waarbij het collectiebudget van onderzoeksbibliotheken (dat kan dalen naarmate meer en meer wetenschappelijke literatuur in OA beschikbaar wordt) gebruikt zou worden om onderzoekers in OA te laten publiceren, en deze transitie kostenneutraal zou verlopen.
Wij zien hier drie problemen mee. Ten eerste denken wij dat de overgang naar honderd procent OA niet zo vlot zal verlopen en dat de financiële structuren van bibliotheken (alsook hun huidige contracten met uitgevers) niet van dien aard zijn dat een dergelijke verschuiving probleemloos kan plaatsvinden.
Ten tweede lijkt het ons onwaarschijnlijk dat deze overgang kostenneutraal kan zijn voor onderzoeksintensieve instellingen waar veel gepubliceerd wordt (en dus veel betaald zal moeten worden voor OA als men ervan uitgaat dat de factuur volledig terechtkomt bij wie publiceert).
Ten slotte is het de laatste jaren overduidelijk geworden dat een commerciële implementatie van OA in samenwerking met de huidige publicatiepartners niet goedkoper of even duur zal zijn als het huidige aankoopmodel, maar net een heel stuk duurder zal uitvallen.