Aangenaam vertoeven. Het potentieel van leescafés bij openbare bibliotheken

META Nummer 2019/7

Aangenaam vertoeven. Het potentieel van leescafés bij openbare bibliotheken

Geschreven door Marjoleine Delva
Gepubliceerd op 01.10.2019
IMPORTANT
ARhus Café, Roeselare

Openbare bibliotheken zijn niet langer supermarkten waar in sneltempo boeken uitgeleend worden. Ze transformeren — gestuurd door de veranderingen in de maatschappij — in open spaces, verblijf- en ontmoetingsplekken waar het aangenaam vertoeven is en iedereen welkom is. Het zijn met name leescafés die als onderdeel van de bredere bibliotheekwerking over het potentieel beschikken om in te spelen op de uitdagingen waar de sector momenteel voor staat. In dit artikel onderzoek ik aan de hand van een kwalitatieve analyse van zes casussen hoe dat potentieel in de praktijk vorm krijgt.

 

Een maatschappelijke transitie

Het generieke landschap van de bibliotheeksector ondergaat grote maatschappelijke veranderingen. Openbare bibliotheken houden niet langer een monopolie op kennis en informatie en zijn genoodzaakt hun businessmodel volledig te herdenken. Bovendien wordt de sociale component steeds belangrijker en ruimt collectie plaats voor connectie. In de hectische, individualiserende samenleving van vandaag zijn mensen op zoek naar plekken voor zowel samenkomst en ontmoeting, als voor pauzes en rust. Als publieke, dienstverlenende overheidsinstelling zijn openbare bibliotheken vanuit hun laagdrempelige traditie en hoge participatiegraad genoodzaakt om daarop in te spelen. Net hierbij past de trend van het leescafé dat in Focus op bibliotheekinfrastructuur (An Adriaenssen, Lynn Moerenhout en Maarten Vandekerckhove, 2017) gedefinieerd wordt als “een speciaal ingerichte aparte ruimte binnen het bibliotheekgebouw waar bezoekers ook iets kunnen drinken of eten. De nadruk ligt op het ontmoetingsaspect.”

Het hele idee dat bibliotheekbezoekers bij het lezen van hun boek, krant of tijdschrift ook iets kunnen eten of drinken belichaamt rechtstreeks de omslag van het bibliotheeklandschap, waarbij een steeds sterkere nadruk ligt op ontmoeten en verblijven. In eerste instantie zijn leescafés interessant binnen die sociale component omdat bibliotheken en leescafés niet stigmatiserend zijn. Ten tweede zijn ze interessant als rust- of verademingsplek midden in de stad. Ten derde beschikken ze over een economisch potentieel aangezien ze zorgen voor een bron van inkomsten voor de bibliotheekwerking. Leescafés kunnen dus op heel wat verschillende uitdagingen inspelen, zo blijkt, en daarom is het uitermate interessant en relevant om dat in de praktijk te toetsen.

In Vlaanderen ontstonden de eerste leescafés aan het begin van de eenentwintigste eeuw, maar ze zijn vooral een trend van het laatste decennium, zo tonen ook de gegevens van de Bios3 aan (zie tabel hiernaast). Op basis van de recentste jaren waarvoor werkingsgegevens beschikbaar zijn valt vast te stellen dat het aantal leescafés tussen 2006 en 2015 meer dan verdubbelde. Op een totaal van 314 openbare bibliotheken in de Vlaamse gemeenschap in 2015 beschikten er 55 over een leescafé, wat gelijkstaat aan 17,89 procent of ongeveer één vijfde van de Vlaamse bibliotheken.

In het kader van mijn masterproef Culturele Studies (2017-2018 | KU Leuven) maakte ik een selectie van zes casussen om de praktijk van die leescafés te onderzoeken. Dat gebeurde op basis van geografische diversiteit en inwonersaantal (> 50 000) en leidde tot de volgende selectie: ARhus Café – (ARhus) Roeselare, Krookcafé – (De Krook) Gent, Muntpunt Grand Café – (Muntpunt) Brussel, Café Van de Velde – (Tweebronnen) Leuven, Café Kubus – (Permeke) Antwerpen en Krok – (Bibliotheek Genk) Genk. Die keuze is uiteraard beperkt en niet representatief voor het volledige Vlaamse bibliotheeklandschap, maar het stelde mij wel in staat om vanuit de ervaringsdeskundigheid van deze zes cases af te tasten op welke manieren leescafés in de praktijk georganiseerd kunnen worden. Aan de hand van een kwalitatieve analyse van semigestructureerde diepte-interviews met verschillende stakeholders, zowel personeel als bezoekers, werd bestudeerd hoe die leescafés gefaciliteerd worden, maar ook hoe ze gebruikt en ervaren worden. In wat volgt, schets ik de resultaten van mijn onderzoek.

Gedeelde missie, eigen uitwerking

De verschillende bibliotheekwerkingen hebben eenzelfde overkoepelende missie. Aansluitend bij de definitie die door de Vlaamse overheid werd geformuleerd, streven ze ernaar om ontmoetingsplekken te zijn, aanvullend op en in inhoudelijke samenwerking en fysieke verbinding met de bibliotheek. In de praktijk is het faciliteren van een dergelijk leescafé echter niet altijd even eenvoudig. De ene case slaagt er al beter in dan de andere om tot een evenwichtige wisselwerking tussen enerzijds het café en anderzijds de bibliotheekwerking te komen. Een dergelijk leescafé faciliteren houdt namelijk heel wat keuzes in, telkens met de nodige consequenties.

In eerste instantie leggen de verschillende cases vanzelfsprekend andere accenten. Ze zijn namelijk afhankelijk van zowel de lokale identiteit als van de beleidsstructuur met specifieke stakeholders (bv. vzw’s, eva’s, stadsorganisaties, enz.) waarin de werking zich bevindt. Kubus Café in Antwerpen legt bijvoorbeeld een sterke nadruk op de sociale component en het betrekken van de buurt bij het café, wat aansluit bij de bredere visie van de bibliotheek om de rol van buurthuis in de wijk rond het De Coninckplein op te nemen. Bij het Genkse Krok wordt vanuit de turbulente voorgeschiedenis van het café dan weer gezocht naar een concept met een sterke identiteit om het stadsplein leven in te blazen.

Bestuurlijk opteerde het merendeel van de cases voor een concessie; slechts één, het ARhus Café in Roeselare, wordt uitgebaat in eigen beheer. Op financieel vlak is een concessie uiteraard een interessante en veilige keuze, want de concessiehuur is voor de bibliotheekwerking een maandelijkse vaste bron van inkomsten, terwijl het uitbaten van een café in eigen beheer zorgt voor eigen financieel risico. Toch was het een zeer bewuste keuze van de Roeselaarse bibliotheekwerking om een café in eigen beheer op te starten, aangezien ze op die manier zelf de touwtjes in handen houden. De optie voor een concessie is dan ook niet zo evident, want de logica’s van beide partijen lopen sterk uiteen. Er is altijd een spanningsveld tussen de horeca-uitbating die winst nastreeft en de bibliotheek die een openbare dienstverlening is. Het bekrachtigen van een goede verstandhouding met de concessionaris is daarom uitermate belangrijk om het potentieel van een dergelijk leescafé te benutten en samenwerking te bekomen. Om dat te realiseren moet men al van bij de zoektocht naar een concessionaris voorwaarden opleggen met betrekking tot die samenwerking. Het moet iemand zijn wiens filosofie en identiteit aansluit op die van de bibliotheekwerking. Een goede concessieovereenkomst is daarbij een essentiële eerste stap.

Infrastructuur en inrichting

De mate waarin verbinding gemaakt wordt tussen het café en de bibliotheek is onder andere afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden in verband met de infrastructuur en de inrichting. Sommige cases opteerden op vlak van infrastructuur voor een zeer open plek die rechtstreeks geïntegreerd is in het bibliotheekgebouw, terwijl andere een meer aparte ruimte verkozen. Beide hebben voor- en nadelen, al is de fysieke verbinding uiteraard sterker bij een open ruimte, aangezien er weinig natuurlijke barrières aanwezig zijn en een doorstroom van bezoekers eenvoudiger gemaakt wordt. Zo worden cafés zeer laagdrempelig gehouden doordat bezoekers er rechtstreeks vanuit de bibliotheek in kunnen wandelen. Bijkomend voordeel hiervan is ook dat bezoekers niet noodzakelijk verplicht zijn eerst hun materialen uit te lenen wanneer ze bijvoorbeeld op het einde van een bibliotheekbezoek nog iets willen drinken. De afwezigheid van barrières brengt echter ook enkele nadelen met zich mee. In de eerste plaats kan het zorgen voor geluidsoverlast. Zo speelt er bijvoorbeeld in zowel het ARhus Café als het Krookcafé continu muziek. De ontwerpers van beide gebouwen hielden hiermee wel rekening in de bredere infrastructuur van het bibliotheekgebouw. Zo bevinden de stille ruimtes zich in beide gevallen niet vlak bij het café, maar telkens op een andere verdieping. Daarnaast zorgt een dergelijke open caféruimte ervoor dat het veiligheidsrisico hoger ligt. Bezoekers met kwade bedoelingen kunnen in principe snel materiaal stelen langs het café.


Een andere infrastructurele keuze die gemaakt moest worden is de plek die het café in het gebouw kreeg. Vijf van de zes cases opteerden voor het gelijkvloers, enkel het ARhus Café bevindt zich op de eerste verdieping. Daardoor heeft dat café geen terras, wat bijvoorbeeld bij Café Kubus net zorgt voor een fysieke verbinding met het bibliotheekgebouw. Bovendien opteerden alle leescafés voor twee ingangen, waardoor er doorstroom mogelijk is in twee richtingen. Cafébezoekers kunnen de bibliotheek leren kennen door via het café de bibliotheek binnen te wandelen en bibliotheekbezoekers kunnen hun bezoek afsluiten met een hapje en een drankje in het café.


Een leescafé beschikt over een enorm potentieel om in de inrichting rechtstreekse linken te maken met de bibliotheekwerking. Om dezelfde look and feel te behouden werden de grote lijnen van die inrichting in de meeste gevallen bepaald vanuit de bibliotheek. In het geval van een concessie is het echter niet altijd zo evident en is het zelfs aan te raden om de concessionaris mee inspraak te geven in die inrichting en ook nieuwe initiatieven aan te moedigen, zoals bijvoorbeeld bij Muntpunt wordt gedaan. Samenwerking en communicatie omtrent de inrichting van het leescafé kan alleen maar versterkend werken voor alle stakeholders.

Niet alleen tafels en stoelen, maar ook elektriciteit, internet, licht, muziek en lectuur vragen aandacht bij het inrichten van een leescafé. Wat betreft muziek hebben de leescafés een mooie kans om inhoudelijk samen te werken met de bibliotheek door aan de slag te gaan met haar muziekcollectie. Dat potentieel wordt echter vaak onvoldoende gebruikt. Zo staat in Café Kubus gewoon de radio op. Ook via de aangeboden lectuur, zoals kranten en tijdschriften, kunnen inhoudelijke linken gelegd worden. Zowel in het ARhus Café als in Café Kubus biedt de bibliotheek een kranten- en tijdschriftenpakket aan, terwijl Krok en Café Van de Velde hun kranten dan weer zelf financieren. In het Muntpunt Grand Café zijn momenteel geen kranten voorhanden, wat de concessionaris betreurt. In het Krookcafé bevindt het kranten- en tijdschriftenaanbod zich vlak naast het café, maar die overgangszone werd bewust niet scherp afgebakend. Zo kunnen bezoekers van het leescafé een krant of tijdschrift meenemen naar het café, terwijl niet-bezoekers hun krant of tijdschrift gewoon in de bib kunnen lezen, zonder dat de bibliotheek haar kranten en tijdschriften dubbel moet aankopen (cfr. ARhus Café en Café Kubus).

Naast kranten en tijdschriften krijgen boeken een plaats in het leescafé. In Café Kubus werden bij een recente renovatie zithoekjes gecreëerd en boekenplankjes toegevoegd. In het ARhus Café gaat men nog een stapje verder en krijgen nieuwe aanwinsten een plek in het café. Door die daar te positioneren, worden bibliotheekbezoekers aangespoord om een bezoekje te brengen aan het café en kunnen toevallige cafébezoekers de werking leren kennen. Idealiter is een leescafé een uitstalraam van de bredere bibliotheekwerking. Zo wordt Café Kubus bijvoorbeeld regelmatig door de bibliotheek gebruikt als tentoonstellingsruimte. Net als de infrastructuur speelt de inrichting van een leescafé een belangrijke rol in het faciliteren en stimuleren van een connectie met de bibliotheekwerking. Uit de bestudeerde cases blijkt echter dat ze in de praktijk niet overal hun volledige potentieel gebruiken op dat vlak.

Dagelijkse werking versus activiteiten

Een combinatie van een goede dagelijkse werking en een weldoordachte activiteitenwerking zorgt ervoor dat een leescafé een evenwichtige plek kan zijn, al staan ook hier niet alle cases even ver. Wat betreft de dagelijkse werking is het fundamenteel dat een leescafé aansluit op de filosofie en identiteit van de bibliotheekwerking. Ook hier kan een leescafé zich onderscheiden door in de eerste plaats complementaire openingsuren te hanteren. In het ARhus Café is dat vanzelfsprekend en bij de andere cases werd die voorwaarde telkens vastgelegd in de concessieovereenkomst. Enkel het Genkse Krok sluit vroeger dan de bibliotheek, wat uiteraard spijtig is, want op die manier is er op die momenten absoluut geen doorstroom mogelijk vanuit de bibliotheek. Zowel Café Kubus als Muntpunt Grand Café spelen aan de hand van iets ruimere openingsuren in op de behoeften van hun bezoekers. Ze kunnen er ’s ochtends al even opwarmen voor de bibliotheek opent of ’s avonds nog wat blijven plakken. Naast afstemming tussen bibliotheek en café moet er ook afgestemd worden met de omgeving. Een leescafé moet namelijk aanvullend, complementair en versterkend zijn voor de buurt. Opvallend is dat bijna geen enkele bestudeerde case een omgevingsanalyse deed alvorens te starten met een horeca-aangelegenheid. Een dergelijke analyse is nochtans wenselijk.

Wat betreft de activiteiten kunnen er vier soorten onderscheiden worden. In eerste instantie is er de catering voor bibliotheekevents. Die vorm vindt plaats bij alle bestudeerde cases, maar is inhoudelijk wel de minst uitdagende. Met de andere drie categorieën kunnen leescafés zich echt inschrijven in de werking van de bibliotheek, aangezien er een hoge intensiteit aan inhoudelijke samenwerking is. Er kunnen zowel inhoudelijke evenementen georganiseerd worden vanuit de bibliotheekwerking (bv. praattafels voor anderstaligen in het ARhus Café en Filmfest Talkies in het Krookcafé), als door het leescafé zelf (bv. concerten en debatavonden in het Muntpunt Grand Café), en zelfs door derden of burgers (bv. breitafels in Café Kubus en ARhus Café). Die laatste vorm is uitermate verrijkend omdat het rond kennisdelen draait, wat an sich een van de grote doelstellingen is van de openbare bibliotheek. Die inhoudelijke samenwerking kan echter over het algemeen zowel op dagelijks als op activiteitenniveau nog sterker benut worden door de verschillende hier bestudeerde bibliotheken.

Communicatie en promotie

Een dergelijke vitale dagelijkse en activiteitenwerking is enkel mogelijk mits een vlotte communicatie en het maken van goede afspraken tussen enerzijds de bibliotheek en anderzijds de concessiehouder of het personeel van het leescafé. Beide instanties moeten op dezelfde golflengte zitten en dat kan alleen door veel met elkaar te overleggen. Zowel bij het Krookcafé, Muntpunt Grand Café als ARhus Café wordt er op frequente basis samengezeten. Bij Café Kubus zijn er geen vaste overlegmomenten maar wordt er wel nauw samengewerkt, terwijl er bij Krok en Café Van de Velde nauwelijks overlegmomenten zijn, wat zich ook uit in een minder geïntegreerde werking.

Bijkomend zorgt zowel een goede interne (binnen het gebouw) als externe (buiten het gebouw) promotionele wisselwerking tussen café en bibliotheek voor een versterking van die samenwerking. Intern kan dit bestaan uit een aantal kleine zaken zoals folders en programmabrochures die zowel in het leescafé als in de andere bibliotheekruimtes ter beschikking worden gesteld of activiteiten aanbevelen die op beide plekken plaatsvinden. Schermen met roterende presentaties zoals bij Café Kubus zijn eveneens een optie om wederzijdse activiteiten te promoten. Ook meer algemene zaken als de lunch van de dag kunnen hierop een plek krijgen. Extern spelen dit soort van folders of programmabrochures een grote rol. Bij ARhus neemt men de programmatie van het café bijvoorbeeld op in de algemene brochure. Naast die papieren promotie is het in dit digitale tijdperk ook interessant om sociale media in te zetten. Het Gentse Krookcafé is hier sterk in. Het is zeer actief op Instagram en post onder meer wekelijks nieuws rond zijn ‘pistolet van de week’ waar ze telkens een inhoudelijke link maken met de bredere bibliotheekwerking. Bij de andere leescafés wordt dat online gegeven momenteel nog onvoldoende benut.

Leescafé als ontmoetingsplaats

Bibliotheekcafés onderscheiden zich van andere cafés op basis van hun uniek, inclusief bezoekersbestand. Pieter Bonte, uitbater van het Muntpunt Grand Café, beschreef de bezoekersmix van zijn leescafé als volgt: “Dat is de eigenaardigheid van zo’n bibliotheekcafé. Er zijn weinig cafés, misschien zelfs geen, die zo’n inclusief bezoekersbestand hebben. Je hebt piepjong tot stokoud, straatarm tot steenrijk en het is ook cultureel divers.” Net als bibliotheken an sich zijn leescafés laagdrempelige, open plekken met een zeer diverse bezoekersmix.

Grosso modo kun je drie, met leeftijd verbonden, bezoekersgroepen onderscheiden die in alle bestudeerde cases te herkennen zijn. Vaak komen die groepen om verschillende, specifieke redenen naar het leescafé, al zijn er natuurlijk nuances en zijn de drie categorieën niet altijd even strikt en dominant. Elk café legt namelijk eigen accenten die samenhangen met de lokale sfeer en identiteit van het café, de bibliotheek en de desbetreffende omgeving. Een eerste grote bezoekerscategorie zijn de studenten/jongeren (min-dertigjarigen). Zij komen er voornamelijk op hun laptop werken voor school of werk, vaak na hun lessen of op dagen dat ze geen les hebben of thuis werken. Een tweede groep zijn de gezinnen (ongeveer dertig- tot zestigjarigen). Zij bezoeken het leescafé heel vaak in combinatie met een klassiek bezoek aan de bibliotheek, waarbij ze samen met de kinderen boeken ontlenen en daarna hun bezoek afsluiten door samen iets te eten of te drinken in het café. Hun verblijf duurt vaak een klein uurtje en vindt meestal plaats op woensdag- of zaterdagnamiddag. Een laatste grote categorie zijn de gepensioneerden (plus-zestigjarigen) die er overwegend hun krant, tijdschrift of boek komen lezen en in tussentijd iets nuttigen. Zij bezoeken het café de hele dag door, vaak al van ’s ochtends vroeg. De diversiteit van de bezoekers beperkt zich echter niet tot leeftijd. Een leescafé is ook een plek waar mensen met een migratieachtergrond zich welkom voelen. Er wordt een braaf, veilig gevoel gecreëerd door het feit dat het café zich in het bibliotheekgebouw bevindt en zich inhoudelijk koppelt aan de bibliotheekwerking. “Het is gekoppeld aan iets braafs, iets neutraals,” vertelde een bezoekster met migratieachtergrond van het ARhus Café me. Net die unieke bezoekersmix zorgt ervoor dat er tal van ontmoetingen plaatsvinden, waarbij verschillende soorten sociaal kapitaal gegenereerd worden. Het leescafé is een marktplaats waar men toevallige contacten heeft en blootgesteld wordt aan anders zijn, bv. via praattafels. Het is een publieke sfeer waar gemeenschapsvorming gestimuleerd wordt, groepsactiviteiten een plek krijgen en virtuele en meta-ontmoetingen plaatsvinden.

Kortom, een leescafé wordt ervaren als een unieke, diverse plek waar een breed scala aan ontmoetingen plaatsvindt. Het leescafé is bij uitstek een plek die de rol van ontmoetingsplaats binnen de openbare bibliotheek op zich neemt. In het faciliteren is het echter uitermate belangrijk dat een dergelijk café ten volle wordt ingeschreven in de bibliotheekwerking via een sterke inhoudelijke samenwerking en communicatie. Uit de verschillende bestudeerde cases valt daarbij op te merken dat zij tot nu toe nog niet al hun potentieel ten volle benutten om te voldoen aan de verwachtingen van hun bezoekers. Er is met andere woorden nog heel wat ruimte voor verbetering en verfijning.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be