Auteursrechten voor 20 jaar!

META Nummer 2019/1

Auteursrechten voor 20 jaar!

Geschreven door Willem Vanneste
Gepubliceerd op 20.01.2019

Binnen het Europees Parlement en de Europese Raad debatteert men al bijna twee jaar over een voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt. Men wil hiermee de regelgeving in Europa harmoniseren en tegelijk aanpassen aan de nieuwe realiteit ontstaan door de verregaande digitalisering van onze maatschappij. Het Samenwerkingsverband Auteursrecht en Samenleving (SA&S) — waarvan de VVBAD deel uitmaakt — schreef in reactie hierop, en met het oog op de komende verkiezingen voor onder andere het Europese Parlement, een memorandum: Voor een bruikbaar auteursrecht in een digitale omgeving.

 

Soms vraag je je af waarom een begrip als proportionaliteit wel zijn weg vindt in de regelgeving over bescherming van persoonsgegevens maar in wetgeving over auteursrechten ver te zoeken is.

Ik beweer niet de finesses te kennen van de nieuwe voorstellen, noch beter dan in het voornoemde memorandum van SA&S de pijnpunten te kunnen duiden. Daarvoor verwijs ik graag naar het Samenwerkingsverband en andere specialisten ter zake. Eén ding weet ik echter wel. Het auteursrecht is voor de archiefsector een drempel die elke poging om archief jonger dan 150 jaar digitaal te ontsluiten tot een risicovolle en vaak illegale bezigheid maakt. Ook in het nieuwe voorstel van richtlijn zie je dat men voorstellen lanceert waarvan het achterliggende idee misschien wel valabel en rechtmatig is, maar waarvan de neveneffecten — allicht onbedoeld — initiatieven tot ontsluiting en valorisatie van archieven en erfgoed nog verder bemoeilijken.

Soms vraag je je af waarom een begrip als proportionaliteit wel zijn weg vindt in regelgeving over bescherming van persoonsgegevens maar in wetgeving over auteursrechten ver te zoeken is. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat men de hele vijver leegvist om er zeker van te zijn dat men de grootste karpers uit de vijver heeft. De regelgeving lijkt vooral uit te gaan van een beperkte groep bewuste auteurs die iets creëren en publiek maken. Bewuste auteurs waarvoor hetgeen ze creëren een bron van inkomsten is. Deze regels gelden echter ook voor een grote groep onbewuste auteurs die creëren zonder stil te staan bij welke rechten dit met zich meebrengt. Regels die terecht het werk van schrijvers, muzikanten, kunstenaars, filmmakers enz. beschermen zorgen er tegelijk voor dat wat Jan met de Pet of Eleonoor op Kantoor op een blauwe maandag maakt in het kader van hobby of werk dezelfde bescherming geniet. Hoewel dat misschien nooit de intentie was van Jan of Eleonoor. Omdat we niet weten wie Jan of Eleonoor juist zijn en niet weten hoe ze te bereiken kunnen we hen niet vragen wat hun intenties zijn. Kunnen we hen niet om toestemming vragen. En ja, we kunnen navraag doen en mits enige moeite zou het moeten lukken om Jan, Eleonoor of een van hun nabestaanden terug te vinden. Het probleem is echter dat in een gemiddeld archief duizenden, zo niet tienduizenden of meer Jannen en Eleonoren voorkomen.

Archieven moeten auteursrecht gewoon toepassen

Een veel gehoorde opmerking is dat je dit als collectiebeheerder pragmatisch moet aanpakken. Dat je een soort risicoanalyse moet maken. Wat is het risico dat een rechthebbende je zal aanklagen en schadevergoeding zal eisen? Zet er eventueel nog een disclaimer bij om je goede wil te tonen en het zal wel in orde zijn. Maar die disclaimer doet niets af aan het feit dat je de wet overtreedt, zelfs als de auteurs zich misschien minder bewust zijn van hun rechten. Dat zijn zaken waar je niet te licht over mag gaan. Vraag maar aan de Nederlandse collega’s die de afgelopen jaren claims binnenkregen. Vraag maar aan het Stadsarchief Rotterdam dat zijn beeldbank noodgedwongen offline haalde na een veroordeling voor schending van auteursrechten. Vraag maar aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), dat weliswaar geen 50.000 euro moest betalen aan de fotograaf, maar wel de referentiebeelden van lage kwaliteit van de website moest halen. Vraag het maar aan de gemeentelijke archiefinstelling Erfgoed Leiden en Omstreken, die onder druk van enkele beheersvennootschappen jaarlijks een ‘passende vergoeding’ betalen (zie o.a. “Driemaal gedonder in de auteursrechtglazen” in Archievenblad, 2015/7).

Auteursrecht is wat het is. Zeker als je een overheidsinstelling bent of met overheidsgeld gefinancierd wordt vind ik dat je het niet kunt maken om bewust de wet te overtreden. Dat dit beperkingen oplegt aan wat je online kunt delen met de geïnteresseerden is dan maar zo. Het is niet omdat de wet lastige neveneffecten heeft dat je hem niet moet naleven. Misschien, als voldoende mensen het lastig vinden, zal de wet ooit aangepast worden. Dat deze wetgeving op Europees en deels internationaal niveau bepaald wordt met de nodige invloed van lobbygroepen maakt wel dat er veel mensen het lastig zullen moeten vinden. Als je echter doet als of er niets aan de hand is zal er niets veranderen en ben jij het die het risico loopt om schadevergoedingen te moeten betalen.

We mogen er niet aan voorbijgaan dat een groep auteurs moet leven van zijn of haar auteursrechten, of toch ten dele. Zij hebben recht op bescherming. Ze hebben tijd en moeite gestoken in hun creatie, tijd en moeite die vergoed moet worden. Het is dan ook maar redelijk dat ook archieven en cultuurinstellingen deze rechten respecteren en waar nodig billijk vergoeden. Het algemene belang, de maatschappelijke meerwaarde van een gedeeld cultureel erfgoed, het hogere doel is geen argument om de schrijver, de fotograaf of architect inkomsten te ontzeggen.
Mijn bijgedachte is wel dat ondanks de reikwijdte van de wetgeving het grote geld helaas niet altijd naar de creatievelingen gaat. Vaak zijn het de uitgevers, producenten en andere belanghebbenden die vermogensrechten van hen afkochten voor een bescheiden vergoeding. Het zijn diezelfde belanghebbenden die met succes lobbyen voor een steeds maar verder uitdijend auteursrecht.

Registratieplicht na twintig jaar

De regelgeving inzake auteursrechten voorziet geen registratieplicht. Vanaf het moment dat je iets creëert dat een originele vorm heeft geniet je auteursrechtelijke bescherming. Je moet daar niets voor doen. Je moet geen formulier invullen. Je moet niet naar een of andere officiële website gaan en je creatie registreren. Voor je wondergeneesmiddel tegen alzheimer moet je een octrooi aanvragen om twintig jaar bescherming te genieten. Voor het liedje dat Linda van de personeelsdienst heeft gemaakt om het verwerven van dit octrooi passend te vieren genieten zij en haar nabestaanden tot 70 jaar na haar overlijden auteursrechtelijke bescherming zonder enige verplichting.

Voorgaande is misschien een beetje bij de haren getrokken, maar het illustreert hoe de balans uit evenwicht is geraakt. Het is een goede zaak dat je een bescherming geniet zonder enige registratieplicht. Dit beschermt de auteur tegen uitbuiting en het onder druk afstaan van zijn creatie en of rechten. Maar waarom moet die bescherming gelden tot 70 jaar na overlijden? En dat zonder enige verplichting om wat dan ook te registreren? Dit zijn beschermingstermijnen die vooral interessant zijn voor vennootschappen die vermogensrechten van auteurs in hun portefeuille hebben, niet zozeer voor de auteurs zelf.

Waarom niet de beschermingsduur zonder registratieverplichting beperken tot bijvoorbeeld twintig jaar. Zo moet de auteur zich op het moment van creatie geen zorgen maken over formaliteiten en moet hij niet bang zijn dat iemand zijn werk zal stelen of hem onder druk zal zetten het auteurschap af te staan. Wil de auteur na twintig jaar alsnog een langere bescherming, dan kan hij zijn werk laten registreren. Die termijn lijkt me ruim voldoende om de waarde van het werk te kunnen inschatten. Om te bepalen of je het zinvol acht het te registreren en een langere bescherming te genieten.

Een dergelijke inkorting van de beschermingsduur en het invoeren van een registratieverplichting zou voor de archiefsector meerdere problemen in één keer oplossen. Het zou het probleem van de relatieve beschermingsduur oplossen. Nu is dat immers 70 jaar na overlijden. Hoe kom je echter te weten wanneer juist die duizenden Jannen en Eleonoren overleden zijn? Zeker in tijden van GDPR zal dat er niet simpeler op worden. Nu moet je als archivaris dossiers met auteursrechtelijk beschermd materiaal al tot 150 of zelfs 170 jaar na datum afschermen. Als je niet weet wanneer de auteurs die in het dossier figureren overleden zijn kun je veiligheidshalve niet anders doen dan een marge van 75 tot 100 jaar nemen om zeker te zijn dat ze overleden zijn. Reken daar nog eens 70 jaar bij en je zit met een termijn die toch wel wenkbrauwen doet fronsen. Zeker als je weet dat je die termijn vooral zult moeten toepassen voor onbekende werken van onbekende auteurs. Wanneer de bekende auteurs overleden zijn weten we immers.

Met een standaard beschermingsduur van twintig jaar en een registratieverplichting voor langere beschermingsduur zou je tenminste rechtszekerheid creëren voor de archiefbeheerder en bij uitbreiding alle collectiebeheerders. Je krijgt een simpele en vooral absolute termijn ten opzichte van de stukken. Daarnaast kun je via de registratie eenvoudig nagaan welke werken nog langere bescherming genieten. Zo kun je tenminste een onderscheid maken tussen bewuste en onbewuste auteurs, tussen het werk van Hergé en Dick Bruna en dat van Jan en Eleonoor.
Het moet natuurlijk geen twintig jaar zijn. Het mag ook tien jaar, of als het echt moet is 30, 40 of zelfs 50 jaar nog verteerbaar. Zolang het maar een eenduidige termijn is die zonder al te veel discussie toepasbaar is. Gezien de vergelijkbare termijnen voor octrooien en patenten lijkt twintig echter een redelijke en goede termijn.

Een online intra muros

Momenteel gelden voor bibliotheken, archieven en musea uitzonderingen op het auteursrecht. Zij mogen zonder toestemming in beperkte mate beschermde werken reproduceren en beschikbaar stellen. Dit laatste is echter beperkt tot de intra muros van de instelling, enkel binnen de muren van de eigen gebouwen. Vanaf het moment dat je online gaat geldt de uitzondering niet meer. De digitale leeszaal op je website wordt niet gelijkgesteld aan je fysieke leeszaal. Ook al zet je een aanmeldscherm voor je digitale leeszaal, dan nog beschouwt men dit wettelijk als extra muros, als een onrechtmatige mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken. Ook verzending via e-mail of andere digitale communicatiekanalen beschouwt men als een publieke mededeling waarvoor je toestemming moet hebben.
Dat kan redelijk frustrerend zijn voor een archiefdienst. Je investeert immers in digitalisering en digitale archivering. Maar een van de voornaamste voordelen van de digitale vorm, het onafhankelijk van plaats en tijd wereldwijd beschikbaar stellen van kopieën, mag niet zodra er auteursrechten in het spel zijn. Je zou toestemming kunnen vragen aan de rechthebbenden. Maar zoek maar eens alle architecten of hun nabestaanden op die figureren in de 106.000 digitaal beschikbare maar omwille van auteursrechten afgeschermde bouwvergunningsdossiers van het FelixArchief. Hoe frustrerend moet het zijn om aan de andere kant van de wereld te weten dat dat ene interessante dossier digitaal beschikbaar is, maar enkel ter plaatse op een speciale terminal geraadpleegd kan worden.

Waarom geen wettelijk kader creëren dat een online intra muros toelaat? Waarom niet toelaten dat een archiefdienst via een soort online loket, mits de nodige identificatie en te accepteren gebruiksvoorwaarden, beschermd materiaal ter beschikking stelt. Je zou de geleverde kopie zo kunnen maken dat ze voor weinig anders dan raadpleging geschikt is. Je zou naar analogie met de reprografievergoedingen van fotokopieën een vergoeding kunnen vragen. Via een organisatie als Reprobel kunnen de inkomsten daarvan dan ten goed komen van auteurs en uitgevers.

Het is niet auteursrechtelijk beschermd

Om auteursrechtelijk beschermd te zijn is er een zogenaamde originaliteitsvereiste. Is er geen sprake van enige originele vorm, bevat het werk geen “bestanddelen die de uitdrukking vormen van de eigen intellectuele schepping van de auteur”, dan is er ook geen bescherming. Dan mag je het document kopiëren, online beschikbaar stellen, doormailen enz. Check misschien wel eerst even of de inhoud niet de persoonlijke levenssfeer van iemand schendt. Is dat wel het geval, dan kom je weer op een ander afgeschermd terrein terecht waar we het nu even niet over gaan hebben.

Concreet moet en mag je ook kritisch zijn. Het is niet omdat een architect een technische tekening heeft gemaakt van een doorzonwoning dat die tekening ook een originele vorm heeft. Als er geen aanwijsbare inbreng van de auteur is, is er ook geen bescherming. Als ik op vakantie snel even mijn smartphone bovenhaal om een foto te nemen van mijn kinderen die op strand spelen, heb ik dan een creatieve daad gesteld? Volgens mij niet. Ik heb geen bewuste keuze gemaakt qua belichting, heb nauwelijks nagedacht over de enscenering. Het lijkt me dat mijn smartphone meer keuzes heeft gemaakt dan ik. Ik heb enkel op dat knopje gedrukt. Eigenlijk kan mijn smartphone meer aanspraak maken op auteursrecht dan ikzelf.

Mocht je ooit een auteur, beheersvennootschap of andere persoon of organisatie aan je deur hebben die claimt dat je zijn of haar auteursrechten hebt geschonden, vraag dan eerst precies over welk stuk en welke auteur het juist gaat. Verklaar vervolgens met uitgestreken gezicht dat het bewuste stuk niet voldoet aan de originaliteitsvereiste en dus geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Ik probeerde het nog nooit uit in een rechtbank, maar met wat ik tot nu toe heb geleerd over auteursrecht lijkt dat me de beste verdedigingsstrategie.

Tot slot: campagne!

Laat ons proberen op Europees niveau een campagne op te starten om de auteursrechtelijke bescherming terug te brengen tot twintig jaar. Langere bescherming, zelfs tot de huidige 70 jaar na overlijden, blijft mogelijk mits registratie. SA&S schreef een goed memorandum. 80 organisaties stuurden een open brief met verwijzing naar de vele open brieven aan o.a. EU-president Donald Tusk. Allemaal lovenswaardig, maar is het ook effectief? Zijn deze teksten niet vaak te lang? Kaarten ze niet teveel verschillende onderwerpen aan? Is het niet beter te focussen op de belangrijkste aberratie van de auteursrechtenwetgeving, met name de te lange beschermingsduur? Rond een thema als ‘Auteursrechten voor twintig jaar!’ kun je een krachtdadigere campagne opzetten. Een campagne die, moest ze succesvol zijn, meteen ook tal van andere problemen zou oplossen of toch minstens minder groot maken.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be