De omgang met controversiële archieven in het ADVN: aanbevelingen voor de archiefpraktijk

META Nummer 2018/8

De omgang met controversiële archieven in het ADVN: aanbevelingen voor de archiefpraktijk

Geschreven door Jens Bertels
Gepubliceerd op 13.11.2018
IMPORTANT
Holocaust Memorial Berlijn

In het academiejaar 2016-2017 liep ik in het ADVN | archief voor nationale bewegingen stage in het kader van de interuniversitaire Master-na-master Archivistiek. Onderwerp van de stage was de omgang met controversiële archieven. Dit artikel behandelt de archieven met negationistisch gedachtengoed en de mogelijkheden, problemen en bedenkingen in verband met de archiefpraktijk.

Legitimerende principes voor een open omgang

Hoewel dit artikel focust op de verschillende aspecten van de archiefpraktijk is een kleine, praktijkondersteunende uitweiding over de theorie en principes noodzakelijk. Er zijn immers enkele ethische overwegingen te maken bij de omgang met archieven die negationistische denkbeelden bevatten. Het gaat om een buiten de wet gesteld fenomeen dat vaak leugenachtig en manipulatief een bepaalde geschiedvisie tracht op te werpen, veelal om een antidemocratische ideologie te rehabiliteren. Daarbij wordt vaak schade berokkend aan een grote groep mensen. Zeker in het actuele erfgoedparadigma van de archiefsector is een bewuste en kritische houding vereist. (Zie kaderstuk 1)

Verschillende principes die vandaag gelden in de archiefsector, en die een ethische houding van de archivaris voor ogen hebben, legitimeren een omgang met het controversiële archief, zelfs in het geval van een buiten de wet gestelde mening. Zo zijn de begrippen representativiteit, diversiteit en inclusiviteit niet te weren uit de archiefwetenschap. Het hele debat kan hier niet uiteengezet worden, maar een sector die als uitgangspunt heeft om een zo divers en inclusief mogelijk beeld van onze samenleving te representeren moet hier de consequenties van dragen. Ook overtuigingen en fenomenen die onze steun niet krijgen, en die sommigen van ons zelfs verwerpen, verdienen een serene behandeling en duurzame bewaring.

De acquisitie van archieven die negationistische denkbeelden bevatten

De bovengenoemde principes van representativiteit, diversiteit en inclusiviteit zijn voornamelijk van belang bij de verwerving van archieven. Het opbouwen van een representatieve, diverse en inclusieve collectie over de erfgoedgemeenschap is een uitdagende opdracht. Een praktijk van proactieve verwerving waarbij uiteenlopende actoren en fenomenen geïdentificeerd en geviseerd worden blijkt hierbij noodzakelijk. Een dergelijke praktijk is intensief en tijdrovend, vereist een grondige studie en kennis van de erfgoedgemeenschap en moet getoetst worden aan vastgelegde criteria en beleidskaders. Net omdat dit zo tijdrovend is, moet men steeds nagaan waaraan de aandacht besteed zal worden. Niet alle archieven kunnen verworven en bewaard worden, het maken van keuzes is onvermijdbaar. Idealiter gebeurt dit in een acquisitieplan dat gestoeld is op het collectieprofiel. Bij de beslissing of controversiële archieven (proactief én passief) verworven worden, is de meest relevante vraag of de verwerving binnen dit plan en profiel past. (Zie kaderstuk 2)

De proactieve verwerving van controversiële archieven, en specifieker archieven die negationistische denkbeelden bevatten, is in de casus van het ADVN gepast als er sprake is van een representatieve waarde voor de brede en diverse Vlaamse beweging, zoals bij de voorbeelden in het kaderstuk. Enkele bedenkingen en kritische vragen zijn hierbij wel noodzakelijk. Een van de centrale pijlers van een succesvolle proactieve acquisitie is immers een goed relatiebeheer. Het opbouwen en uitdiepen van een dergelijke relatie is niet evident met de radicale archiefvormers van deze casus.

Zo is het belangrijk om op voorhand na te denken hoe deze groep van archiefvormers te benaderen. Wat te zeggen als de verwervingsmotivatie besproken wordt? Is er ruimte om de persoonlijke mening over de archieven te ventileren? Mij lijkt het aangeraden om een zakelijke aanpak te hanteren waarbij gewezen wordt op de irrelevantie van de persoonlijke mening en op het belang van het naleven van de principes van de archiefsector, de beroepscodes en het doel om een  representatieve collectie op te bouwen. Archivarissen hebben ervaring en expertise in het voeren van dergelijke gesprekken, maar extra voorbereiding lijkt mij hier gewenst. Idealiter stelt men op instellingsniveau aan de hand van collectief overleg een lijst van argumenten en bewegingsgronden op.

Een andere belangrijke vraag is hoe de archivaris beweegt in de kringen van de beoogde archiefvormers. Een proactieve verwerving is immers alleen mogelijk en duurzaam als de archivaris aanwezig is in het beoogde onderdeel van de erfgoedgemeenschap. In het kader van archieven die negationistische denkbeelden bevatten is dit een moeilijke oefening. Het gaat om personen die vaak anti-establishmentgevoelens koesteren, ondergronds opereren en waarbij men bewust moet zijn van de associatiemogelijkheden. Het is bijgevolg niet eenvoudig om een gepast engagement aan te gaan met deze potentiële archiefvormers. De noodzaak is duidelijk, maar de feitelijke concretisering is dat niet. De vraag is hoe je op een gedegen manier, zonder problemen met de archiefvormer en zonder reputatieschade in de bredere maatschappij, de relatie opbouwt en onderhoudt. De archivistische literatuur over proactieve verwerving en relatiebeer is in deze niet behulpzaam. Hier worden immers tentoonstellingen en andere publiekwerkingsproducten gesuggereerd om de relatie met de archiefvormer te versterken. De integratie van de archieven met negationistisch gedachtengoed in de publiekswerking wordt later besproken, maar zeker in het kader van de relatieopbouw lijkt dit niet aanbevelenswaardig. Het is problematisch om deze ideeën een openbaar platform te geven, zeker wanneer men hiermee de archiefvormer tevreden wil stellen.

De relatieopbouw kan beter gestoeld worden op serene gesprekken, waarin de voordelen voor beide partijen besproken worden: een diverse en inclusieve representatie van de Vlaamse beweging, professioneel en duurzaam beheer van het archief en een gestructureerde regeling van raadplegingen en hergebruik. Dit lijkt een beperkte invulling van relatiebeheer te zijn, maar sereniteit, professionaliteit en een overtuigende output zijn doorslaggevend in de reputatie van de archiefdienst en in de relatie met de archiefvormers.

Beschrijven en ontsluiten

Bij de beschrijving van archieven die negationistische denkbeelden bevatten is de centrale vraag of men moet afwijken van de gangbare werkwijze. De laatste jaren is de archivistische beschrijvingspraktijk gestandaardiseerd en kritisch bestudeerd. Onder andere de postmoderne invloed heeft de beschrijvingspraktijk en de aard en beperking van de archivistische representatie tot studieobject gemaakt. Hierbij werd de beschrijving als een inherent selectieve handeling gekwalificeerd. Een archivaris wordt tijdens het beschrijven gedwongen om keuzes te maken, bijvoorbeeld welke contextinformatie relevant is voor de gebruiker. Dit brengt een aanzienlijke macht met zich mee en kan potentieel de lezing door de gebruiker beïnvloeden. De beschrijvende archivaris is een significante actor in de gebruikswijze van archieven. Een voorzichtige en zo neutraal mogelijke aanpak, waarbij de archivaris de eigen keuzes en aannames in vraag stelt, is wenselijk.

De archiefbeschrijving kan als het ware een filter zijn waardoor men het archief beschouwt. Zo zal het vestigen van de aandacht op het complexe en controversiële karakter latere lezingen en raadplegingen beïnvloeden. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Enerzijds kan dit positief zijn omdat men op deze manier de archiefgebruiker sensibiliseert en zo de kans op een polemische (en ongenuanceerde) omgang verkleint. Anderzijds kan dit negatief zijn omdat een eendimensionale omgang tot stand kan komen. Archieven zijn vaak meerlagig en kunnen vanuit meerdere invalshoeken en perspectieven bekeken worden. Door in de beschrijving de aandacht te vestigen op de controversiële aard kan het gebruik beperkt worden tot deze dimensie van het archief.

In de casus van archieven met negationistisch gedachtengoed wordt deze problematiek van de beschrijvingspraktijk meteen duidelijk bij de terminologiekeuze. Zo kan het archief een ander cachet krijgen als men in de beschrijving voor de term revisionisme in plaats van negationisme opteert. De keuze moet bijgevolg bewust gemaakt en verantwoord worden. Meerdere wetenschappelijke studies leveren overtuigende argumenten aan om het in de casus van deze archieven over negationisme te hebben, eerder dan over revisionisme. Voorbeelden van argumenten zijn het ontbreken van een wetenschappelijke methode, manipulatief gebruik van bronnenmateriaal en secundaire literatuur en een eigengereide historische kritiek.


Deze kennis en voorzichtigheid is in de archiefsector voldoende verspreid en er is oog voor de consequenties. Dit besef heeft in de laatste decennia geleid tot een hoge mate van voorzichtigheid en een kritische benadering. Afwijken van de gangbare werkwijze lijkt mij daardoor niet noodzakelijk. De standaarden en richtlijnen moeten gevolgd worden.

Raadpleegbaarheid

De raadpleegbaarheid van private archieven en de mogelijke en wenselijke restricties worden vastgelegd in het schenkings- of bewaargevingscontract met de archiefvormer. Hierbij moet een zo breed mogelijke raadpleegbaarheid nagestreefd worden, zodat een optimaal en divers hergebruik mogelijk wordt. Evenwel zijn er enkele belangen die beschermd moeten worden, zoals de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, die inzagebeperkingen met zich meebrengen.

Voor raadpleegbaarheid van archieven met negationistisch gedachtengoed is een dergelijke aanpak echter niet ideaal. Het is weinig waarschijnlijk dat de archiefvormers de inzage van hun ideeën willen beperken omdat ze door de maatschappij als onwenselijk en verwerpelijk beschouwd worden. Bovendien is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet echt een probleem bij deze archieven.

Andere juridische en ethische vragen moeten gesteld worden. Welk soort gebruik mag, kan en wil het ADVN faciliteren? Wie krijgt toegang tot de archieven en welke criteria gelden? Is een gedifferentieerde toegang legitiem?

Om tot een antwoord te komen op deze vragen is het belangrijk om ten eerste de juridische mogelijkheden in kaart te brengen. Het gaat immers om een mening en visie die in 1995 door de Negationismewet buiten de wet gesteld is en het verlenen van inzage in documenten die negationistische ideeën bevatten is in feite de verspreiding ervan.

Niet elke vorm van verspreiding kan strafrechtelijk vervolgd worden. Zo is het niet de bedoeling van de wetgever om wetenschappelijk onderzoek te bemoeilijken. Daarbij zijn twee strafbaarheidsvoorwaarden niet van toepassing op terbeschikkingstelling van het archief: openbaar karakter van de verspreiding en een kwaadwillige intentie. Een terbeschikkingstelling in de leeszaal in het kader van (wetenschappelijk) onderzoek en kennisuitbreiding is hierdoor niet strafbaar.

Dit wil echter niet zeggen dat het ideaal van open archieven die zonder onderscheid van persoon ingekeken kunnen worden ook van toepassing is op de archieven die zich in de negationistische sfeer bevinden. De vraag is dan wanneer het wenselijk is om van dit ideaal af te stappen en of dit een legitieme handeling is volgens de archivistische principes.
Een antwoord kan gezocht worden in de Principles of access to Archives van de Internationale Archiefraad (ICA), een beleidssturend document uit 2012. Het opstellen van deze principes was een poging om universeel geldende principes te formuleren en verliep aan de hand van discussies in een werkgroep en feedback uit de sector.

Het vooruitgeschoven algemene principe is een cultuur van openheid, met slechts beperkingen op basis van relevante wetgeving, ethische overwegingen en de eisen van de schenker. Dit is een logisch standpunt. Minder vanzelfsprekend, maar wel nuttiger voor deze casus, is de inclusie van het principe dat “access rules may differentiate between categories of users”, zolang er gelijke regels gelden voor “all persons within each category without discrimination.” (uit de Principles of access to Archives) Het belangrijkste beleidssturende document omtrent raadpleegbaarheid van een van de grootste archieforganisaties onderscheidt verschillende categorieën van archiefgebruikers.
Dit verschaft de archiefdienst bewegingsruimte om te werken met een gedifferentieerde toegang wanneer de dienst dit legitiem acht en kan verantwoorden. Inzagebeperkingen moeten evenwel consequent uitgevoerd worden en er moet transparant over gecommuniceerd worden.

Hoewel de ICA een belangrijk en niet evident principe verankert, blijft het vaag over de legitieme redenen voor een dergelijke gedifferentieerde toegang. Zo worden de wensen van de archiefvormer genoemd, maar ook institutionele veiligheidsredenen en gerelateerde zaken. Voorbeelden of criteria om te bepalen wanneer dit laatste het geval is werden niet opgenomen. Een archiefdienst wordt door de tekst enkel aangespoord om aan te halen wat de redenering is.

Volgens mij kan men overtuigend beargumenteren dat de raadpleegbaarheid van de archieven met negationistisch gedachtengoed het best gepaard gaat met een gedifferentieerde toegang. Zo ligt de waarde van het archief voornamelijk in de duurzame bewaring, het voorkomen van het vergeten en het faciliteren van wetenschappelijk onderzoek zodat een beter begrip van het fenomeen tot stand kan komen. De archieven geven immers vooral inzicht in de genese, formulering en verspreiding van de negationistische ideeën en is hierdoor vooral geëigend voor academisch onderzoek en minder voor een zo breed mogelijk gebruik.

Zoals eerder aangegeven is het essentieel om hierover duidelijk te communiceren. Procedures en criteria voor raadpleging moeten duidelijk vermeld worden, bijvoorbeeld op de website. Een goede praktijk is het laten ondertekenen van een onderzoeksverklaring. Hierin moet de gebruiker zichzelf identificeren, de onderzoeksintenties en de gebruikte methodologie expliciteren, de publicatievooruitzichten aangeven en het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer onderkennen. Op basis van een dergelijke verklaring kan de bevoegde archivaris beslissen of toegangverlening aan de orde is.

Integratie van archieven uit de negationistische sfeer in de publiekswerking
De publiekswerking van een archiefdienst vereist weloverwogen beslissingen, uitgebreid overleg en goed uitgewerkte beleidskaders. Het is immers de manier om het bewaarde erfgoed te valoriseren, het heeft vaak een educatieve component en is bepalend voor de manier waarop de buitenwereld naar de instelling kijkt. Een goede publiekswerking zet de collectie in de kijker en resulteert in een goede reputatie. Fouten daarentegen hebben nefaste gevolgen voor de archiefdienst.

Een bepalende factor in het succes is de onderwerpkeuze. Spraakmakend materiaal wekt bijvoorbeeld veel interesse op en vergroot de bekendheid van de dienst. De controversiële archieven lijken hierbij een perfecte optie. Ze genieten grote interesse en leveren navenante bezoekerscijfers op. Tegelijkertijd kan door een open omgang de maatschappelijke discussie op gang komen, moeilijke onderwerpen bespreekbaar worden en een verwerking plaatsvinden. Enige voorzichtigheid is echter geboden. Als er teveel aandacht is voor de controversiële kanten van de erfgoedgemeenschap kan dit vooroordelen in de hand werken en een negatieve invloed hebben op het beeld van de gedocumenteerde erfgoedgemeenschap. Ook kunnen andere collectieonderdelen hierdoor ondergesneeuwd geraken en kan er een fout beeld van de collectie als geheel ontstaan. Zeker in het geval van het ADVN, en met een onderwerp als negationisme, is voorzichtigheid geboden.

In het geval van de archieven met negationistisch gedachtengoed moeten nog enkele bedenkingen gemaakt worden, niet het minst op juridisch vlak. Het ter beschikking stellen van de negationistische ideeën in de leeszaal mag dan wel toegelaten zijn, een gebruik in de publiekswerking is een heel andere kwestie. Het persoonlijke en gesloten karakter van een raadpleging is het tegenovergestelde van het bereik en zichtbaarheid van een publieksproduct. Het openbare karakter brengt de problematiek van het schadebeginsel in zicht en moet resulteren in een kritische houding. Een kwaadwillige intentie is vereist voor er sprake is van strafbaarheid en hoewel deze volledig afwezig is, is het vermijden van risico’s aanbevelenswaardig.

Dit is niet het enige probleem. Er is namelijk ook het gegeven dat je bij de uitwerking van het publieksproduct rekening moet houden met de verwachtingen en visie van de samenleving enerzijds en de verwachtingen en visie van de archiefvormer anderzijds. In het specifieke geval van de archieven met de negationistische denkbeelden lijkt een middenweg niet mogelijk. Een verhaal dat aansluit bij het gangbare narratief zal de ‘extreme’ archiefvormer doen vervreemden van de dienst, de relatie verstoren en de kans op verwervingen verkleinen. Een verhaal dat aansluit bij de visie van de archiefvormer zal de reputatie van de dienst in de publieke ruimte schaden, niet in het minst bij de subsidiërende overheid.

Hoewel negationisme als maatschappelijk fenomeen aandacht verdient en om meerdere redenen een interessante keuze zou zijn voor een publieksproduct, lijkt een archiefdienst mij niet de meest geschikte optie.

Een ander belangrijk gegeven in de publieks­werking rond de archieven die negationistische denkbeelden bevatten is het gevoerde communicatiebeleid. De dienst moet zich voorbereiden op mogelijk tumult en onbegrip. In dergelijke gevallen is een open omgang aanbevelenswaardig. Niet iedereen zal ontvankelijk zijn voor de aangeleverde argumenten, maar toch moet de discussie aangegaan worden. De beste aanpak is om sereen te wijzen op de legitimerende principes en op het feit dat het verwerven en bewaren niet gestoeld is op het delen en willen verkondigen van de ideeën, maar op het documenteren van een bestaande mening en dus de maatschappij in al haar geuren en kleuren.

Conclusie

De stage toonde de vele omgangsmogelijkheden met controversieel archief. In dit artikel wordt voor archieven met negationistisch gedachtegoed een deel van deze mogelijkheden rudimentair uitgewerkt. De volgende stap is een toetsing aan de praktijk, het opdoen van ervaringen en het op gang brengen van een sectorbrede, organisatieoverschrijdende discussie rond verdere mogelijkheden, moeilijkheden, theoretische onderbouwingen en best practices.

IMPORTANT
Kaderstuk 1
IMPORTANT
Kaderstuk 2

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be