Sofie De Caigny, Directeur Vlaams Architectuurinstituut

META Nummer 2018/3

Sofie De Caigny, Directeur Vlaams Architectuurinstituut

Geschreven door Jessica Jacobs, Klaartje Brits
Gepubliceerd op 09.04.2018
IMPORTANT
Sophie De Caigny

Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) verspreidde het bericht dat het vanaf dit jaar Architectuur­archief Vlaanderen onder zijn hoede zou nemen. Dat vonden we een mooie gelegenheid voor een toelichting, dus trokken we naar deSingel voor een gesprek met kersvers directeur Sofie De Caigny.

Het Vlaams Architectuurinstituut werd in 2001 opgericht als steunpunt en later hervormd tot een sectorinstituut voor de Vlaamse architectuur, wat houdt dat in?

Het Vlaams Architectuurinstituut wil architecten, maar vooral ook het brede publiek tonen dat architectuur belangrijk is. Denk maar aan het belang van goede architectuur voor onze leefomgeving. Goede scholen bijvoorbeeld, wat betekent dat? Weinig mensen zijn zich bewust van die impact. De Vlaamse minister gaf ons instituut een aantal opdrachten. Eén daarvan is de publicatie van een tweejaarlijks boek waarin de meest vooruitstrevende, spraakmakende architectuurprojecten van de voorbije twee jaar verschijnen. We voorzien ze van kritische reflecties, waardoor je de uitgave als een analyse van de stand van zaken van de architectuur in Vlaanderen kunt zien. Daarnaast zorgen we voor een grote Engelstalige oplage, waardoor de uitgave wereldwijd gelezen wordt. Het is een middel om architecten uit Vlaanderen in andere landen onder de aandacht te brengen en zo ontstaan er vaak samenwerkingen tussen onze architecten en buitenlandse instellingen.

We zetten ook sterk in op de Dag van de architectuur, die om de twee jaar plaatsvindt. Op die dag worden interessante nieuwe gebouwen opengesteld voor een breed publiek, zijn er lezingen en educatieve activiteiten voor kinderen. Vorig jaar pasten we het concept aan naar een Festival van de architectuur. Dat duurde toen een week, en gaat gepaard met allerlei voorstellingen en activiteiten gaande van een veiling tot salons waar liefhebbers tot het midden van de nacht over architectuurboeken praten.

Twee jaar na de oprichting van het Vlaams Architectuurinstituut, kreeg het de bijkomende opdracht om ook een werking rond architectuurarchieven te ontplooien. Hiervoor was in Vlaanderen op dat moment geen overkoepelende instelling. Veel architectuurarchieven zaten in stadsarchieven, musea, bij heemkundige kringen maar ook bij universiteits- en provinciale archieven. Toen was het nog niet de bedoeling om een collectie op te bouwen, wel om expertise op te bouwen en te verspreiden en om de verschillende collecties samen te registreren via de ODIS-databank en terug te koppelen aan de Archiefbank. Deze collectie is te vinden via de website architectuurarchieven.be. Het voordeel van die website is dat je archieven die zich fysiek op andere plaatsen bevinden toch gebundeld kunt ontsluiten.

Sinds dit jaar maakt het Architectuurarchief Vlaanderen deel uit van het Vlaams Architectuurinstituut, hoe is die nauwe samenwerking tot stand gekomen?

Laten we beginnen bij het ontstaan van het Architectuurarchief Vlaanderen, dat voortkomt uit een integratie van het Architectuurarchief Provincie Antwerpen (APA) en het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (CVAa). Het APA werd eind jaren ’80 opgericht als een dienst van de provincie Antwerpen, die toen, vooral gestimuleerd vanuit monumentenzorg, besliste om private architectuurarchieven van architecten uit de provincie te verzamelen. Eigenlijk hadden alle provincies afgesproken om architectuurarchieven en informatie van architecten te bewaren in een architectuurarchief. De provincie Antwerpen nam daarin het voortouw en is het enige initiatief gebleven. De collectie begon eerst provinciaal, met architecten die een duidelijke link met de provincie Antwerpen hadden. Omdat de andere provincies nooit volgden en dit de enige publieke gespecialiseerde instelling voor architectuur was, kwamen er steeds meer vragen en groeide de collectie. Zeker voor erg belangrijke en complexe archieven was een gespecialiseerde bewaarplaats aangewezen, en die kwamen bijgevolg in de collectie van het Architectuurarchief van de provincie. Op die manier groeide het belang van dat archief voor Vlaanderen en zelfs voor België. Vanaf 2012 werd dan ook beslist de geografische afbakening van de provincie los te laten.

Heel recent, met de afslanking van de provincies, ontstond er zowel bij de provincie, het bestuur van het Vlaams Architectuurinstituut als bij de minister van Cultuur snel een draagvlak om van het VAi een instituut te maken dat zowel voor het heden, als voor het erfgoed van architectuur zorg draagt. Ook in de dagelijkse realiteit zijn beide verweven met elkaar. Als een architect een opdracht krijgt, zit die in dichtbevolkt Vlaanderen bijna altijd in een historische context. Architecten zelf maken het onderscheid tussen heden en verleden niet zo en vinden vaak bepaalde historische gebouwen even interessant als hedendaagse. Ook in hun praktijk sluit restauratie, renovatie of nieuwbouw nauw aan. Nu draagt het instituut die visie ook uit: de namen APA en CVAa verdwijnen, samen vormen zij het Architectuurarchief Vlaanderen, dat onder de koepel van het Vlaams Architectuurarchief werkt. Achter de schermen gaat het om twee afdelingen met elk een aparte begroting en beheersovereenkomst, maar naar het publiek toe zullen we steeds praten over de overkoepelende naam Vlaams Architectuurinstituut.

Gaat de integratie gepaard met nieuwe doelstellingen voor het VAi?

Ik moet zeggen dat 2017 een bijzonder jaar was, we bespraken de hele integratie en gelijktijdig verwachtte de overheid een nieuw beleidsplan op 15 december. Het was niet evident om dat beleidsplan op te stellen voor een organisatie die nog niet bestond. Toch gingen we voluit voor die verandering. De grootste aanpassing daarbij is dat we de referentiecollectie van architectuurarchieven willen worden voor Vlaanderen en Brussel.


Vroeger was ik de coördinator van het CVAa en al lang voordat het integratieproces bezig was, besefte ik dat we de volgende beleidsperiode anders zouden moeten werken. We probeerden regionale concentraties van architectuurarchieven samen te krijgen, bij stadsarchieven bijvoorbeeld. We maakten ook thematische concentraties van grote ontwerpersarchieven of architectuurarchieven, die probeerden we naar het Rijksarchief te brengen. De archieven van architecten die in St. Lucas opgeleid zijn, probeerden we bij het KADOC onder te brengen. Zo ontstond er in nauwe samenwerking met vele spelers een versnipperd veld met regionale concentraties van architectuurarchieven. Maar we begonnen te voelen dat dit model aan het einde van zijn bestaan kwam. Voor de meeste archieven betekende het immers extra werk, waar ruimte, mensen en dus ook middelen voor nodig waren. De laatste jaren zochten we proactief studenten archivistiek die de archieven inventariseerden om zo de ontsluiting van de architectuurarchieven te ondersteunen. Maar je voelde dat dit zo niet kon blijven duren. Daarbij komt dat er de laatste jaren een enorme opleving van de architectuur is in Vlaanderen. We zien een stijging in het aantal interessante architectenbureaus, die ook opdrachten uit het buitenland krijgen. De architectuurarchieven worden steeds groter en complexer, en de digitale bestanden veranderen steeds sneller. Je kunt niet verwachten dat een lokaal archief de kennis in huis heeft om dit te behappen. Een archief uit de jaren ’60, dat enkel uit papier bestond, kon al makkelijker in een stadsarchief geplaatst worden dan de recente complexe digitale archieven.

De komende jaren zal het VAi een inhaalbeweging maken in het binnenhalen van architectuurarchieven. En dat is nodig, want heel wat Vlaamse architecten doen het goed in het buitenland. Wanneer je merkt dat het Metropolitan Museum in New York architecten vraagt om hun maquettes aan hen te verkopen, weet je dat het een cruciaal moment is om dit materiaal in Vlaanderen te houden en als erfgoed te ontsluiten. Daarop zal het architectuurinstituut nu een sterke nadruk leggen. Die sterke nadruk op collectie is een grote verandering voor ons, voor de collega’s van het voormalige APA is de koppeling aan het heden dan weer nieuw.

Voor de nieuwe collectie zijn we op zoek naar meer depotruimte. Enerzijds heeft het VAi de publieksplekken in deSingel, met drie tentoonstellingsruimten. Grote tentoonstellingen vinden plaats in de tentoonstellingshal, waar dit najaar een grote overzichtstentoonstelling met de werken van Leon Stynen, de architect van dit gebouw, te zien zal zijn. We hebben een kabinettentoonstelling, een kleine museale ruimte waar we tekeningen kunnen tonen, een ideale plek om het archief te ontsluiten. De publieke gangen van deSingel beschouwen we als een derde plek, daar vinden tentoonstellingen rond urgente maatschappelijke thema’s plaats. Rond de vraag wat architecten kunnen betekenen in de vluchtelingenproblematiek, hoe ze snel in tijdelijke huisvesting kunnen voorzien. Of wat te doen met de afvalproblematiek, die een heel ruimtelijke component heeft. Anderzijds hebben we het architectuurarchief, de collectie zelf. Die zit in het Archiefhuis in het centrum van Antwerpen, waar vroeger de openbare bibliotheek gehuisvest was. Die boekentoren werd een archieftoren, maar er zit wat spanning op dat verhaal, want de toren zit zo goed als vol. Vandaar de nood aan een extern depot, waarvoor we momenteel de nodige stappen zetten.

Sofie, ik mag jou ook persoonlijk feliciteren, jij hebt sinds begin dit jaar een nieuwe functie. Verandert dat voor jou veel?

Klopt, tot voor kort was ik coördinator van het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven, waar ik vooral met de erfgoedvraagstukken binnen het VAi bezig was en met de kennisopbouw en kennisdeling hieromtrent. Nu ben ik de directeur van het gehele Vlaamse Architectuurinstituut, waardoor mijn taken sterk verschoven zijn. Vroeger was de coördinator van het CVAa eindverantwoordelijke voor het erfgoedluik en de directeur van het VAi verantwoordelijk voor de hedendaagse werking die vanuit het kunstendecreet ondersteund is. Ik heb als directeur van het VAi nu eindverantwoordelijkheid over het geheel, met een coördinator die me bijstaat voor de leiding over het archief. Ik denk dat dat een goede zaak is. Zoals ik daarnet al zei lopen heden, verleden en vraagstukken over de toekomst door elkaar. Die opdelingen hoeven in de werking dan ook niet zo sterk tot uiting te komen.

Voor jullie is het een win-win-verhaal?

Ja, wat het expertisecentrum deed wilden we echt niet verliezen, want dat is een plek waarbij er niet alleen rond architectuur, maar ook rond vormgeving gewerkt wordt. Zeker de laatste jaren werkten we daar hard rond, want dat was een deelsector binnen het cultureel erfgoed waarvoor niemand echt een coördinerende rol opnam. De bestandsformaten en de opbouw van die archieven zijn heel gelijkaardig aan architectuurarchieven, net zoals wat hedendaagse ontwerpers kunnen doen met vormgevingsarchieven of designarchieven. De voorbije jaren zetten we daar dus sterk op in. We maakten bijvoorbeeld een soort landschapstekening voor die vormgevingsarchieven. We vonden het zo jammer om dat te moeten loslaten in de nieuwe constellatie. Dat gebeurde eerder al eens: het Designmuseum heeft een tijd het Designarchief gehuisvest, een expertisecentrum voor vormgevingsarchieven, maar toen ze daarvoor geen financiering meer kregen lag dat jarenlang stil. Nu we zo sterk geïnvesteerd hadden in die vormgevingsarchieven, en vormgevers gesensibiliseerd hadden om beter voor hun archieven te zorgen, wilden we vermijden dat er opnieuw een soort leegte zou komen in het erfgoedveld. Dus met het oog op een duurzaam beleid dienden we twee beleidsplannen in, enerzijds voor de collectie, en anderzijds om een coördinerende rol op te nemen en een netwerk uit te bouwen. Het zijn dus spannende tijden, maar momenteel is het voor iedereen spannend.

Je zei het al, je bent sterk betrokken bij de erfgoedsector. Er is een nieuw erfgoeddecreet, jij hebt die evolutie meegemaakt. Wat is jouw visie daarop?
Vroeger vertrok het erfgoedbeleid vanuit een opdeling tussen landelijk, regionaal en lokaal niveau. Ik vind het positief dat het internationale niveau daaraan toegevoegd werd. Dat zal de erfgoedsector op termijn vooruit helpen. Vlaanderen moet ook op internationaal niveau mee zijn, en een aantal excellente instellingen die daarin een trekkersrol vervullen moet je daarvoor belonen. Ik vind het ook een goede zaak dat de expertisewerking opgenomen kan worden door collectiebeherende instellingen. Al schuilt daar ook een gevaar in, want voor collectiebeherende instellingen is de collectie vooral belangrijk, en voor musea de publiekswerking rond die collectie. Krijgen ze middelen voor die expertiserol, is het niet de bedoeling dat ze die inzetten voor hun collectie of publiekswerking. Maar ik ben er zeker van dat men zich op beleidsniveau daar ook van bewust is, en dat men daarom heeft geopteerd voor twee beleidsplannen.

Wat ik nog positief vind is dat de hele sector op hetzelfde moment een beleidsplan moet indienen. In het verleden moesten de deelsectoren apart indienen, waardoor de minister van Cultuur elk jaar op zoek moest gaan naar extra middelen. Doordat de beleidsplannen nu maar één keer per beleidsperiode ingediend worden, gaat het om een groter geheel en heeft de minister hopelijk ook meer slagkracht om geld vrij te maken. Daarnaast werd het geld vroeger verdeeld binnen de deelsectoren. Nu kan men de sterke dossiers over de hele sector belonen.

Je bent ook lid van de adviescommissie?

Ja, maar wij beoordelen de dossiers niet, dat doen de beoordelingscommissies. In het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet zijn er verschillende beoordelingscommissies, maar ze gebruiken dezelfde normen en criteria. De lat ligt dus overal even hoog. De adviescommissie moet dat proces bewaken. We schreven kwaliteitsnormen uit, er is een heel strikt huishoudelijk reglement en een strikt draaiboek dat alle beoordelingscommissies moeten volgen. Daarnaast is er een afstemmingscommissie in het leven geroepen. Leden van de adviescommissie en de voorzitters en ondervoorzitters van de beoordelingscommissies screenen alle adviezen en bekijken of iedereen even streng beoordeeld werd.

Hoe past het VAi binnen dat plan van het cultureel-erfgoeddecreet?

Enerzijds hebben we ingetekend op het landelijke niveau. Volgens ons voldoen we aan de criteria, de commissie moet nog beslissen. We willen onze rol blijven opnemen bij initiatieven die er zijn op landelijk niveau. Niet alleen voor onze eigen collectiewerking, maar ook bij initiatieven waarin we kunnen bijleren van de sector, en de sector versterken door bijvoorbeeld onze inbreng op CEST. We tekenden ook in voor de dienstverlenende rol. Ook daar passen we volledig binnen de visie van het nieuwe erfgoeddecreet. We worstelen nog wel met het onderdeel ‘participatie van de erfgoedgemeenschappen in alle aspecten van de werking’, op dat vlak kunnen we nog bijleren. In onze raad van bestuur zijn verschillende erfgoedgemeenschappen vertegenwoordigd en ze hebben een beslissende beleidsstem. Maar in andere aspecten van onze werking kunnen we nog stappen zetten. Het is voor ons een grote opportuniteit om de archiefvormers actiever te betrekken wanneer we archieven gaan verwerven.

Onderhouden jullie contacten met andere archieven?

Ja, we hebben een heel breed netwerk. We zijn actief in de VVBAD, en daarnaast zijn we actief betrokken bij OLAV. Als ondervoorzitter van de adviescommissie leer ik ook de andere deelsectoren kennen. Hier op de  kunstencampus van deSingel  werken we nauw samen met de bibliotheek van het conservatorium, waarmee we een leeszaal delen. In onze toekomstvisie rond het depot zien we een sterke samenwerking met hen. Wanneer we een project uitwerken bekijken we welke andere instellingen er baat bij zouden hebben om daarin mee te stappen. Van het Rijksarchief huren we een stuk depotruimte, en we tekenden samen met het Designmuseum in op de expertiserol. Zonder ons netwerk zouden we dus niet zijn wat we nu zijn. Ik vind het een evidentie dat je kennis deelt en samen sterker bent, ook in je communicatie naar het publiek.

Binnenkort komt het tweejaarlijkse architectuurboek uit. Kunnen we iets nieuws verwachten bij de dertiende editie?

In zo’n boek zijn er natuurlijk altijd usual suspects, zoals bijvoorbeeld De Krook in Gent, van Coussée en Goris architecten. Maar we besteden ook elke keer aandacht aan kleine en grote projecten die de media niet haalden, maar wel een staalkaart zijn van prachtige architectuur die zich kan meten met wat er internationaal gebouwd wordt. Momenteel verwerft Vlaanderen internationale bekendheid op vlak van architectuur. Er komen wekelijks vragen van architectuuropleidingen uit het buitenland om architectuur in Vlaanderen te komen bekijken. Er zijn ook meer een meer buitenlandse architecten actief in Vlaanderen. Er staan dus zeker enkele verrassingen in het boek, maar ik kan nog niets verklappen. Het boek komt in mei uit, zodat we het kunnen voorstellen op de architectuurbiënnale van Venetië.

Jullie hebben ook oog voor het internationale aspect?

Ja, om onszelf te voeden, zowel voor het erfgoedluik als voor het hedendaagse luik. Ik ben zelf secretaris-generaal van ICAM, International Confederation of Architectural Museums, een netwerk dat al sinds de jaren ’70 bestaat en waarvan alle grote architectuurbibliotheken en -musea lid zijn. Daar bespreken we tendensen in onze instellingen en de erfgoedsector daarrond. Elke twee jaar organiseert ICAM een internationale conferentie, waarbij we ons bijvoorbeeld afvragen hoe we moeten omgaan met steeds groter wordende architectuurarchieven. Het is haast onbetaalbaar geworden om die op de klassieke manier te verwerken. In Azië komen er veel nieuwe architectuurinstituten bij. Zij gebruiken de fast track methode, waarbij ze eerder ad hoc stukken uitkiezen. Zo kun je heel snel collecties uitbouwen. Aan de ene kant hebben we daar in Europa kritische bedenkingen bij, maar tegelijkertijd loopt hier alles vast omdat het te duur wordt en we de archieven niet meer verwerkt krijgen. De oplossing ligt waarschijnlijk ergens in het midden, dus is het belangrijk om mensen samen te brengen om van elkaar te leren.

Hoe gaan jullie om met digitalisering?

We willen zoveel mogelijk digitaliseren, maar het is niet onze bedoeling om de collectie volledig digitaal te maken. Architectuurarchieven bevatten mooie tekeningen en foto’s, en daar is veel vraag naar voor tentoonstellingen of boeken. Net zoals bij andere archieven worden door die vragen telkens stukken van de collectie digitaal gemaakt en duurzaam bewaard. Daarnaast zijn er thematische projecten, bijvoorbeeld het project rond Leon Stynen, waarbij we een budget vrijmaakten om een groot deel van het archief te digitaliseren en digitaal ter beschikking te stellen. In het verleden zetten de collega’s van het architectuurarchief een deel van hun gedigitaliseerde bestanden op een flickrpagina. Het is nu de bedoeling om aan een DAMS-systeem te werken en dat te linken aan ons archiefbeheersysteem, zodat we dat allemaal veel structureler en duurzamer kunnen ontsluiten.

Onze eigen werking is heel digitaal, en we willen die nog digitaler maken. Onze website profileren we steeds meer als de kennisplek voor hedendaagse architectuur en voor architecturaal erfgoed, dus ook naar de buitenwereld toe zal dat digitaal portaal alleen maar aan belang winnen. We zetten ook zeer sterk in op het digital born archief. Dat is een groot en complex verhaal, dat we letterlijk in stukken opdelen. Elk deel van dat grote vraagstuk onderzoeken we met een case study uit onze collectie. Onze archivaris maakt samen met de archivaris van de digitale collectie van onze Nederlandse collega’s een stand van zaken op van de Lage Landen, om ook op internationaal niveau feedback te krijgen. Op het laatste ICAM-congres viel het op dat er rond digital born archief veel convergentie is. Zowel methodologisch als technisch denkt vrijwel iedereen op dezelfde manier. Een vijftal jaar geleden was iedereen nog zoekend en ging het alle kanten uit. Nu was er meer samenhang in de verschillende methodes die voorgesteld werden.

Staan er nog belangrijke projecten gepland?

We doen uiteraard mee met Erfgoeddag, en we hebben een bijzondere inzending. De BP-toren tegenover deSingel is een beschermd monument, gebouwd in de jaren ’60 en ontworpen door Leon Stynen. Het is een gebouw met een betonnen koker dat aan stalen buizen hangt, met een soort glazen gordijn als gevel. Dat gebouw is zeer bijzonder omwille van de constructie, en werd daarom al vroeg als modern monument erkend. Delen Private Banking, de hoofdsponsor voor ons Stynen-jaar, zit daar nu. Het toeval wil dat Filips De Ferm, gedelegeerd bestuurder van de bank, een fantastische kunstcollectie bezit, het FIBAC. We maakten een combinatie van mooie tekeningen en interessant materiaal van onze Stynen-collectie met tijdgenoten die De Ferm verzamelde. Met Erfgoeddag stellen we, uitzonderlijk, het gebouw open voor het publiek om die twee collecties te bezichtigen. De vrijdag voordien geven we een persconferentie, wat meteen de aftrap is voor het Stynen-jaar. Tevens zal Open Monumentendag in Antwerpen in het teken van Stynen staan.

De visitatie die we krijgen wordt een andere mijlpaal: het is spannend afwachten hoe we uit die beoordelingsronde zullen komen en wat het resultaat zal zijn. En de laatste grote mijlpaal is voor de hedendaagse werking. De minister van Cultuur vraagt aan het Vlaams Architectuurinstituut om één keer per beleidsperiode een landschapstekening te maken van de architectuursector in Vlaanderen. Die willen we af hebben tegen eind 2018, zodat die mee kan naar de volgende minister. Spannende tijden dus.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be