Workshop Archiefstandaarden. Heilig huisje of eerder kruisje?

META Nummer 2016/9

Workshop Archiefstandaarden. Heilig huisje of eerder kruisje?

Geschreven door Katrien Weyns, Lien Cueppens, Wim Lowet
Gepubliceerd op 01.12.2016

Brussel – 29 september 2016

3 archiefstandaarden, 3 experten, 3 stellingen, 3 verslaggevers. Dit was het uitgangspunt van de workshop over de archiefstandaarden ISAD(G), ISAAR(CPF) en ISDF (ISDIAH even buiten beschouwing gelaten). Met de workshop wilde de werkgroep Automatisering van de VVBAD een discussie op gang brengen met als centrale vraag: Hoe standaard gebruiken we de archiefstandaarden eigenlijk?

Voor elke standaard werd een expert uitgenodigd die als stellingenbouwer de discussie op gang kon trekken. Isabelle Rotthier (Universiteitsarchief UGent) nam ISAD(G) onder de loep, Eddy Put (Rijksarchief Leuven) stelde ISAAR(CPF) in vraag en Joost van Koutrik (Het Utrechts Archief) deed een woordje voor het weinig bekende ISDF. Vijfentwintig deelnemers gingen de discussie aan en wisselden hun ervaringen met de standaarden uit.

ISAD(G)

De tweede versie van de General International Standard Archival Description, kortweg ISAD(G), werd officieel gepubliceerd in 2000. Doel van de norm was om richtlijnen te verschaffen voor het maken van archivistische beschrijvingen. Dit moest (1) de consistentie van archiefbeschrijvingen ten goede komen, (2) de toegankelijkheid van archiefmateriaal voor gebruikers vergroten, (3) het delen van authority data mogelijk maken en (4) de integratie van verschillende beschrijvingen in één informatiesysteem vereenvoudigen.

Isabel Rotthier vertrok van de stelling “ISAD(G). Analoog denken in een digitale wereld?”. Ze benadrukte dat de standaard wel nuttig en bruikbaar is, maar niet meer voldoet voor het werken in een volledig digitale omgeving.

De ISAD(G)-principes als de vrijheid van presentatiewijze, de brede toepasbaarheid en inbedding in een regelset houden volgens haar goed stand. Wat betreft de toegankelijkheid van de beschrijvingen wilde ze als stellingbouwer wel bedenkingen formuleren. De ISAD(G)-beschrijving is niet dat waar onderzoekers naar op zoek zijn. Zij wensen snel meer inhoud te zien en vinden in de ISAD(G)-beschrijvingen niet wat ze zoeken.

Daarnaast voldoen de 26 ISAD(G)-elementen in het hiërarchische model niet. De beschrijvende elementen dienen aangevuld te worden met velden voor de contextinformatie die aan het archief verbonden kan worden. Het gaat dan niet enkel om functies en actoren, maar ook om collecties, gebouwen, verhalen enz. Via een diagram (Figuur 1) gaf Rotthier aan hoe men binnen het Gentse Universiteitsarchief informatie en gegevensreeksen vanuit verschillende bronnen binnen de Universiteit samenbrengt en aan elkaar koppelt, om op die manier extra toegangen te bieden aan onderzoekers. Ook gegevensreeksen verzameld door de faculteiten (de archiefvormers zelf) worden gekoppeld.

Veel deelnemers vonden het een terechte opmerking dat gebruikers meer inhoud nodig hebben, maar tegelijk werd de vraag gesteld of dit nu een zo andere manier van werken is.

IMPORTANT
Figuur 1

ISAD(G) wordt immers ook in dit schema gebruikt als pijler voor archiefbeschrijving en in een breed netwerk geplaatst van beschrijvingen van personen, functies, gebouwen, enzovoort. Dat is een normaal gebruik van de standaard. De basiselementen bleven behouden. In de andere elementen werd geschrapt en aangevuld, maar dat laat de standaard toe.

Een andere repliek op de stelling was dat ISAD(G) ook als doelstelling heeft om de uitwisselbaarheid van informatie over archieven te bevorderen. De standaard kan dus moeilijk verweten worden dat het niet heeft waargemaakt wat ervan verwacht werd. Er bestaat daarbij wel een spanning tussen de flexibiliteit die de standaard toelaat en de uitwisselbaarheidsgraad. Je kan ISAD(G)-elementen weglaten en andere informatie toevoegen, maar dit bevordert de uitwisselbaarheid niet.

De deelnemers stonden vervolgens stil bij de ontsluitingswijze van de ISAD(G)-informatie in een digitale omgeving. Hoe kan een archiefgebruiker er zeker van zijn dat hij of zij alle relevante informatie gevonden heeft vanuit een genetwerkt model? Wat als de archivaris verbanden vergeet aan te geven? Archiefgebruikers vragen soms toch nog de inventaris in PDF op, om deze pagina per pagina door te nemen en er zich zo van te vergewissen niets over het hoofd te zien. In een netwerkmodel en dito presentatie waar je doorklikt van informatieset naar informatieset, is dit veel moeilijker te controleren. Er is echter geen reden om de klassieke inventaris niet te hanteren naast een presentatiewijze als een informatienetwerk. ISAD(G) laat zoiets perfect toe.

De evaluatie van ISAD(G) is dus afhankelijk van wat je ermee wenst te bereiken. Om een archief te beschrijven en te beheren zijn er geen fundamentele problemen. Om een archief toegankelijk te maken blijft het hiërarchisch model van ISAD(G) relevant, maar wordt het idealiter aangevuld met bijkomende informatie volgens andere standaarden.

ISAAR(CPF)

De tweede versie van de International Standard Archival Authority Record (For Corporate Bodies, Persons and Families) verscheen in 2004 en biedt archivarissen een richtlijn voor het maken van archivistisch nuttige geautoriseerde beschrijvingen van organisaties, personen en families, betrokken bij de vorming en het beheer van archieven.

Stellingenbouwer Eddy Put had drie stellingen in petto: “Een standaard die — zoals ISAAR(CPF) — enkel in combinatie met een andere standaard (d.i. ISAD(G)) zinvol wordt toegepast, is geen echte standaard.

Hij vroeg zich dus af wat de meerwaarde van ISAAR(CPF) is, aangezien ISAD(G) al een veld Institutionele Context bevat. Deze stelling veroorzaakte nogal wat discussie onder de deelnemers. Er werd opgemerkt dat je ISAAR(CPF) ook los van ISAD(G) kan gebruiken. Zo heeft de museumwereld de standaard intussen ontdekt om personen en organisaties te beschrijven. ISAAR(CPF) biedt bovendien een stramien om institutionele of biografische geschiedenissen te structureren, wat ISAD(G) niet doet.

Tot slot mag het belang van de standaard niet onderschat worden voor het gestructureerd opstellen van repertoria van archiefvormers en het stimuleren van samenwerkingen tussen archiefinstellingen, zoals dat nu gebeurt in ODIS. Die opmerking vormde een naadloze overgang naar stelling 2: “De beperkte belangstelling voor ISAAR(CPF) is te verklaren door het feit dat de standaard vooral in het kader van instellingsoverstijgende archiefbeschrijving een meerwaarde biedt. In ‘eigen huis’ volstaat ISAD(G) meestal.”

 ISAAR(CPF) bevat een hele set aan velden om de geschiedenis van archiefvormers te beschrijven, die vervolgens kunnen worden gerelateerd aan andere entiteiten, die vervolgens opnieuw kunnen worden beschreven. Maar waar eindigt het werk van de archivaris? Wanneer is de context van de archiefvorming afdoende beschreven?

Eddy Put stelde vast dat, tenzij archivarissen hun krachten bundelen in samenwerkingsverbanden als ODIS, een archiefinstelling zich voor de contextbeschrijving van een archief meestal beperkt tot de ISAD(G)-velden. Een archievenoverzicht doet de rest.

Vanuit de groep werd opgemerkt dat dit sterk afhankelijk is van de context. Een archiefvormersdatabank als de professorendatabank van de UGent, blijkt voor de gebruikers een erg belangrijk zoekinstrument. Wel is het zo dat de input in databanken als ODIS of de professorendatabank van de UGent in de praktijk vooral gebeurt door onderzoekers en niet door archivarissen. Hier wordt ISAAR(CPF) dus niet meteen toegepast voor het beschrijven van de archiefvorming, nochtans één van de doelstellingen van de standaard.

De derde en laatste stelling nam de vorm aan van een conclusie: “ISAAR(CPF) biedt te veel en te weinig; de standaard is in de eerste plaats zinvol in het kader van authority control, maar is te beperkt voor een volwaardige beschrijving van de archiefvormingscontext.

Met andere woorden, authority control is belangrijk, maar was het echt nodig om daar een aparte standaard voor te creëren? Daarnaast bieden de richtlijnen van ISAAR(CPF) de archivarissen onvoldoende houvast bij het formuleren van de context van de archiefvorming. Enkele deelnemers argumenteerden dat ‘dit gebrek aan houvast’ ook kan worden gezien als soepelheid, noodzakelijk om de standaard flexibel te kunnen inzetten.

Net als bij de discussies over ISAD(G) was er aandacht voor het nut voor de gebruikers. Een archivaris besteedt erg veel tijd aan de beschrijving van archiefvormers via ISAAR(CPF). Het is niet duidelijk of die informatie wel bij de archiefgebruikers terechtkomt en of dit werkelijk bijdraagt tot een betere vindbaarheid en interpretatie van archieven.

Evenmin was het duidelijk hoe de archivaris de volledigheid van de aangeboden informatie kan claimen en aan de gebruiker kan verzekeren dat hij alle relevante informatie vindt.

Biedt toepassing van ISAAR (CPF) dus wel voldoende meerwaarde voor de gebruiker én voor de archivaris? Ook hier bleek het antwoord afhankelijk te zijn van de doelstellingen waarvoor de standaard wordt gebruikt.

IMPORTANT
Figuur 2

ISDF

De standaard werd in 2007 gepubliceerd door de ICA en bevat richtlijnen voor de beschrijving van de functies die archiefvormers uitvoeren. Functies beschrijven kan nuttig zijn om (1) archiefstukken te ordenen en beschrijven, (2) archiefstukken te waarderen en (3) de toegankelijkheid van archiefstukken te verhogen.

Het aantal instellingen die functies beschrijven is zeer beperkt in Vlaanderen en Nederland. Van de 25 deelnemers waren er drie die ervaring hadden met de beschrijving van functies.

Archief is procesgebonden informatie. Maar wat is een proces? De door stellingenbouwer Joost Van Koutrik voorgestelde definitie werd niet zonder discussie onthaald. Een proces is “elk doeleinde, elke verantwoordelijkheid of elke taak waarvan op een hoger niveau de zorg wordt toegeschreven aan een organisatie door wetgeving, beleid of mandaatstelling.” De woorden ‘wetgeving, beleid of mandaatstelling’ lijken de private archiefvorming te negeren aangezien ze nogal op het formele doelen. Anderzijds kan je de vraag stellen of het beschrijven van processen niet eerder nut heeft voor een (complexe) organisatie dan voor een persoon.

Een aparte standaard om functies te beschrijven is misschien ook niet noodzakelijk wanneer je al met ISAD(G) en ISAAR(CPF) aan de slag kan. Net als bij ISAAR(CPF) wordt het antwoord bepaald door de context. Je kan er voor kiezen om informatie over processen en functies op te slaan in ISAAR(CPF), maar dan zijn deze gegevens wel niet gestandaardiseerd, wat het uitwisselen van informatie beperkt. Het apart beschrijven van processen is echter een tijdrovende bezigheid en moet in evenwicht zijn met het belang van het doel dat je ermee wil bereiken. Is dat evenwicht ver zoek, dan heeft het weinig nut ISDF te gebruiken.

ISDF kan een bijzonder nuttige rol spelen in het zichtbaar maken van ketenprocessen. Een ketenproces is een proces waarbij meerdere organisaties betrokken zijn en die dus bij elk van deze organisaties tot een stuk archiefvorming zou moeten leiden. (Figuur 2) Bij de beschrijving van ketenprocessen breng je inzicht in de archiefvorming rond een bepaald thema. In tijden van tanend archiefonderzoek door studenten wegens o.a. de bama-hervorming maak je archiefonderzoek aantrekkelijk door via ISDF een deel van het onderzoekstraject gebruiksklaar aan je publiek aan te bieden.

Het oefenen met ISDF tijdens de workshop bracht een aantal knelpunten naar voren. Bij het ontleden en benoemen van functies geeft de standaard niet veel houvast. De toepassing laat veel ruimte voor persoonlijke interpretatie. Teveel volgens de deelnemers van de workshop. Om processen goed te kunnen spiegelen, moet de wetgeving bovendien loepzuiver zijn. Het probleem hierbij is dat de terminologie op de werkvloer vaak verschilt van deze in de wetgeving. Deze opmerking leidde tot de vraag in hoeverre je je houdt aan de wetgeving wanneer het verschil met wat je op de werkvloer aantreft heel groot is.

Het staat buiten kijf dat ISDF een grote meerwaarde betekent voor onderzoek en inzicht in archiefvorming. Maar is het wel de rol van de archivaris om dit werk te verrichten? Zal je een zorgdrager ooit zover kunnen krijgen met ISDF te werken? Of is het toch de taak van de onderzoeker om deze processen en functies in kaart te brengen?

Conclusies

Een belangrijke vaststelling was dat niemand van de deelnemers ISAD(G), ISAAR(CPF) en ISDF als een complete oplossing aannam. Telkens kwam de vraag terug of de standaarden wel de meest adequate manier waren om de toegankelijkheid van de archieven voor archiefgebruikers te verhogen. Bij ISAAR(CPF) en ISDF werd zelfs het bestaansrecht in vraag gesteld.

Een centrale spanning binnen de discussies was de kloof tussen archivistische principes en de noden van de archiefgebruikers. Waar de archivaris zich behoedzaam opstelt tegenover inhoudelijke beschrijving en een archief voornamelijk inzichtelijk wil maken door de archiefvorming te beschrijven, wil de gebruiker voornamelijk archiefstukken kunnen terugvinden op basis van inhoudelijke kenmerken en de inhoud zelf van de stukken. Zijn ISAD(G), ISAAR(CPF) en ISDF wel voldoende gebruikersgericht?

Volgens veel deelnemers zijn deze standaarden echter zodanig soepel, dat het geen probleem mag zijn om ze zo in te zetten dat ook de toegankelijkheid voor de gebruikers verhoogt.

Onder de deelnemers werd erkend dat de brede inzetbaarheid en flexibiliteit van ISAD(G) zeker een belangrijke factor is voor het succes ervan. Uitwisseling van gegevens, één van de doelstellingen van de standaarden, vereist echter strakkere afspraken — zo blijkt uit de praktijk.

Striktere afspraken zijn echter niet enkel van belang omwille van een betere uitwisseling van gegevens. Zeker bij ISDF en ISAAR(CPF) kwam veelvuldig de opmerking terug dat de standaarden de archivaris te weinig houvast bieden bij het toegankelijk maken van archieven. Flexibiliteit is met andere woorden een goede zaak, maar hoe flexibel mag een standaard zijn om relevant en nuttig te blijven? Moet de balans tussen flexibiliteit en strikte afspraken voor de drie standaarden niet worden herbekeken?

RiC-CM

Er beweegt echter wat op het vlak van de beschrijvingsstandaarden. Als afsluiter van de workshop gaf moderator Marc Nelissen (Universiteitsarchief KU Leuven) een inleiding over Records in Context, waarvan de draftversie dezelfde maand was verschenen.

Records in Context is een initiatief om een revisie te maken van de bestaande archiefstandaarden onder coördinatie van ICA-EGAD (Experts Group on Archival Description). De revisie wil rekening houden met actuele ontwikkelingen op het vlak van semantische technologie en de bestaande standaarden opnieuw integreren in een conceptueel datamodel voor archiefbeschrijving.

RiC-CM is nu beschikbaar gesteld voor commentaar. De deadline voor feedback is 31 december 2016. De werkgroep Automatisering levert zelf zijn bijdrage, maar zamelt ook reacties in van andere archivarissen en wil deze gecoördineerd overmaken aan de EGAD.

Feedback op RiC kan aan de werkgroep Automatisering bezorgd worden op het e-mailadres wau@vvbad.be, voor 1 december 2016. In december verwerkt de werkgroep de feedback, wordt ze vertaald naar het Engels en aan de EGAD bezorgd.

De werkgroep Automatisering dankt het AMVB voor de gastvrije ontvangst en de stellingenbouwers voor hun interessante bijdrage.

IMPORTANT
De enthousiaste groep archivarissen die deelnam aan de workshop over archiefstandaarden

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be