Tegelijk legen jullie ook nog altijd heel hard de nadruk op dat archief. De leeszaal werd ook vernieuwd, ze blijft dus een prominente functie hebben binnen het museum?
Ja, wij zijn een museum, een prentenkabinet, een erfgoedbibliotheek en een archief. Dat maakt het voor onszelf niet makkelijk om ons te positioneren binnen de rest van het Vlaamse veld. Naast onze publiekswerking, waarmee we heel laagdrempelig gaan, hebben we ook het wetenschappelijke gedeelte waaraan we achter de schermen heel hard werken.
Onze vaste opstelling moet voor ons een bepaalde kwaliteitsnorm halen, maar we moeten ook een bepaalde ontsluitingsnorm halen. De voorbije decennia zijn onze grootste inspanningen altijd naar de collectie gegaan. Als we de laatste vijf jaar ergens een verschil hebben gemaakt, dan is het wel in de ontsluiting van de collectie en het zichtbaar maken van de collectie voor wetenschappers overal ter wereld. En een versnelde digitalisering van bepaalde delen van de collectie. Onze prentenkabinetcollectie stond lang niet online omdat ze niet in orde was. We hebben ze dan toch online gezet met de mededeling dat ze vol fouten stond, maar dat we correcties die worden aangeleverd graag meteen corrigeren. We werken daarvoor met vrijwilligers die minstens een dag per week komen om alles te inventariseren.
We hebben dus heel zwaar geïnvesteerd in inventarissen en behoud, dat is naar buiten toe minder te zien, maar het is wel een grote hulp in het wetenschappelijke ontsluitingstraject. Als je collega naar een congres gaat en merkt dat er in verschillende lezingen naar jouw organisatie wordt verwezen, dan merk je dat die investering rendeert. Dus heel het wetenschappelijke luik, het onderzoek, de zorg voor de collectie zit achter de schermen, niet in onze communicatie. Maar het is wel onze core business. 75% is collectie, inventarisatie, ontsluiting en behoud, 25% kruipt in presentatie en werking met en voor publiek. In klassieke musea is dat vaak het tegenovergestelde.
Is het lastig om die verschillende profielen in je publiek te bedienen? Hoe gaan jullie daarmee om?
Voor een museum van deze schaalgrootte hebben wij een redelijk grote staf. Dat is te verantwoorden omdat we die verschillende poten hebben, bibliotheek, archief, historsch huis, prentenkabinet. Daarnaast hebben we ook vijftien vrijwilligers die structureel één of twee dagen per week alleen op de collectie komen werken.
Wat echt een luxe is voor onze schaalgrootte, is dat wij twee mensen hebben die enkel met publieksontsluiting bezig zijn. En dan kiezen wij als museum niet voor de gemakkelijkste trajecten. We gaan heel erg voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Zij leveren niet de grootste return als het op cijfers aankomt, maar wel als het op sociaal-maatschappelijke duurzaamheid aankomt. We hebben projecten voor NT2, nieuwkomers, mensen met een beperking, kansarmen. Daar kruipt veel energie in, maar doordat we twee publiekswerkers hebben, hebben we ook twee verschillende profielen. Iemand richt zich op de activiteiten in huis, en iemand richt zich op de maatschappelijk kwetsbare groepen. Zo kunnen we een duidelijk fundament opbouwen dat die specialisatie garandeert. Alle resultaten die je behaalt met maatschappelijk kwetsbare groepen kun je nadien ook vertalen naar je publiek waarvoor je de drempel wilt verlagen. Je bouwt meer en sneller expertise op dan wanneer je alleen maar voor het gemakkelijk bereikbaar publiek werkt. Omwille van die diversificatie in de staf kunnen we die verschillende profielen dus wel aan. Het enige waarvoor we fysiek en mentaal nog ruimte ontbreken is groots opgezette samenwerkingsverbanden.
Bedoel je dan vooral internationaal?
Ja. Als we een vraag krijgen gaan we daar zeker op inspelen, omdat we vrij snel zien wat de return is. Maar om zelf actief projecten op te zetten ontbreekt het ons aan tijd en ruimte.
Waarom kozen jullie doelbewust om in te zetten op maatschappelijk kwetsbare groepen?
Je haalt uit je personeel de kansen die erin zitten, en dat bepaalt voor een stuk ook je beleid. Zelf heb ik de dienst publieksbeleid en communicatie voor de musea van stad Antwerpen uit de grond gestampt en vorm gegeven in de periode dat het museumdecreet werd opgestart. We hebben toen heel erg op sociale inclusie gewerkt en weten dus wat de sterktes daarvan zijn. Anderzijds hebben we sterke publiekswerkers met een enorme finesse voor sociale inclusie.
Ten tijde van mijn werk bij de dienst publieksbeleid hebben we onderzocht in hoeverre onze musea scoren op het openstaan voor mensen van een diverse culturele achtergrond. Kunstmusea botsen op grenzen, maar bij een museum als dit heb je die grenzen niet. Wij tonen geen naakt, wij zijn heel weinig expliciet katholiek. Bij ons vind je vooral leefcultuur, taal en meertaligheid. Dat betekent dat je in tegenstelling tot veel andere musea kunt vertrekken met een collectie die minder belast is door onze westerse cultuur. En dat maakt het veel makkelijker om met nieuwkomers samen te werken. Voor mensen met een beperking zijn we vertrokken met mensen met een auditieve beperking, en mensen die niet taalvaardig zijn door hun beperking. Luisterogen, het traject dat we daarvoor ontwikkelden, konden we perfect transponeren naar andere groepen. Het is dus een combinatie van die twee factoren: het potentieel dat we hebben en de gevoeligheid van de mensen die je hebt om zo’n traject op te zetten.
Wij zijn er van overtuigd dat we een enorm duurzaam museum zijn, op drie vlakken. We zijn ecologisch, wat niet altijd gemakkelijk is in een historisch huis. Maar het weinige dat we hier kunnen doen, doen we ook, bijvoorbeeld collega’s attenderen op licht en verwarming. Elke ecologische inspanning heeft daarnaast ook economische gevolgen. En ten derde zien we duurzaamheid ook als maatschappelijke duurzaamheid. Als we hier mensen over de vloer krijgen die zichzelf hier voelen groeien, dan draag je dat mee naar de toekomst en doe je aan maatschappelijke duurzaamheid. We vinden die duurzaamheid heel belangrijk, want dat is onze maatschappelijke opdracht als museum. Als we een tentoonstelling organiseren, proberen we ook expliciet te bekijken welke maatschappelijke duurzaamheid we daarmee kunnen bereiken. Alleen is dat naar buiten toe niet altijd zo sexy.
Nochtans willen instellingen vaak wel inzetten op maatschappelijk kwetsbare groepen, maar hoort het niet tot de kern van hun publiekswerking.
Voor ons is het echt de kern van onze publiekswerking, en wij leren daaruit ook veel voor ons ander publiek. We hebben bijvoorbeeld enkele scholen ondersteund met een cultureel project waarvoor ze subsidies konden krijgen van de stad. We brachten scholen samen met instellingen voor kinderen met een beperking. Ze komen zes keer per jaar samen, zowel in de school als in het museum. Het project eindigt met een Moretusfeest, een echte dis. Het mooiste resultaat van die samenwerking is dat de ouders op de laatste dag ook mee naar het feest komen. Wij krijgen dan als museum mensen over de vloer die hier anders niet zouden komen. En de ouders van de studenten zien dan dat de ouders van kinderen met een beperking mensen zijn zoals zij. Bij de evaluatie van het project kwam naar boven dat veel leerlingen anders hebben leren omgaan met mensen met een handicap. Het gaat uiteraard maar over beperkte cijfers, maar wij zijn wel blij dat we een verschil hebben gemaakt.
Ondertussen zijn we al aan de vijfde editie toe van het project. We noemden het Cultuurvrienden, en de Cultuurvrienden hebben nu ook zelf de stap gezet naar het MAS.