Inspiratie uit leercentra en cocreatie
Leercentra in het hoger onderwijs
Zowel directeurs van openbare bibliotheken als hun collega’s in het hoger onderwijs omschreven tegenover R. David Lankes de toekomst van hun type bibliotheek als a community space focused on learning (Lankes, 2011, p. 96). Bibliotheken van het hoger onderwijs vorm(d)en zich om naar inspirerende leeromgevingen in het hart van de campus, erop gericht om leerprocessen te faciliteren en ondersteunen. Als plekken van informeel, sociaal en zelfsturend leren faciliteren ze, in nauwe samenwerking met de opleidingen, effectief leren volgens de nieuwste inzichten. Ze hebben alle faciliteiten in huis om de verschuiving van kennisoverdracht en kennisconsumptie naar kenniscreatie en –uitwisseling waar te maken. Zo kunnen ze zelfs een motor worden voor onderwijsinnovatie. Bovendien versterken ze sleutelcompetenties voor de 21e eeuw bij hun publiek: creativiteit aanwakkeren, samenwerken, omgaan met diversiteit, omgaan met informatie, ICT doen werken, kennis opbouwen en deze doelgericht doen werken in de samenleving. In Groot-Brittannië is er heel wat expertise op dat vlak, dichter bij ons hebben we Leercentrum AGORA (KU Leuven). Omdat ook openbare bibliotheken evolueren naar een focus op leren, kunnen ze heel wat opsteken van deze leercentra.
Hoe ondersteunen deze bibliotheken/leercentra leren en kennisdeling?
Enerzijds bieden ze een kwalitatieve leeromgeving aan, waar studenten in interactie kunnen gaan met bronnen, docenten, medewerkers en elkaar. Zo’n kwalitatieve omgeving is ICT-rijk, wat studenten enerzijds ondersteunt in hun leeractiviteit en hen anderzijds de kans biedt om te oefenen met nieuwe technologieën om te communiceren en te presenteren. Er is een grote diversiteit aan soorten werkplekken en opstellingen om samen of individueel aan de slag te gaan, zodat gebruikers voor elke leeractiviteit, leerstijl en leerbehoefte een geschikte plaats vinden. Daarbij is comfort belangrijk en wordt er gekeken naar de emotionele impact van de ruimte. Daarom hebben de chicken batteries van de eerste leercentra, grote ruimtes gevuld met rijen computers naast elkaar, plaats geruimd voor open landschappen met gevarieerde en aangename zit- en werkhoekjes. Groepswerk kan meestal zowel in open en halfopen sociale zones als in afgesloten groepswerklokalen. Sociaal leren staat centraal, de stille ruimte verhuist meestal naar een afgesloten ruimte op de bovenste verdieping. Een derde kenmerk is flexibiliteit. De ruimtes kunnen flexibel aangepast worden voor verschillend en steeds evoluerend gebruik. Vaak staan meubels op wieltjes, zodat alles aan de kant kan voor evenementen. In flexzones kunnen studenten zelf de meubels reorganiseren volgens hun behoeften. Dat brengt ons bij een laatste kenmerk: student ownership. Vooruitstrevende leercentra vertrouwen op zelfregulering door gebruikers. Er zijn weinig regels, ze mogen de ruimte gebruiken zoals ze dat zelf nodig achten. Op die manier sluit het gebruik nauw aan bij hun behoeften. Medewerkers observeren, bevragen gebruikers en sturen de inrichting indien nodig bij. Studenten worden aangemoedigd om er eigen activiteiten te organiseren.
Anderzijds staat of valt het succes van een leercentrum met een kwalitatieve omkadering door het personeel. Een voldoende groot team van flexibele, innovatiegerichte, klantgerichte en proactieve medewerkers, die een netwerk uitbouwen en oog hebben voor kansen tot samenwerking. Enkel faciliteiten aanbieden volstaat niet, je moet ze ook aan de man brengen en als volwaardige partner ontmoeting en kennisdeling actief mee organiseren, begeleiden en coachen, in cocreatie met interne (onderwijsbeleid, docenten, ondersteunende diensten) en externe partners (werkveld, organisaties, …). Wie daarbij welke rol opneemt, is afhankelijk van de expertise van elke partner. Wat interne partners betreft, zien we in Groot-Brittannië een verschuiving van een samensmelting met ICT naar een samensmelting met ondersteunende (studenten)diensten en een nauwe samenwerking met onderwijs. Daarnaast zetten bibliotheken in het hoger onderwijs traditioneel in op informatievaardigheden. Daarbij verschuift de focus van het vinden van informatie naar het omgaan met de gigantische veelheid aan informatie, het kritisch beoordelen, verwerken en communiceren van informatie en kennis doen werken in de samenleving. Dit in nauwe samenwerking met het onderwijs en liefst ingebed in het curriculum.
In de praktijk zijn ook bibliothecarissen in het hoger onderwijs nog volop zoekende hoe ze leren en kennisdeling kunnen faciliteren en ondersteunen. Een boeiend veranderproces.
Cocreatie
Leren is een actief en sociaal proces. Daarbij heeft samenwerken op basis van een gelijke status aan een gezamenlijk, als zinvol ervaren doel een grote meerwaarde. De leerwinst is groter, samen kom je tot betere, innovatieve oplossingen en je leert omgaan met diversiteit. (Van den Branden, 2015) Ook breder voelen we vanuit onze gemeenschappen een pressure for participation. (Lankes, 2011) Mensen zijn niet langer enkel consumenten van informatie en producten, ze delen als informatieproducent hun eigen ervaringen en expertise in social communities en ontwerpen mee de producten die ze zullen consumeren (prosumer). Gezag is niet meer vanzelfsprekend, relaties werden veel horizontaler. R. David Lankes weigert een hoofdstuk te wijden aan ‘participatieve bibliotheken’ omdat elke bibliotheek in wezen participatief moet zijn om haar missie te volbrengen. (Lankes, 2011) In deze context is er nood aan een nieuwe manier van werken. De (marketing)trend van cocreatie, die vanuit de commerciële wereld ook de non- en social profitsector begint te veroveren, kan een antwoord bieden. Bij bibliotheken zien we hiervan de eerste experimenten.
Sommige bibliotheken zetten cocreatieve projecten op. Zo engageren de bibliotheek van Gent en Kenniscentrum ARhus in Roeselare kinderen en jongeren om de jeugdbib mee vorm te geven. Daarnaast zet ARhus cocreatieve projecten op samen met partners uit het onderwijs, de cultuursector en het bedrijfsleven, bijv. het project MOLSLA rond vergeten groenten en W.O.I, samen met het VABI en partners uit andere sectoren.¹ Begin 2017 start ARhus met partners uit Denemarken, Polen en Nederland met een Erasmus+ project met, voor en door jongeren rond burgerschap en Europese waarden en normen, vertelt algemeen directeur Yves Rosseel.
Verbergt, De Sadeleer en De Snijder hebben het over belevenissen van de tweede generatie of cocreatieve belevenissen, die samen met de gebruiker worden vormgegeven. (Verbergt, De Snijder, & De Sadeleer, 2013) Bij Delphi zou het feit dat de burger niet alleen komt met een informatiebehoefte maar ook met expertise, kennis en ervaringen om te delen een meer fundamentele plaats kunnen krijgen in het hele model. Maar volstaat het om enkele aanpassingen te doen in een bestaand model?
Meer structureel vraagt cocreatie een fundamenteel andere organisatiestructuur, organisatiecultuur en aanpak. Een cocreatief bibliotheekmodel bestaat echter (nog) niet. We kunnen ons hiervoor laten inspireren door cocreatie in de bedrijfswereld en haar toepassing in de non- en social profit. In het bedrijfsleven betekent cocreatie dat je samen met klanten en partners producten en diensten ontwikkelt en verbetert op basis van een gelijkwaardige dialoog. Zo kom je tot een waardevoller, innovatiever product dat beter aansluit op de klantenbehoeften en is je lerend vermogen als organisatie groter. Je kan werken met doelgroepcommunities en expertcommunities. (van Leeuwen, 2012) Omdat cocreatie bij uitstek geschikt is om innovatieve en gedragen oplossingen te bedenken voor complexe maatschappelijke problemen, maakt ze ook opgang in de non- en social profit. Cocreatie is dan het proces van samen oplossingen te creëren die tegemoet komen aan een algemeen belang. (Steuperaert, 2015) Dat sluit perfect aan bij de missie van bibliothecarissen volgens Lankes. Lankes spreekt over gedeeld eigenaarschap: “They [librarians]– you – facilitate the creation of knowledge, and by doing so you improve society. (…) True facilitation means shared ownership.” (Lankes, 2011, pp. 63-65) Van Der Heijden en De Moor schreven al over de bib als stadslab, de bib die kennisontwikkeling en kennisdeling rond maatschappelijke kwesties faciliteert. Daartoe moeten bibliotheken aan communitybuilding doen, zowel in de digitale als in de fysieke ruimte. (Van Der Heijden & De Moor, 2012). Cocreatie lijkt hier bij uitstek voor geschikt.
Hoe gaat cocreatie in zijn werk in de non- en social profit? Verschillende experten, betrokkenen, belanghebbenden en partners worden samengebracht. Via een zelfsturend proces van open en respectvolle interactie streven ze naar een gedeelde kijk, een gemeenschappelijk doel en gedragen acties. Voorwaarden zijn een collectief eigenaarschap van de groep over het hele proces, gelijkwaardigheid, openheid en vertrouwen, motivatie en tijd. Organisatorische voorwaarden zijn een open cultuur, een horizontale en democratische organisatiestructuur en een goede, transparante interne communicatie, waarbij informatie gedeeld wordt in twee richtingen. (Steuperaert, 2015)
De topical centers die R. David Lankes beschrijft vormen een inspirerend voorbeeld. De bibliotheek van Philadelphia bracht ondernemers uit de lokale gemeenschap rond de tafel en zette samen met hen een dienstverlening voor hen op, op maat van hun behoeften. Die gaat veel breder dan het samenstellen van een collectie: goed uitgeruste meeting spaces, databanken, bedrijfsbezoeken, mentoring, ... De klantengemeenschap beslist wie het topical center bestuurt: zijzelf, een curator of een bibliothecaris. Deze bib deed hetzelfde met muzikanten en schrijvers. Topical centers geven de gemeenschap de nodige omkadering om via een gerichte dienstverlening tot kennisontwikkeling en kennisdeling te komen. (Lankes, 2011) Dichter bij huis werkt AGORA structureel cocreatief door de student te benaderen als young professional en eigenaar van zijn of haar eigen leerproces en door studenten-medewerkers de werking mee vorm te laten geven in eigen projecten op maat van hun talenten, aldus coördinator Peter Verbist. Zo implementeerden studenten-medewerkers een book swap store, creëerden ze een muurbrede wereldkaart met ansichtkaarten, testten ze een nieuwe technologie uit voor de infoschermen of deden ze marktonderzoek naar het draadloos opladen van mobiele toestellen. Kenniscentrum ARhus speelt dan weer met het idee van een burgerplatform rond stadsontwikkeling, naast een lopend lerend netwerk met verschillende steden, zo vertelt Yves Rosseel. Met haar nieuwe coördinator Lerende Netwerken wil het kenniscentrum haar meerwaarde voor het onderwijs en het brede maatschappelijke veld structureel verankeren. Die meerwaarde zit in het verbinden van relevante partners.
Besluit
In een samenleving waar creativiteit en innovatie belangrijk zijn, waar mensen digitale en fysieke plekken opzoeken om communities te vormen waarin kennis wordt gecreëerd en uitgewisseld, verschuift de focus van bibliotheken naar de essentie van hun bestaan: het faciliteren van kenniscreatie en kennisdeling. Interactie tussen mensen staat daarbij centraal. Op die manier werken gebruikers ook aan cruciale competenties voor de 21e eeuw en bouwen bibliotheken in cocreatie met hun gemeenschappen aan een betere samenleving. Zowel elementen uit openbare bibliotheekmodellen als de ontwikkelingen in bibliotheken/leercentra in het hoger onderwijs dragen daartoe bij. Met een nauwere samenwerking en uitwisseling van expertise, ervaringen en good practices kunnen ze elkaar inspireren en verrijken. In de praktijk laten bibliotheken zich al inspireren door een mix van modellen, maatschappelijke trends en de lokale context. Omwille van de participatieve en sociale aard van leren, het feit dat burgers in onze samenleving medezeggenschap willen en de complexe maatschappelijke uitdagingen die aangepakt moeten worden, is cocreatie een interessant spoor om verder te ontwikkelen.