Tim Verstrynge, Germanist van opleiding, werkte 7 jaar lang in een boekhandel om in 2014 aan de slag te gaan in de openbare bibliotheek van Tielt. Elke dag helpt hij, samen met zijn collega’s, de bezoekers aan het perfecte boek. Naast de uitleen neemt hij ook de promotie en externe communicatie op zich.
“Ja ja, het kan verkeerd lopen, zei Bredero.” Eén van onze bezoekers citeerde dit literaire monument naar aanleiding van een incident waarbij rode wijn en een boek te dicht bij elkaar kwamen. Vanuit een plotse aandrang om de literaire geschiedenis geen onrecht aan te doen, corrigeerde ik zijn citaat. “Niet helemaal juist meneer. De lijfspreuk van Bredero was: “Het kan verkeren”. En dus niet “Het kan verkeerd lopen”.” Zijn wenkbrauwen ondernamen manoeuvres waaruit ik afleidde dat hij mij een verwaande kwast vond. Mensen zeggen met de grootste overtuiging allerlei dingen en vaak zitten ze er net een tikkeltje naast. “Hebben jullie het dagboek van Anna Frank?” Neen, we hebben niets van Anna Frank. “Kan het zijn dat jullie geen enkel boek hebben van Louis Pol Boonen?” Inderdaad. Onze catalogus meldt correct dat wij nul boeken bezitten van deze auteur.
Ik weet wel dat dit muggenziften is. Ik weet ook dat ik blij mag zijn dat Boon nog gelezen wordt. En toch wringt het. Anne Frank was een moedig tienermeisje dat de mooiste jaren van haar leven heeft moeten doorbrengen in de slechtst denkbare omstandigheden. Ondanks alles bleef ze zoeken naar de schoonheid van de dag. In de laatste dagen van de oorlog heeft ze alsnog het leven moeten loslaten. Anne Frank heeft voldoende bewezen om haar naam correct gespeld te zien. Idem voor Louis Paul Boon. Samen met Claus is dit één van onze grootste auteurs. Hij greep net naast de Nobelprijs. Over honderd jaar staan de boeken van Louis Paul Boon nog steeds overeind, net zoals de werken van Bredero. Boon is een groot schrijver, Boonen is een verdienstelijk wielrenner. Voor mij is dat niet hetzelfde.
Mensen die iets bewezen hebben, verdienen het dat hun naam correct gespeld wordt. De meesten hebben al lang het tijdelijke voor het eeuwige ingeruild. Zij zullen er zelf niet meer van wakker liggen. Hun prijzen en medailles liggen bij één of andere nazaat in een doos op zolder stof te vergaren. Enkel hun naam duikt af en toe nog eens op. Alsof hun leven nog een klein beetje blijft verder stuiteren. Als er niemand de moeite neemt om de spelling van hun naam en de citaten uit hun werk zuiver te houden, is de oneindige vergetelheid nabij.
Laatst belde er iemand met de vraag of hij Tom Verstrynge eens aan de lijn kon krijgen. Terwijl ik eigenlijk Tim heet, hoorde ik mezelf zeggen: “Daar spreekt u mee.” De kleine lapsus van de beller stoorde mij niet. Ergens ben ik nog net nederig genoeg om te beseffen dat ik het recht op een correct gespelde naam nog niet heb verdiend.