Kris: Het nagelaten archief is een interessante basis die vanaf nu als bron fungeert. We inventariseren die bron, maar tegelijk vullen we ze aan met getuigenissen van producenten, opdrachtgevers, medewerkers, architecten en andere mensen met wie hij heeft samengewerkt. Want misschien is het daar binnen tien jaar te laat voor. We komen nu soms al te laat. Zo probeerden we in Zwitserland Egon Bräuning te spreken, een productontwikkelaar bij meubelfabrikant Vitra. We weten van Maarten dat Bräuning een cruciale rol heeft gespeeld bij het ontwikkelen van de stoel .03. Vlak voor hij met pensioen zou gaan, belde ik Vitra om hem te spreken, maar hij bleek ziek te zijn. Toen we het enkele weken later nog eens probeerden, was hij overleden. We hebben dus zijn verhaal over de inbreng van Vitra in de ontwikkeling van de .03 niet kunnen optekenen.
Door die manier van werken vervaagt toch de grens tussen archivering en onderzoek?
Eva: Je zou inderdaad kunnen zeggen dat we voor een stuk aan onderzoek doen. Het is een eerste stadium, dat aan het eigenlijke onderzoek voorafgaat. Maar het klopt dat dat strikt genomen niet verwacht wordt van een archivaris.
Kris: Het is een vorm van onderzoek die de inventaris zo objectief mogelijk aanvult. Dankzij dat extra werk zullen onderzoekers in de toekomst meer ‘in de diepte’ kunnen werken. De inventaris zal immers meer zijn dan de verzameling van ‘uiterlijke verschijningsvormen’. Door ook te documenteren hoe, in welke omstandigheden en vanuit welke vraag een werk tot stand gekomen is, leer je er veel meer over. Het kan ook de manier van ontwerpen duiden en verklaren. En het maakt ook de volgende stap, ontsluiten, veel interessanter.
Ook op dat vlak zitten jullie niet stil, met de tentoonstelling over de stoel .03 als eerste blikvanger.
Eva: We vinden dat de Foundation meer moet doen dan alleen maar het archief toegankelijk maken in de leeszaal van de Zwarte Doos. Met de tentoonstelling wilden we het publiek laten kennismaken met de waarde van een jong vormgevingsarchief. De tentoonstelling was ook alleen mogelijk dankzij het archief. Op een paar bruiklenen na worden er alleen stukken uit het archief van Van Severen getoond.
Kris: De documenten over de .03 vormen maar een klein, beheersbaar stuk van het archief. Dat hebben we aangegrepen om te tonen hoe je een inventaris kan maken met het oog op ontsluiting. Want ik ondervond bij mijn eigen vrienden en kennissen dat zij niet goed weten wat het inhoudt om een inventaris te maken. Ze begrijpen ook niet dat het opstellen ervan zoveel tijd vraagt. We wilden ook laten zien dat het relevant is om papieren stukken en objecten bijeen te houden. Want Maarten ontwierp niet alleen op papier, hij maakte tegelijk modellen op ware grootte. En dat zie je ook op de tentoonstelling: de helft van de ‘schetsen’ stonden op de rekken, in de vorm van driedimensionale studies. Met die stukken bewijzen we ook ineens dat een archief niet noodzakelijk uit saaie troep bestaat.
Eva: Het dossier over de .03 was klein, omdat die stoel tenslotte voor een groot deel tot stand is gekomen in Zwitserland. Maar het was zeker niet het makkelijkst te interpreteren dossier van het archief, want Maarten identificeerde en dateerde zijn tekeningen zelden. Om er een chronologie in te kunnen steken, hebben we veel uitleg moeten vragen aan Marij (de Brabandere, Van Severens weduwe, red.).