Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation

META Nummer 2011 / 4

Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation

Geschreven door Bart Biesbrouck
Gepubliceerd op 01.05.2011

Bij zijn overlijden in 2005 liet designer Maarten Van Severen een omvangrijk archief na. Het beslaat zo'n 45 strekkende meter en overspant de periode van 1962 tot 2005. Naast papieren documenten omvat het ook objecten, vooral studies, prototypes en schaalmodellen. Een deel is opgeslagen op digitale dragers. Kort voor zijn dood had de ontwerper kenbaar gemaakt hoe zijn nalatenschap beheerd moest worden. Onder impuls van zijn weduwe, vier zonen en een goede vriend werd The Maarten Van Severen Foundation opgericht. Het archief kreeg onderdak in het Gentse stadsarchief (De Zwarte Doos). Drijvende krachten Kris Lenaerts en Eva Van Regenmortel leggen aan META uit hoe ze omgaan met het nog jonge archief van een wereldberoemd designer.

Kris, jij was een goede vriend van Maarten Van Severen. Kennelijk was hij zich goed bewust van wat er met zijn nalatenschap moest gebeuren?

Kris: Toen Maarten nog leefde was hij inderdaad al bezig met zijn archief. Hij had alles bijgehouden wat met zijn werk te maken heeft en wilde dat dat geordend en geïnventariseerd zou worden. Om een medewerker te kunnen betalen die dat werk zou doen, had hij zelfs subsidies aangevraagd bij Design Vlaanderen (instelling van de Vlaamse overheid die hedendaags design promoot en ondersteunt, red.). Het was ook zijn uitdrukkelijke wens dat het archief in zijn geheel bewaard zou blijven.

Eva: Dat is minder evident dan je zou denken. Het archief is atypisch omdat het veel driedimensionale stukken bevat, zoals studies van meubels en schaalmodellen. Dergelijke objecten stellen heel andere conservatie-eisen dan het papieren deel van het archief. Er zijn depots die daar beter voor uitgerust zijn. Het is dus niet uitgesloten dat de objecten later fysiek gescheiden zullen worden van de rest van het archief. Maar het is wel de bedoeling dat het op zijn minst virtueel één geheel blijft. Daarom is het belangrijk dat we momenteel bij het inventariseren nog alles samen hebben.

Jullie interpretatie van inventariseren is wel heel ruim, want jullie gaan actief op zoek naar extra informatie. Waarom?

Eva: Een bijzonderheid van dit archief is dat het zo jong is. Daardoor kunnen we de informatie uit de projectdossiers aanvullen met contextinformatie en documentatie. Want het zou een gemiste kans zijn mochten we ons beperken tot wat Maarten ons materieel heeft nagelaten. Dus gaan we doelgericht mensen contacteren die ons kunnen helpen de projectdossiers te identificeren. Vergeleken met het klassieke inventariseren, dus ordenen en beschrijven op basis van de stukken alleen, betekent dat uiteraard veel extra werk. En we moeten er ons ook bewust van blijven dat we archief aan het bijmaken zijn, en dat we niet meer uitsluitend bezig zijn met het archief van Maarten Van Severen maar ook met dat van The Maarten Van Severen Foundation.

Kunnen jullie dat verduidelijken met een voorbeeld?

Eva: Neem nu het kapsalon Mussely in Zottegem, een vroeg project uit het einde van de jaren tachtig, waar niemand nog het bestaan van wist. In het dossiertje dat we daarover terugvonden, zaten alleen een bundel met schetsen en enkele foto’s van een lange, kronkelende kaptafel. Verder wisten we dat Maarten een trap en een passerelle had ontworpen. Ik ben ter plekke gaan kijken en dat was heel verhelderend. Niet alleen bleek de ‘lange tafel’ uit meerdere tegen elkaar geschoven tafels te bestaan, ik vond er ook ontwerpen die we nog niet kenden, waaronder een op maat gemaakte kast, kamerschermen en spiegels. Bovendien is alles intact bewaard. Zo konden we de informatie van het archiefdossier in belangrijke mate aanvullen met foto’s.

IMPORTANT

Kris: Het nagelaten archief is een interessante basis die vanaf nu als bron fungeert. We inventariseren die bron, maar tegelijk vullen we ze aan met getuigenissen van producenten, opdrachtgevers, medewerkers, architecten en andere mensen met wie hij heeft samengewerkt. Want misschien is het daar binnen tien jaar te laat voor. We komen nu soms al te laat. Zo probeerden we in Zwitserland Egon Bräuning te spreken, een productontwikkelaar bij meubelfabrikant Vitra. We weten van Maarten dat Bräuning een cruciale rol heeft gespeeld bij het ontwikkelen van de stoel .03. Vlak voor hij met pensioen zou gaan, belde ik Vitra om hem te spreken, maar hij bleek ziek te zijn. Toen we het enkele weken later nog eens probeerden, was hij overleden. We hebben dus zijn verhaal over de inbreng van Vitra in de ontwikkeling van de .03 niet kunnen optekenen.

Door die manier van werken vervaagt toch de grens tussen archivering en onderzoek?

Eva: Je zou inderdaad kunnen zeggen dat we voor een stuk aan onderzoek doen. Het is een eerste stadium, dat aan het eigenlijke onderzoek voorafgaat. Maar het klopt dat dat strikt genomen niet verwacht wordt van een archivaris.

Kris: Het is een vorm van onderzoek die de inventaris zo objectief mogelijk aanvult. Dankzij dat extra werk zullen onderzoekers in de toekomst meer ‘in de diepte’ kunnen werken. De inventaris zal immers meer zijn dan de verzameling van ‘uiterlijke verschijningsvormen’. Door ook te documenteren hoe, in welke omstandigheden en vanuit welke vraag een werk tot stand gekomen is, leer je er veel meer over. Het kan ook de manier van ontwerpen duiden en verklaren. En het maakt ook de volgende stap, ontsluiten, veel interessanter.

Ook op dat vlak zitten jullie niet stil, met de tentoonstelling over de stoel .03 als eerste blikvanger.

Eva: We vinden dat de Foundation meer moet doen dan alleen maar het archief toegankelijk maken in de leeszaal van de Zwarte Doos. Met de tentoonstelling wilden we het publiek laten kennismaken met de waarde van een jong vormgevingsarchief. De tentoonstelling was ook alleen mogelijk dankzij het archief. Op een paar bruiklenen na worden er alleen stukken uit het archief van Van Severen getoond.

Kris: De documenten over de .03 vormen maar een klein, beheersbaar stuk van het archief. Dat hebben we aangegrepen om te tonen hoe je een inventaris kan maken met het oog op ontsluiting. Want ik ondervond bij mijn eigen vrienden en kennissen dat zij niet goed weten wat het inhoudt om een inventaris te maken. Ze begrijpen ook niet dat het opstellen ervan zoveel tijd vraagt. We wilden ook laten zien dat het relevant is om papieren stukken en objecten bijeen te houden. Want Maarten ontwierp niet alleen op papier, hij maakte tegelijk modellen op ware grootte. En dat zie je ook op de tentoonstelling: de helft van de ‘schetsen’ stonden op de rekken, in de vorm van driedimensionale studies. Met die stukken bewijzen we ook ineens dat een archief niet noodzakelijk uit saaie troep bestaat.

Eva: Het dossier over de .03 was klein, omdat die stoel tenslotte voor een groot deel tot stand is gekomen in Zwitserland. Maar het was zeker niet het makkelijkst te interpreteren dossier van het archief, want Maarten identificeerde en dateerde zijn tekeningen zelden. Om er een chronologie in te kunnen steken, hebben we veel uitleg moeten vragen aan Marij (de Brabandere, Van Severens weduwe, red.).

 

IMPORTANT

Kris: Maar dat maakt het net zo interessant. Want het verplicht je om je af te vragen hoe je moet omgaan met stukken die niet gedateerd zijn. We zijn erin geslaagd om op de tentoonstelling een rode draad weer te geven, ook al kunnen we niet garanderen dat die chronologisch helemaal klopt. Het was de bedoeling om een deel van het archief op tafel te leggen zonder daar verregaande interpretaties aan vast te knopen. Dat is werk voor onderzoekers. We wilden met deze tentoonstelling trouwens ook het onderzoek stimuleren.

Is er op dat vlak al interesse?

Eva: We merken alleszins dat de belangstelling van studenten en onderzoekers sinds de tentoonstelling is toegenomen. We werken ook aan een oeuvrecatalogus, en aan de projectbeschrijvingen zullen studenten meewerken van onder meer de vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent. Voor die oeuvrecatalogus vertrekken we van een lijst van projectdossiers die het resultaat is van de eerste fase van het inventarisatieproject. Die lijst geeft een veel vollediger beeld van Maartens projecten dan de lijst die is opgenomen in het boek Werken/Work, dat verscheen naar aanleiding van de retrospectieve in het Design museum Gent in 2004. De vakgroep is ook partner van de Foundation. We hopen dat die samenwerking uiteindelijk ook tot proefschriften zal leiden.

Kris: Het was ook de uitdrukkelijke wens van Maarten om onderzoekers te betrekken bij zijn nalatenschap. Het sprak dus voor zich dat we de vakgroep Architectuur en Stedenbouw zouden opnemen in de structuur van de Foundation. Maarten hechtte veel belang aan samenwerking. Naast ontsluiting vormen samenwerkingsverbanden dan ook een belangrijke doelstelling van de Foundation. Samenwerken met universiteiten voor onderzoek, met musea voor tentoonstellingen, met uitgevers voor publicaties. Daarbij is het uitgangspunt altijd: een degelijke inventaris. Want alleen zo geef je het archief consistentie en consolideer je de persoonlijkheid die erin zit. Vanuit die positie ben je voor om het even wie en van bij het begin een meer betekenisvolle partner dan iemand die in zijn kelder toevallig wat ‘gerief’ heeft liggen van een bekende ontwerper

The Maarten Van Severen Foundation werd opgericht onder impuls van familie en vrienden. Welke gevolgen heeft dat voor het archief?

Kris: Het is zeer moeilijk om zo kort na Maartens overlijden helemaal afstand te doen van wat hij heeft nagelaten. Dus is het beheer van het archief overgedragen aan de Foundation, maar de erfgenamen van Maarten blijven er eigenaar van. Dat is een structuur die erg ongewoon is voor de archiefwereld. Meestal wordt een archief helemaal overgedragen. Daar ben ik altijd tegen geweest, net als Maarten trouwens, omdat je dan het risico loopt dat er pas iets met het archief gebeurt als men er toevallig tijd, geld en zin voor heeft.

Waarom zou dat anders zijn als de familie eigenaar blijft?

Kris: Omdat de Foundation door de familie is opgericht precies met het oog op de inventarisering en de ontsluiting van het archief, volgens de wens van Maarten. De familie blijft dus zeer nauw betrokken, maar ze beseft ook dat ze op eigen houtje niet in staat zou zijn om het op een professionele manier te beheren. Het was dan ook niet evident voor de subsidiërende overheid om zich in die structuur te kunnen vinden. De Vlaamse Overheid heeft gelijk wanneer ze argumenteert dat we met die inventaris een meerwaarde creëren voor iets wat privébezit is. Dus moesten we garanties voor ontsluiting inbouwen. Nu de inventarisatie van het archief gesubsidieerd wordt, heeft de familie Van Severen het initiatief genomen een overeenkomst te sluiten met de Stad Gent waarin staat dat het archief voor minstens 25 jaar na de inventarisering toegankelijk blijft in het Stadsarchief.

IMPORTANT

Hoe ga je binnen zo’n structuur om met auteurs- en andere rechten?

Kris: Daar worstelen we inderdaad mee. Er zijn veel soorten rechten: auteursrecht, gebruiksrecht, publicatierecht enzovoort. Stel, je geeft iemand een foto die indertijd in opdracht van Maarten is gemaakt. Het auteursrecht van het object ligt bij zijn erfgenamen. Maar ook de fotograaf maakt aanspraak op auteursrecht. En wanneer die foto gepubliceerd wordt, speelt het reproductierecht en/of het gebruiksrecht. Dan is er nog het verschil wanneer hij voor commerciële dan wel voor educatieve of wetenschappelijke doeleinden gebruikt wordt. Bovendien zou het wel eens kunnen dat er ook rechten van producenten meespelen, want van een gefotografeerde stoel heeft de producent een octrooi of patent. De vraag stelt zich dus voortdurend wat inzake rechten de verhouding is tussen de familie, de Foundation, en derden zoals fotografen, filmmakers en uitgevers. De Foundation zoekt momenteel uit hoe ze zo correct mogelijk met deze kwestie kan omgaan.

Vinden jullie dat de Foundation een voorbeeldfunctie vervult?

Eva: We willen niet suggereren dat onze aanpak de enige juiste is. Maar we denken dat er met jonge archieven meer kan gebeuren dan wat nu gangbaar is. Hoe dan ook is het de moeite waard om het debat te voeren over hoe ver je moet gaan bij de ontsluiting ervan.

Kris: We zijn zeker ambitieus. We willen de referentieplek zijn voor alles wat met het werk van Maarten Van Severen te maken heeft. Ook daarom hebben we niet willen wachten op de voltooiing van de inventaris om met het archief naar buiten te komen. 2010 was daarvoor een geschikt jaar, met Interieur (Designbiënnale in Kortrijk, red.) en uiteraard ook de tentoonstelling. Sommigen hebben me toevertrouwd dat ze niet geloofden dat je een boeiende tentoonstelling kon maken met louter archiefmateriaal. Over één stoel dan nog. Maar ze hebben er anderhalf uur geboeid in rondgelopen. Dat wil toch zeggen dat de oefening geslaagd is.

> maartenvanseveren.be

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be