Als je vandaag de dag over bibliotheken begint kun je er donder op zeggen dat je een gesprek over de digitale bibliotheek en Google aan je broek hebt. Wat is dat nu een digitale bib? En moet dat allemaal nog wel zo? “Ik vind mijn ding via Google”. Je kunt dan een gesprek starten over plannen en projecten of je opteert voor een meer filosofische benadering. Hieronder kiezen we even voor de tweede optie.
Het verhaal van de digitale openbare bibliotheek gaat in de eerste plaats over nadenken wat een bibliotheek is in een samenleving waar digitale toepassingen steeds meer alomtegenwoordig zijn. En in het bijzonder over de plaats van de lokale bibliotheek in dit grotere digitale verhaal. En over de relevantie van investeringen in die lokale fysieke bibliotheek.
Een filosofische benadering vergt omwegen en uitweidingen. Ik ga niet recht op mijn doel af omdat dit er niet is. Misschien is dit mijn belangrijkste boodschap. De impact van nieuwe technologie op bibliotheken is een proces van omwegen en verdwalen, van zoeken en tasten in het halfduister.
Mijn eerste omleiding loopt via technologie. Veel bibliotheken investeren vandaag in zelfbedieningsbalies. Mensen mogen zelf doen wat ze zelf kunnen en in het bibliotheekteam komt tijd vrij om andere zaken aan te pakken. Dus ontstaat er een debat over het personeel en over de echte baten van die automatisering. Daar zijn verschillende scholen in. Sommigen zetten radicaal in op ruimere openingsuren, anderen investeren in een verruiming en verdieping van het onthaal in de bibliotheek, anderen nemen taken op waar nog nooit aandacht werd aan besteed. In welke richting het gesprek ook gaat, het zal telkens te maken hebben met nadenken over verandering. Verandering van taken, van functieprofielen, van competenties. En dergelijke gesprekken leiden onmiddellijk ook naar een debat over de meerwaarde van de bibliotheek voor de lokale samenleving en voor de individuele inwoners.
Nieuwe technologie die de bibliotheeksector voortdurend vooruit stuwt, het is een blijver. Het vergt dat bibliotheekprofessionals mee zijn, alert zijn, en keer op keer nadenken over de betekenis van hun lokale bibliotheek. En gelukkig zijn er een pak bibliotheekprofessionals die dit debat mee willen voeren op regionaal en Vlaams niveau. Waarvoor dank.
Maar RFID is ‘slechts’ automatisering. Nog belangrijker zijn nieuwe technologieën die de kern van de bib veranderen: steeds meer muziek, film, informatie en langzamerhand ook boeken worden digitaal verspreid. Hoe gaan we dit integreren in de werking van de lokale bib? En welke meerwaarde levert het op? Steeds meer bibliotheken baseren hun vernieuwing niet alleen op inzichten en doelstellingen maar ook op onderzoek.
Onderzoek bij de gebruikers, of soms beter nog, onderzoek bij de bevolking. En op basis daarvan trekt men conclusies, verbetert men het aanbod en denkt men na over inrichting en nieuwe diensten. Daarmee plaatsen die bibliotheken het publiek centraal in hun vizier. Het is in het openbare bibliotheekwezen ooit anders geweest. Traditioneel, in de vorige eeuw, waren bibliotheken prioritair gefocust op de interne keuken: de collectie, de verwerking ervan, het goed verloop van administratieve processen. Al die processen raakten natuurlijk de gebruiker en waren finaal gericht op de dienstverlening, maar de focus, de beroepsexpertise zat in die operationele processen. Sinds de jaren negentig heeft de bibliotheeksector zijn vizier 180° gedraaid en is nadrukkelijker gaan kijken naar de gebruiker. Is informatie over haar, haar kinderen, en ook wel hem, beginnen inwinnen. En neemt die kennis mee om dan naar de interne processen te kijken. Onlangs hoorde ik een bibliothecaris met 36 jaar dienst deze omslag van focus op de collectie naar focus op de gebruiker de belangrijkste verandering in zijn carrière noemen.
Maar hoeft dat nog allemaal als ondertussen de gebruikers allemaal samen op Google zitten? Heeft Google de rol van de bib overgenomen? Volgens mij voor een belangrijk stuk wel. Als u iets zoekt, of met een vraag zit, denkt u spontaan: “Ha, laat mij eens naar de bib gaan, die hebben publieksvriendelijke openingsuren en zijn opnieuw ingericht.”? Neen, u denkt: “Ik zou dat beter snel eens ‘googelen’, hier in mijn zetel, hier op mijn kantoorstoel.”
Voor de meeste mensen is het web hun publieke bibliotheek geworden: bereikbaar, gratis, heel veel info en heel veel diversiteit. Meer nog, heel wat organisaties werken zich de naad uit het lijf om met zo veel mogelijk materiaal op het web aanwezig te zijn. Commerciële organisaties natuurlijk, maar ook musea, archieven, nationale bibliotheken, wetenschappelijke en ook openbare. Europa bouwt aan de Europese Digitale Bibliotheek, oorspronkelijk als een antwoord op Google, maar langzamerhand als een partner van Google en andere commerciële organisaties die het web mee vormgeven. Maar het gaat niet alleen om het web of Google. Het gaat ook over onze samenleving. Over hoe mensen zich in die samenleving gedragen. En vandaag de dag leven we in een samenleving met veel, heel veel aanbod. Op het web, op tv, in boeken en tijdschriften, film, opvoeringen, discussiegroepen, vriendengroepen, radio, etc. En dit was nog maar het hoofdstukje cultuur. Je hebt dan nog toerisme, uitgaan, muziekspelen, concerten, festivals in de zomer, de Zomer van Antwerpen. Op de laatste cultuurmarkt in Antwerpen kwamen 160.000 mensen af om wegwijs te raken in het aanbod. Er is dus veel vraag en veel aanbod. En dan hebben we het nog niet over sport gehad: zelf doen of gaan kijken. Er is zo veel dat we het eigenlijk alleen maar kunnen omschrijven als “veel!”.