De Lokale bibliotheek en Google

META Nummer 2011 / 1

De Lokale bibliotheek en Google

Geschreven door Jan Braeckman
Gepubliceerd op 01.02.2011

Als je vandaag de dag over bibliotheken begint kun je er donder op zeggen dat je een gesprek over de digitale bibliotheek en Google aan je broek hebt. Wat is dat nu een digitale bib? En moet dat allemaal nog wel zo? “Ik vind mijn ding via Google”. Je kunt dan een gesprek starten over plannen en projecten of je opteert voor een meer filosofische benadering. Hieronder kiezen we even voor de tweede optie.

Het verhaal van de digitale openbare bibliotheek gaat in de eerste plaats over nadenken wat een bibliotheek is in een samenleving waar digitale toepassingen steeds meer alomtegenwoordig zijn. En in het bijzonder over de plaats van de lokale bibliotheek in dit grotere digitale verhaal. En over de relevantie van investeringen in die lokale fysieke bibliotheek.

Een filosofische benadering vergt omwegen en uitweidingen. Ik ga niet recht op mijn doel af omdat dit er niet is. Misschien is dit mijn belangrijkste boodschap. De impact van nieuwe technologie op bibliotheken is een proces van omwegen en verdwalen, van zoeken en tasten in het halfduister.

Mijn eerste omleiding loopt via technologie. Veel bibliotheken investeren vandaag in zelfbedieningsbalies. Mensen mogen zelf doen wat ze zelf kunnen en in het bibliotheekteam komt tijd vrij om andere zaken aan te pakken. Dus ontstaat er een debat over het personeel en over de echte baten van die automatisering. Daar zijn verschillende scholen in. Sommigen zetten radicaal in op ruimere openingsuren, anderen investeren in een verruiming en verdieping van het onthaal in de bibliotheek, anderen nemen taken op waar nog nooit aandacht werd aan besteed. In welke richting het gesprek ook gaat, het zal telkens te maken hebben met nadenken over verandering. Verandering van taken, van functieprofielen, van competenties. En dergelijke gesprekken leiden onmiddellijk ook naar een debat over de meerwaarde van de bibliotheek voor de lokale samenleving en voor de individuele inwoners. 

Nieuwe technologie die de bibliotheeksector voortdurend vooruit stuwt, het is een blijver. Het vergt dat bibliotheekprofessionals mee zijn, alert zijn, en keer op keer nadenken over de betekenis van hun lokale bibliotheek. En gelukkig zijn er een pak bibliotheekprofessionals die dit debat mee willen voeren op regionaal en Vlaams niveau. Waarvoor dank.

Maar RFID is ‘slechts’ automatisering. Nog belangrijker zijn nieuwe technologieën die de kern van de bib veranderen: steeds meer muziek, film, informatie en langzamerhand ook boeken worden digitaal verspreid. Hoe gaan we dit integreren in de werking van de lokale bib? En welke meerwaarde levert het op? Steeds meer bibliotheken baseren hun vernieuwing niet alleen op inzichten en doelstellingen maar ook op onderzoek. 

Onderzoek bij de gebruikers, of soms beter nog, onderzoek bij de bevolking. En op basis daarvan trekt men conclusies, verbetert men het aanbod en denkt men na over inrichting en nieuwe diensten. Daarmee plaatsen die bibliotheken het publiek centraal in hun vizier. Het is in het openbare bibliotheekwezen ooit anders geweest. Traditioneel, in de vorige eeuw, waren bibliotheken prioritair gefocust op de interne keuken: de collectie, de verwerking ervan, het goed verloop van administratieve processen. Al die processen raakten natuurlijk de gebruiker en waren finaal gericht op de dienstverlening, maar de focus, de beroepsexpertise zat in die operationele processen. Sinds de jaren negentig heeft de bibliotheeksector zijn vizier 180° gedraaid en is nadrukkelijker gaan kijken naar de gebruiker. Is informatie over haar, haar kinderen, en ook wel hem, beginnen inwinnen. En neemt die kennis mee om dan naar de interne processen te kijken. Onlangs hoorde ik een bibliothecaris met 36 jaar dienst deze omslag van focus op de collectie naar focus op de gebruiker de belangrijkste verandering in zijn carrière noemen.

Maar hoeft dat nog allemaal als ondertussen de gebruikers allemaal samen op Google zitten? Heeft Google de rol van de bib overgenomen? Volgens mij voor een belangrijk stuk wel. Als u iets zoekt, of met een vraag zit, denkt u spontaan: “Ha, laat mij eens naar de bib gaan, die hebben publieksvriendelijke openingsuren en zijn opnieuw ingericht.”? Neen, u denkt: “Ik zou dat beter snel eens ‘googelen’, hier in mijn zetel, hier op mijn kantoorstoel.”

Voor de meeste mensen is het web hun publieke bibliotheek geworden: bereikbaar, gratis, heel veel info en heel veel diversiteit. Meer nog, heel wat organisaties werken zich de naad uit het lijf om met zo veel mogelijk materiaal op het web aanwezig te zijn. Commerciële organisaties natuurlijk, maar ook musea, archieven, nationale bibliotheken, wetenschappelijke en ook openbare. Europa bouwt aan de Europese Digitale Bibliotheek, oorspronkelijk als een antwoord op Google, maar langzamerhand als een partner van Google en andere commerciële organisaties die het web mee vormgeven. Maar het gaat niet alleen om het web of Google. Het gaat ook over onze samenleving. Over hoe mensen zich in die samenleving gedragen. En vandaag de dag leven we in een samenleving met veel, heel veel aanbod. Op het web, op tv, in boeken en tijdschriften, film, opvoeringen, discussiegroepen, vriendengroepen, radio, etc. En dit was nog maar het hoofdstukje cultuur. Je hebt dan nog toerisme, uitgaan, muziekspelen, concerten, festivals in de zomer, de Zomer van Antwerpen. Op de laatste cultuurmarkt in Antwerpen kwamen 160.000 mensen af om wegwijs te raken in het aanbod. Er is dus veel vraag en veel aanbod. En dan hebben we het nog niet over sport gehad: zelf doen of gaan kijken. Er is zo veel dat we het eigenlijk alleen maar kunnen omschrijven als “veel!”.

Openbare bibliotheken staan voor een complexe uitdaging, denk ik dan. Ze moeten ‘ideologisch’ een publieke instelling blijven voor iedereen, en toch extra inspanningen leveren om net die mensen te bereiken die ze nu niet bereiken of veel te weinig

Alessandro Baricco, een Italiaanse schrijver die ook cineast is en essayist, en voetbalfanaat heeft daar een boek over geschreven. Het gaat over de cultuurmens de dag van vandaag. En om het maar meteen helder uit te leggen, heeft hij het de titel De barbaren gegeven. Om de veranderingen waar we mee te maken krijgen in ons cultuurgedrag te bestuderen, vergelijkt hij de jongeren van vandaag met zichzelf in zijn jeugd. Toen hij tiener was, de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw, had je alleen maar de openbare omroep. En die zond op zondag dé voetbalmatch van de week uit.

Baricco: “En dit was het enige voetbal dat we in een hele week zagen. Soms had iemand het geluk om een of andere wedstrijd mee te pikken op de Zwitserse televisie. En we gingen natuurlijk weleens naar het stadion, maar hoe vaak? Het was een sobere wereld, voor zover het emoties en ervaringen betrof. We groeiden langzaam op in die tijd.” (p. 58)

“Het is misschien een cliché, maar van kinderen kun je heel veel leren. Ik denk dat ik ben opgegroeid in voortdurende intimiteit met een heel exact scenario: de verveling. Ik had niet meer pech dan anderen, het was voor iedereen zo. De verveling was een natuurlijk onderdeel van de tijd die verstreek.”

“Neem nu eens een kind van tegenwoordig en zoek de verveling in zijn leven. Meet hoe snel het gevoel van verveling in hem losbarst, zodra je de wereld om hem heen vertraagt. Klein als hij is, is hij nu al net een fiets: als hij vertraagt, valt hij om. Hij heeft constante beweging nodig om de indruk te hebben dat hij ervaring opdoet. Het allerduidelijkst zal hij je dat laten merken zodra hij in staat is om zich te tonen in de meest spectaculaire manier van surfen die de nieuwe generaties hebben uitgevonden: multitasking … Het fenomeen waardoor je zoontje, terwijl hij op zijn gameboy zit te spelen, een omelet eet, met zijn oma belt, een tekenfilm op tv volgt, met één voet de hond aait en het deuntje van Vodafone fluit. Over een paar jaar ziet het er zo uit: hij maakt zijn huiswerk terwijl hij op zijn pc zit te chatten, naar zijn iPod luistert, sms’sjes verstuurt, met Google het adres van een pizzeria opzoekt en een rubberballetje hooghoudt.” (p. 112) Dat zijn de nieuwe generaties. Het is met die mensen dat we moeten nadenken wat de meerwaarde is van de lokale bibliotheek. Het is een zoektocht. Er is geen vaste grond. Maar in de opwaaiende stofwolken van ons rondstappen, tussen de vele veranderingen en technologische innovaties die maar niet van ophouden weten, doemen toch wel enkele contouren op.

Het belang van de bib als fysieke plek is er een van. En het is een belangrijke, want het publiek zegt ons zelf dat het belangrijk is. Door steeds maar opnieuw naar de bib te komen. En niet alleen ouderen, of volwassenen. Ook jonge mensen. Zoals studenten tijdens de blok, scholieren om elkaar te zien of gewoon rond te hangen, senioren om de krant te lezen, jonge ouders om de maandelijkse mand boekjes met de kleintjes bijeen te rapen. Wat zoekt men op zulke momenten? Wellicht een omgeving die anders is en een bepaalde sfeer uitstraalt. Soms zoekt men de sociale controle, zoals de studenten die alleen op hun kamer niet de discipline kunnen opbrengen om niet op Facebook te gaan, om niet te sms’en. Wellicht ook de behoefte om geïnspireerd te worden in een fysieke omgeving die daarvoor gemaakt is.

Dat is een ervaring die we tot nog toe niet digitaal kunnen realiseren. En het gaat dan niet om de geur van het boek en dergelijke ‘sentimentaliteiten’. Het gaat niet om het boek, of de cd, of de dvd; het gaat over de collectie. Over een verzameling van interessante zaken die bijeengebracht zijn door mensen die zich daar professioneel over ontfermen en die dat blijkbaar toch degelijk en betrouwbaar doen. Je vindt er niet alles maar wel ‘vanalles’. En in diezelfde omgeving kun je rondlopen, kijken naar mensen, botsen op mensen, mensen vragen of ze nog lang die krant gaan lezen of die pc nodig hebben. Een antropologe, Ruth Soenen, heeft daar haar doctoraat over geschreven, over het “kleine ontmoeten”.

En natuurlijk is de collectie van de bib maar een klein stukje van dat steeds maar groeiende digitale universum van teksten, muziek, beelden. Maar het is een kwaliteitsvolle proeverij waarvan de enige verdienste misschien zal zijn om te smaken naar meer. En die proeverij is een publieke ruimte die de gemeente betaalt en onderhoudt en vernieuwt, waarmee het gemeentebestuur elke dag opnieuw zegt: hier staan dingen van waarde. Dit zijn zaken waarvan we denken dat je een rijker leven leidt als je er kennis mee maakt. Het is goed voor uw kinderen. En daarvoor zijn geen inspanningen te groot, toch?

Ook daarover een korte uitweiding. Maryanne Wolf is een Amerikaanse onderzoeker gespecialiseerd in de ontwikkeling van kinderen: hun hersenen, hun gedrag, hun persoonlijkheid. Zij heeft een boek geschreven over het belang van lezen om van kinderen mensen te maken, letterlijk. Omwille van de taal, het zich kunnen uiten, maar ook voor meer fundamentele ontwikkelingen. Zo beschrijft ze de periode van de ontwikkeling van kinderen van 3 tot 5 jaar oud. Een fase waarin ze niet zelf kunnen lezen maar voorgelezen worden. En ze zegt daar over: “Deze periode van het kind legt de grondvesten voor een van de belangrijkste sociale, emotionele en intellectuele vaardigheden die een mens ook maar kan leren: de kunde om het standpunt van een andere persoon in te nemen.” (p. 86)

Er is nog een meerwaarde van de lokale bib die ik wil aanreiken. De contouren er van zijn nog wat onduidelijk maar op het eerste zicht is het een groot ding met veel hoeken en kanten, inkepingen en uitstulpingen.

Onlangs hoorde ik een bibliothecaris met 36 jaar dienst deze omslag van focus op de collectie naar focus op de gebruiker de belangrijkste verandering in zijn carrière noemen

De bibliothecaris waar ik hoger naar verwees als ik het had over het 180° draaien door de bibliotheken van hun focus is Paul Whitney, directeur van de bib in Vancouver, Canada. Tijdens zijn speech op IFLA 2010 sprak hij niet alleen over die omkering in de sector, maar hij legde ook uit wat daar de gevolgen van waren. Door zijn bibliotheek meer en meer te positioneren als een instelling die in de samenleving het verschil moet maken, is hij steeds meer in gesprek gekomen met zijn stadsbestuur. En samen hebben ze de bibliotheek steeds meer op de agenda gezet van het beleid van zijn stad. En wel die agenda die te maken heeft met de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen van Vancouver: uitsluiting en armoede. Ik som een aantal gevolgen op waar hij over vertelde:

  • In Vancouver hebben ze de hoofdbibliotheek zo heringericht dat er een veel diverser gebruik van de bib mogelijk is met tal van activiteiten. De collectie van de bib staat niet meer centraal.
  • Ze hebben een filiaal ingericht in de meest achtergestelde buurt van de stad met daklozen, armoede, misdaad. En ze hebben het filiaal een bijzondere behandeling gegeven. Het is een echt klein filiaal, volledig ingericht zoals een woonkamer. En het is 365 dagen per jaar open. Omdat het een veilige plek moet zijn voor mensen die thuis niet kunnen lezen, nadenken of rustig kunnen zitten.
  • Ze laten om de zoveel tijd een kunstenaar aan het werk in de bibliotheek om zijn of haar ding te doen. Bij voorkeur met verwijzingen naar de collectie van de bib, maar het hoeft niet.
  • De bib helpt bij het digitaliseren van lokaal erfgoed en bij het toegankelijk houden ervan.
  • De bibliotheek is een vaste speler bij het vormingsbeleid van de stad. De stad stimuleert de hele socio-culturele sector van Vancouver om samen te werken rond vorming. De bibliotheek is door iedereen aanvaard als de meest neutrale plek om die brede samenwerking te realiseren.
  • De bibliotheek voert een zeer actief beleid naar daklozen. Het idee hierachter is, eenmaal het plaatselijke OCMW zijn ding met succes gedaan heeft en de financiën en de huisvesting van de mensen in orde raken, wat dan? Wat nu aanvangen met het leven? Omdat de stad die rijkere invulling van het leven, voorbij het eten en slapen, van belang vindt, heeft ze de bibliotheek vijf extra jeugdbibliothecarissen gegeven die gaan werken in de kansarme wijken. En bij dit laatste voorbeeld voegde hij er nadrukkelijk aan toe: deze focus op armen en daklozen brengt veel spanningen met zich mee in de bibliotheek.

Ook in de Vlaamse kranten lees je dagelijks over migratie, de sociale mix in onze samenleving, de mengeling van culturen, maar ook over het naast elkaar leven van mensen, isolatie, fragmentatie. En daarbovenop is er het probleem van de nieuwe toename van armoede in onze samenleving. Tot voor een paar jaren dachten we dat we armoede systematisch aan het terugdringen waren. Zaten we in Vlaanderen rond het jaar 2000 niet aan 7 procent armen? Tien jaar later zitten we alvast aan 14 procent en meer. (armoedebestrijding.be

Of nog: in Vlaanderen en Nederland moeten we er vanuit gaan dat 20 procent van de bevolking te laag geletterd is om fatsoenlijk te participeren aan de samenleving. En dat gaat over het lezen van een boek, het lezen van een huurovereenkomst, tot het lezen van de zoveelste onbegrijpelijke factuur van een telefoonmaatschappij die niet wil dat je het allemaal begrijpt. En het wordt nog vervelender. Er zijn steeds meer overheidsdiensten die hun best doen zich te moderniseren en een beter contact te leggen met de burger. Diezelfde publieke voorzieningen verwijzen de burgers ook naar de goed geschreven informatie op hun website: “ga naar www.vlaanderen.be”, 30 procent van de Belgen heeft thuis geen internet.

Terwijl het gebruikersonderzoek van het VCOB van 2005 leert dat openbare bibliotheken meer dan gemiddeld hoger opgeleiden bedienen. Lager opgeleiden zijn ondervertegenwoordigd in het bibliotheekpubliek.

Openbare bibliotheken staan voor een complexe uitdaging, denk ik dan. Ze moeten ‘ideologisch’ een publieke instelling blijven voor iedereen, en toch extra inspanningen leveren om net die mensen te bereiken die ze nu niet bereiken of veel te weinig. Ze moeten nieuwe competenties ontwikkelen of aantrekken die te maken hebben met sociaal werk. Omdat net die mensen die het meeste voordeel zouden kunnen halen uit de bib, er de weg niet naar kennen.

En wie een beetje op de hoogte is van sociaal werk weet dat verandering brengen in die situatie een zaak is van werken met mensen, van persoonlijk contact. Ook de taak om mee te zorgen voor een inclusieve samenleving zal een zaak zijn van sociale netwerken op microniveau. In de bib, en buiten de bib. En het bijzondere aan de uitdaging is dat de bib, ook als ze focust op bijzondere groepen, toch een instelling voor het brede publiek moet blijven. Want het is pas als alle lagen van de bevolking gebruikmaken van de bib, dat zij een van de plaatsen is waar die bijzondere groepen in de samenleving aansluiting kunnen vinden bij de ‘mainstream’ in onze samenleving. Niet simpel. Wel belangrijk.

Waarom belangrijk? Omdat het gaat over een beter leven en wat we beschouwen als een menswaardig bestaan. Om die laatste uitspraak te ondersteunen roep ik de hulp in van Lynn Hunt die publiceerde over de uitvinding van de mensenrechten in de 18e eeuw. In haar boek schetst ze de maatschappelijke context waarbinnen het idee van de mensenrechten ontstaat. Een van de elementen van die context de brievenromans, een nieuw type literair werk dat zich presenteerde als een bundeling van brieven die een aantal mensen aan elkaar schreven. Zonder alleswetende verteller alsof ze in het archief van een bestaande persoon gevonden waren. Je zit middenin de acties en emoties.

Hunt beschrijft hoe mensen die boeken verslonden, en hoe lezers in hun eigen brieven schrijven over hun leeservaring. Hoe ze tranen met tuiten huilden bij de voorvallen en emoties van die fictieve personages. Die brievenromans, zegt Hunt, “leerden aan de lezers een nieuw type van psychologie, en door dit proces legden ze de basis voor een nieuwe sociale en politieke orde.” Hunt legt uit dat de succesvolste populaire brievenromans moeilijke levens beschreven zoals van dienstmeisjes die bij slechte bazen terecht kwamen. Door de lezer, rijkere mensen in de samenleving, zich te laten vereenzelvigen met die arme meisjes, door gevoelens van empathie te laten ontwikkelen voor mensen van een andere klasse, hebben die boeken bijgedragen aan de gedachte dat iedereen fundamenteel gelijk is, en dat iedereen het verlangen koestert om vrij te zijn.

  • Baricco Alessandro, De barbaren. – De Bezige Bij, 2010. -237 p.
  • Hunt Lynn, Inventing Human Rights: a History, - W. W. Norton, 2007. -272 p.
  • Wolf Maryanne, Proust and the Squid: The Story and Science of the Reading Brain, - Harper, 2007.- 320 p.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be