Over hogeschoolbibliotheken

Over hogeschoolbibliotheken

De term schoolbibliotheken slaat op de aanwezigheid van bibliotheken, mediatheken en (open) leercentra in het onderwijs. Het kan in de Vlaamse en Brusselse context gaan over kleuter-, basis-, secundair en hoger onderwijs. In dit hoofdstuk gaan we kort in op het wetgevend kader van die ondersteunende onderwijsdiensten, maar bespreken we vooral ook enkele praktische mogelijkheden en ontwikkelingen binnen die deelsector.

Hogeschoolbibliotheken

Die groep vormt momenteel de grootste brok binnen het aantal schoolbibliotheken in ons Vlaamse en Brusselse onderwijslandschap. Er is echter een groot verschil tussen hoe elke hogeschool (en daarbinnen ook hoe elke campus) haar bibliotheken benoemt, vormgeeft, inricht en dienstverleningen vooropstelt. Binnen de VVBAD worden die hogeschoolbibliotheken vertegenwoordigd binnen de sectie hogeschoolbibliotheken (HSB).

Een hogeschoolbibliotheek: het woord spreekt nog weinig tot de verbeelding. Beleidsmakers allerhande opteren dan ook – vaak terecht – voor een andere benaming van die campusdienst. De ‘kracht van het benoemen’ speelt daarbij een belangrijke rol. Door een dienst een naam te geven, zorg je ervoor dat die dienst ook op een specifieke manier beheerd en gebruikt zal worden. Je creëert verwachtingen en stuurt gebruikers reeds in een bepaalde richting. Laten we even een kort overzicht geven van de meest gebruikte benamingen voor die campusdiensten. De populairste benaming blijft ‘een bibliotheek’. Die traditionele benaming wordt vaak nog officieel gebruikt, maar ook wanneer dat niet zo is, blijft ze bij studenten en docenten in eerste instantie de roepnaam. Volgens Van Dale is een bibliotheek een ‘plaats waar een verzameling boeken opgesteld is, hetzij als vertrek in een gebouw of als zelfstandig gebouw’. Campussen die officieel kiezen voor die benaming, leggen dan ook de nadruk op het klassieke beeld van die campusdienst: fysieke collectie, klassieke werkplekken en informatievaardigheden.

Zoals misschien duidelijk werd, kiezen campussen steeds vaker voor een alternatieve benaming. Een eerste optie blijkt ‘mediatheek’. Volgens Van Dale is een mediatheek een ‘verzameling van technische, meestal audiovisuele apparatuur als hulpmiddel bij het onderwijs’. Er is een
duidelijke gelijkenis met bibliotheken: beide bewaren een verzameling van materialen en stellen die ter beschikking aan de gebruikers. Waar bij
een bibliotheek echter de nadruk ligt op papieren materialen, ligt hier de nadruk op technologie en het audiovisuele.

Een tweede alternatieve benaming is ‘(open) leercentrum’. Verscheidene scholen die daar gebruik van maken, omschrijven het als ‘een plaats met specifieke leermiddelen, waar leerlingen en studenten zelfstandig, op hun eigen tempo en op hun eigen niveau – en onder begeleiding – kunnen werken en oefenen’. Bij leercentra staat het leren en creëren van gebruikers dus centraal. Door middel van een grote diversiteit in werkplekken, technologie, fysieke en digitale collecties komen leercentra tegemoet aan de diverse behoeften van de verschillende gebruikers. De opkomst van leercentra is (inter)nationaal goed waar te nemen, omdat de gebruikers meer dan ooit tevoren centraal staan.

Ten slotte zijn er een aantal leercentra die een unieke benaming gebruiken, om de eigenheid en uniciteit van hun dienst te benadrukken. Denk bijvoorbeeld aan de Hive van Thomas More campus Geel, de Serre van Thomas More campus Vorselaar of de Agora van de KU Leuven.

Wetgevend kader

Hogeschoolbibliotheken kenden de laatste decennia enkele grote omwentelingen, aangestuurd door decreten van de Vlaamse overheid. De aanzet tot een grondige reorganisatie werd gegeven met het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. Van de toenmalige 165 ‘hogere instituten’ bleven na een eerste fusiegolf nog 22 hogescholen over. Hun opdrachten zijn, naast onderwijs, ook wetenschappelijk onderzoek, maatschappelijke dienstverlening en beoefening van de kunsten. De meeste hogeschoolcampussen kenden een eigen bibliotheek, die het onderwijs en haar maatschappelijke opdrachten ondersteunde.

Een volgende omwenteling werd ingeleid door de Bolognaverklaring van 1999, waarbij de Europese ministers van Onderwijs een nieuwe structuur met meer transparantie beoogden in te voeren. Het doel was om wederzijdse erkenning van diploma’s en uitwisseling van studenten te vereenvoudigen. Die verklaring werd in het Vlaamse hoger onderwijs vertaald in het ‘Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen’ van 4 april 2003, het zogenaamde ‘structuurdecreet’. Dat decreet voerde vanaf academiejaar 2004-2005 een nieuwe tweeledige structuur in, bestaande uit bacheloropleidingen van minimaal 180 studiepunten (studieduur van drie voltijdse academiejaren) en masteropleidingen van minimaal 60 studiepunten (studieduur van één voltijds academiejaar). Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen professionele en academische bachelor- opleidingen. Professionele bacheloropleidingen werden door hogescholen ingericht. Academische bacheloropleidingen en masteropleidingen werden zowel door hogescholen als universiteiten ingericht.

Een volgende grote stap werd gezet met het ‘integratiedecreet’, of het ‘Decreet betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteit’ van 13 juli 2012. Dat decreet zorgt vanaf bij het begin van academiejaar 2013-2014 voor een nieuwe grote omwenteling in het hoger onderwijslandschap van Vlaanderen waarbij alle academische opleidingen van de hogescholen volledig naar de universiteiten worden overgeheveld. Het betekent een transfer van vele tienduizenden studenten, met grote impact voor de documentaire ondersteuning in de onder- wijsinstellingen. Het leidt ook opnieuw tot een nieuwe consolidatiegolf onder de hogescholen. Van de 22 hogescholen blijven er vandaag de dag 16 over. Die maatregel had een grote impact op de aanwezigheid van de hogeschoolbibliotheek en de inhoud van haar collecties. Sommige bibliotheken werden opgedoekt. Daarnaast werden sommige (deel)collecties overgedragen aan academische of wetenschappelijke bibliotheken.

Voor de personeelskaders binnen de hogescholen voorziet het decreet van 1994 de mogelijkheid om een mandaat in te voeren van onbepaalde duur
voor de functie van bibliothecaris, binnen het statuut van onderwijzend personeel of van administratief en technisch personeel. De verdere invulling van de personeelskaders in de hogeschoolbibliotheken wordt niet decretaal bepaald, maar behoort tot de verantwoordelijkheid van het hogeschoolbestuur. In de praktijk merken we echter dat er amper collega’s met dat officiële mandaat van bibliothecaris aan de slag zijn.

De Bolognaverklaring en de daarmee gepaard gaande invoering van een bachelor-masterstructuur (structuurdecreet van 4 april 2003), leidde tot op vandaag tot samenwerking tussen hogescholen en universiteiten.  Dat kreeg concreet gestalte in vijf associaties: de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg, de Associatie KU Leuven, de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen, de Associatie Universiteit Gent en de Universitaire Associatie Brussel.

Een laatste noemenswaardige ontwikkeling is de inkanteling van de HBO5-opleidingen in het academiejaar 2019-2020. Tot 2019 werden die opleidingen aangeboden door de CVO’s (Centra voor Volwassenenonderwijs), vaak in samenwerking met hogescholen. In het academiejaar 2019-2020 werden de opleidingen omgedoopt tot graduaatsopleidingen. Die naamsverandering ging gepaard met een inkanteling in (overgang naar) de hogescholen. Op die manier zouden de opleidingen nog beter dan voorheen aansluiten bij de andere niveaus binnen het hoger onderwijs. De impact op de bibliotheken is voorlopig nog niet geheel duidelijk, want op het moment van publicatie van dit boek zijn de hogescholen en hun bibliotheken nog volop bezig met die materie. Soms komen collecties en personeel van de CVO’s mee naar de hogeschool. In andere gevallen hadden de opleidingen geen eigen bibliotheek, maar zouden ze wel gebruik kunnen maken van de campusbibliotheek waar de opleidingen actief zullen zijn. Intens overleg tussen de verschillende opleidingen, onderwijzend personeel, studenten en administratief personeel is de sleutel tot campusbibliotheken en leercentra die tegemoetkomen aan de noden van zowel professionele als graduaatsopleidingen.

Het nut van het campusleercentrum

De meeste campussen hebben traditiegetrouw een eigen bibliotheek, mediatheek of leercentrum. De doelen van die dienst zijn divers en steeds afhankelijk van de context waarin ze zich bevinden: de campus, plaats op de campus, aanwezige opleidingen, verschillende behoeft en van die opleidingen, maar ook van de andere ondersteuners. Ook in het buitenland blijken campussen vaak eigen leercentra te hebben. De dienstverlening die zij aanbieden verschilt vaak amper van de onze.

In de eerste plaats is elk leercentrum een ondersteunende dienst. Het ondersteunt het onderwijs en komt tegemoet aan de diverse noden van de verscheidene gebruikers op de campus. Omdat elke campus en opleiding anders ingevuld zijn, zal ook elk leercentrum anders werken en andere accenten leggen. Toch blijkt er een rode draad te zijn tussen alle Vlaamse hogeschoolbibliotheken. Zo zijn de leercentra bijvoorbeeld allemaal faciliterende diensten. Ze faciliteren de kenniscreatie van studenten, docenten, onderzoekers en andere medewerkers door een veelheid aan diensten.

Verder bieden de bibliotheken allemaal werk- en studeerruimtes aan. Die ruimtes variëren van stille werkplekken tot inspirerende brainstorm- en ontspanningsruimtes. De inrichting van die ruimtes is eveneens divers, gaande van klassiek tot modern en trendy. Al die ruimtes komen op de een of andere manier tegemoet aan een behoefte van de gebruiker: studeren, leren, creëren, oefenen, samenwerken, enz. Ze weerspiegelen met andere woorden de diversiteit en eigenheid van hun publiek. Vaak kampen campussen met plaatsgebrek, waardoor de leercentra de diensten bij uitstek blijven voor het aanbieden van die faciliteiten. Daardoor hoeven ze niet te concurreren met leslokalen, refters en agora’s.

Daarnaast valt de functie van de bibliotheek als ontmoetings- en ontspanningsruimte niet meer weg te denken. Door de belangrijke plaats op een campus, de informele sfeer en de verscheidenheid aan werk- en ontmoetingsplekken in de leercentra worden ontmoetingen, ontspanning en grensverleggende activiteiten gestimuleerd. Voorbeelden zijn de steeds populair wordende ‘coffee corners’ en lounges.

Daarnaast bieden de bibliotheken een collectie op maat aan. Afhankelijk van de opleidingen ligt de nadruk op fysieke en/of digitale materialen. De fysieke collectie wordt vaak het eerst geassocieerd met campusbibliotheken. Die collectie gaat van een uitgebreid boekenaanbod met handleidingen, tijdschriften en cd’s tot het aanbieden van referentiewerken of verplichte lesliteratuur. Het aanbieden van een dergelijke fysieke collectie is sterk afhankelijk van de opleidingen op de campus. Zo zullen lerarenopleidingen kleuter-, lager-, en secundair onderwijs traditiegetrouw een uitgebreide fysieke collectie nodig hebben, terwijl een opleiding autotechnologie amper tot geen fysieke materialen vraagt. Elektronische collecties worden steeds belangrijker voor elke opleiding. Ze werken soms aanvullend op de papieren materialen, maar steeds vaker ook vervangend. Daarnaast zijn ze ‘makkelijker en overal’ raadpleegbaar, in tegenstelling tot de fysieke materialen. Door de investeringen in digitale collecties kunnen delen van de fysieke materialen verdwijnen, waardoor extra ruimte wordt gecreëerd.

Verder blijken bibliotheken experten in het registreren en faciliteren van ontleningen. Het aantal uitleningen van papieren materialen binnen hogeschoolbibliotheken is volgens Ok!pi2 in veel gevallen echter in vrije val. Toch zijn er uitzonderingen: vooral bibliotheken met een mooie collectie voor onder andere lerarenopleidingen blijven goed scoren. Ook de uitleningen van andere didactische materialen zitten in de lift: laptops, tablets, camera’s, spelmaterialen, enz.

Ten slotte biedt elk leercentrum extra diensten aan, waarvan opleidingen gretig gebruik maken. Voorbeelden zijn ondersteuning in onderzoek, lessen informatievaardigheden, de uitwerking van tentoonstellingen en de begeleiding van externen die op zoek zijn naar studiemateriaal voor professionalisering. Die diensten zijn echter steeds afhankelijk van de specifieke context binnen elke instelling.

De toekomst?

De toekomst is onduidelijk. Hogeschoolbibliotheken dienen eerst en vooral in te spelen op een veranderende onderwijscontext: blended learning, afstandsonderwijs, co-teaching, inclusief en levenslang leren, enz. Daarnaast verschillen de missies, visies en strategieën tussen de hogescholen, waardoor er geen eenduidig beeld is over de toekomst. Toch is het voor de sectie hogeschoolbibliotheken duidelijk dat ze zelf initiatief moeten nemen en moeten inspelen op een veelheid aan vragen, initiatieven en ontwikkelingen. Hieronder geven we enkele positieve en uitdagende ideeën mee over de toekomst. Het zijn evoluties die ook buiten Vlaanderen waar te nemen zijn.

Er is eerst en vooral al jaren een duidelijke digitaliseringstrend. Denk aan de verschillende online leerplatformen als aanvulling op methodes voor de lerarenopleiding, de groeiende content in de grote databanken met wetenschappelijke publicaties en de online abonnementen van tijdschrift en die de papieren uitgaven vervangen. De trein van die elektronische uitgaven mist geen enkele school. Door die digitalisering groeit bij sommige opleidingen echter het idee dat de klassieke bibliotheek overbodig wordt. Ze vinden veel content online en hebben amper papieren publicaties nodig. Daardoor zullen sommige opleidingen op termijn volledig afstappen van papieren documenten. De collecties voor opleidingen in technologie, management en gezondheidszorg zullen waarschijnlijk bijna volledig afgebouwd worden. Dat zal voor kleine vakbibliotheken natuurlijk verstrekkende gevolgen hebben. Toch liggen er voor hen kansen open op het vlak van het uitlenen van extra curriculaire materialen, het delen van de expertise uit de leercentra over het vinden en gebruiken van kwalitatieve bronnen en het bieden van mogelijkheden tot werken en ontmoeten. Voor die disciplines zullen leercentra op termijn omgevormd moeten worden tot multifunctionele leer- en creatiezones.

Er zijn echter ook sectoren waar de papieren collectie voorlopig nog essentieel zal blijven, zowel nationaal als internationaal. Denk aan de welzijns- en lerarenopleidingen. De campusleercentra met die opleidingen zullen blijven streven naar een evenwicht tussen fysieke en digitale collecties. Ook zij zullen echter allemaal moeten evolueren naar leer- en creatiezones voor hun gebruikers. De klassieke bibliotheek verdwijnt daar dus ook.

De leercentra zijn al goed bezig met het ontginnen van ‘nieuwe’ terreinen. Denk daarbij aan makerspaces, fablabs en allerlei nieuwe technologieën als virtual en augmented reality. Die nieuwe terreinen zullen hun weg naar alle leercentra vinden, doordat ze ook grootschaliger gebruikt zullen worden in de verschillende opleidingen. Leercentra zullen dus niet enkel meer collectie, werk- en ontmoetingsplaatsen zijn, maar ook plekken waar harde content gemaakt wordt voor de onderwijspraktijk.

We zien ook een duidelijke trend in besparingen en inkrimpingen van budget, personeel en ruimte. De leercentra zullen kostenefficiënter moeten werken. Een voorbeeld daarvan is de opkomst van selfservicelibraries in het buitenland: leercentra waar gewerkt kan worden buiten de bemande openingsuren, in combinatie met toegangscontrole en zelfuitlening.

Er zijn steeds meer mooie voorbeelden van instellingen die sterk investeren in hun campusleercentra. Denk aan de vele inspirerende leercentra in het binnen- en buitenland die gebruikt worden als paradepaardjes van de campussen, gaande van leercentra aan de universiteit van Helsinki tot de nieuwe bibliotheken aan de Karel de Grote Hogeschool Antwerpen. Misschien zal die trend zich voortzetten en krijgen we in de toekomst te maken met nog meer van die inspirerende investeringen.

Waarom lid van de VVBAD worden?

  • Deel zijn van het netwerk van experten en collega's
  • Mee de belangen van de informatiesector behartigen
  • Korting krijgen op de activiteiten van de VVBAD
  • Toegang krijgen tot vakinformatie
  • Participeren in de verenigingsbesturen
Word lid
© Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie vzw
Statiestraat 179 | B-2600 Berchem (Antwerpen)
Tel: (+32) 03 281 44 57 | email: vvbad@vvbad.be